95 -»r Ons standpunt voor wat betreft het Frysk Orkest en Cambuur mag als bekend worden geacht. De heer Ten Hoeve heeft de suggestie gedaan om te komen tot één fonds voor de monumentenzorg. Ik ondersteun die suggestie van harte. Naar aanleiding van de herwaarderingsvoorstellen die staan opgenomen in de B-lijst van de nota Herwaardering 1983-1987, heeft de heer Schagen een motie ingediend over het sociaal-cultureel werk. Ik kan mij volledig bij zijn betoog aansluiten en ik zal zijn motie ondersteunen. De heer Buurman: Ik heb met de herwaardering niet veel moeite, mijnheer de voorzitter, en ik ga er dan ook in grote lijnen mee akkoord. Wel wil ik nog een paar opmerkingen maken. In de inleiding ■van de nota Herwaardering 1983-1987 wordt gesproken over een aantal financiële tegenvallers en dat de omvang daarvan op dit moment nog niet valt in te schatten. Ik zou graag wat nader op de hoogte worden gesteld van deze financiële tegenvallers. Welke tegenvallers bedoelt het college precies? De IJshal bijvoorbeeld? Welke bedragen zijn er met de tegenvallers gemoeid, want daar kan toch wel een globale benadering van worden gegeven? Hangt er een financieel zwaard van Damocles boven ons hoofd en zo ja, hoe zwaar is dat zwaard en hoe hard is de klap als het valt? Ik heb ook een vraag over de eindrapportage, waarvan het een en ander is opgenomen in de bijlage van de raadsbrief, waarin staat aangegeven op welke wijze de dekking van de financiële taakstelling gevonden kan worden. Als men de uiteindelijke bedragen ziet dan wil ik toch even aandacht vragen voor het feit dat, als er voor 1983 een batig saldo van 653.000,wordt aangegeven dat in 1987 139.000,zal zijn - een afname van 514.000,de bewegingsvrijheid als zodanig bijzonder klein is geworden. Bovendien moeten wij nog rekening houden met begrotingswijzigingen en het is dan ook de vraag in hoeverre of datgene wat ik heb opgemerkt over de tegenvallers doorwerkt in de komende jaren Dan wil ik nog even ingaan op datgene wat staat op bladzijde 9 van de nota Herwaardering 1983- 1987 over de winstuitkering van 250.000,binnen de sector Nutsbedrijven. Door diverse andere sprekers is dit punt ook aangehaald. Over deze winstuitkering bestaat nog steeds onzekerheid, want op bladzijde 9 van genoemde nota staat dat er vooralsnog uitgegaan kan worden van een winstuitkering door het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf van 250.000, Dat is een heel voorzichtige schatting. Ik vermoed dat er wat dat betreft nog veel angst in het hart schuilt. Ik wil graag concreet weten in hoe verre dat bedrag reëel is, want er wordt al gesproken over 250.000,-- plus p.m. en in de motie van PAL wordt voorgesteld om bij dat bedrag nog eens ongeveer 1 miljoen op te tellen. Dan kom ik nu bij de verlaging van de jaarlijkse dotaties aan de verschillende fondsen en de over boeking naar de risicoreserve. Ik betreur het dat dergelijke potjes worden aangetast. In de nota Her waardering 1983-1987 heb ik niet gelezen dat deze reserves zullen worden aangetast, maar overge boekt, dit in tegenstelling tot hetgeen de heer Bijkersma beweerd heeft. Ik wil hiermee overigens de fi nanciële kwaliteiten van de heer Bijkersma niet aantasten. Volgens mij gaat het hier zuiver om een overboeking van de gelden naar de risicoreserve en niet om het beschikken over die reserves. Er worden gelden overgeheveld uit bepaalde potjes naar de reserve en dat is natuurlijk iets anders dan het beschik ken over een reserve. In de Commissie voor de Financiën heb ik destijds eens de gedachte geopperd om een rente-egalisatiefonds te creëren. Mijns inziens zou het van wijs beleid en goed koopmansgebruik door de gemeente getuigen wanneer zo'n fonds zou worden ingesteld. Als wij een rente-egalisatiefonds willen instellen, dan moeten wij dat nu doen. De rente is nu aanzienlijk gedaald en dat is mooi meege nomen. De handelwijze van b. en w. wat betreft dit punt vind ik wat kortzichtig en ik zou graag aan getoond zien waarom een middeling van rente niet doelmatig wordt geacht. De Voorzitter: Ik wil een voorstel van orde doen. Kunnen wij volstaan metéén instantie, zodat het college nu kan antwoorden? Als ik zie hoe laat het is, dan is het duidelijk dat wij vandaag klem komen te zitten. Wij moeten het er over eens worden dat het college nu antwoordt en dat daarna de ingediende moties in stemming worden gebracht, want wij moeten over een halfuur, drie kwartier, de vergadering beëindigen. Bovendien moeten wij nog eten, terwijl wij vanavond om half acht weer verder gaan met onze werkzaamheden. De behandeling van de geclaimde punten zal de gehele avondvergadering in be slag nemen. De heer Bijkersma: Mijnheer de voorzitter, zou u de ingediende moties direct bij het begin van de avondvergadering in stemming willen brengen? Wij kunnen in de schorsing dan over de moties binnen de fractie praten en hoeft er in de avondvergadering niet verder over te worden gediscussieerd. De Voorzitter: Ik stel voor dat het college nu antwoordt en dat wij daarna de vergadering schorsen. De fracties kunnen dan, als zij dat willen, overleg plegen over de ingediende moties. De moties zullen 96 vanavond onmiddellijk na de opening van de vergadering in stemming worden gebracht zonder dat daar over wordt gediscussieerd. De raad kan direct horen wat het college te zeggen heeft en kan daaruit zijn conclusies trekken. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Door de heer Ten Hoeve zal nog een motie wor den ingediend over de kwestie van de monumenten.) De heer Ten Hoeve heeft de strekking van die mo tie al verteld. Vanavond zal ik de motie voorlezen. Wethouder Geerts zal straks in zijn antwoord hier op ingaan Kan de raad met mijn voorstel instemmen? De Raad stemt hiermee in. De heer Heere (weth.): De keus van de voorzitter om mij als eerste spreker aan te kondigen getuigt van veel wijsheid, omdat de meeste sprekers over onderwerpen hebben gesproken die mijn portefeuille aangaan. Op zich is dat verheugend, ware het niet dat het gesprokene helaas over bezuinigingen gaat. Het lijkt mij verstandig dat ik de verschillende sprekers op de voet volg en ik begin dan bij de heer Schagen. Hij heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de Stichting Echo en heeft onder meer gezegd dat de tekst zoals die in de nota Herwaardering 1983-1987 is opgenomen, gezien in het licht van de huidige gegevens, lichtelijk verouderd is. Dat is juist. Zeer recent is er een brief binnengekomen van de Stichting Echo, waaruit blijkt dat men naar de mening van deze stichting ook binnen de financiële randvoorwaarden kan blijven. Op zich is dat feit verheugend, maar de raad begrijpt dat een en ander nog onderzocht zal moeten worden. Verder zegt de heer Schagen dat hij de keuze voor de lokatie open laat en dat hij er vanuit gaat dat de stichting niet op het industrieterrein komt maar in of nabij de bin nenstad. Die laatste conclusie is juist. Ik wil overigens bij die lokatiekeuze nog wel de opmerking ma ken dat het mij niet geheel onmogelijk lijkt dat een lokatiekeuze voor de Schoolstraat of een andere plaats financiële consequenties zal hebben. Het is best mogelijk dat vestiging van de Stichting Echo op de een of andere plaats andere financiële effecten heeft. Op dat voorbehoud wil ik de raad toch nog graag even wijzen. De heer Schagen heeft het ook nog gehad over het feit dat de stad een broedplaats van nieuwe ideeën zou moeten zijn voor wat betreft de kunst. Ook mevrouw Brandenburg heeft het daar tijdens de algemene beschouwingen over gehad. In dat kader zou ik willen zeggen: laten wij voorlopig de kip maar niet verder storen en eens kijken wat voor ei eruit komt. (De heer De Vries (weth.): Het ei komt er niet uit, er komt een kuikentje uit het ei!) Ik was nog in een eerder stadium, mijnheer De Vries, de kip heeft nog niet gekakeld, hoewel de "echo" al hoorbaar is. (Gelach) Over het voorgestelde bezuinigingsproject van 100.000,binnen de sector Samenlevingsopbouw en Jeugdwerk - een en ander staat op de B-lijst van de nota Herwaardering 1983-1987 - heeft de heer Schagen een motie ingediend. Met deze motie belandt hij volgens mij net aan de andere kant van de lijn dan waar het college terecht is gekomen. Wij hebben gezegd dat een bezuiniging van 100.000,—, op een budget van ongeveer 8 miljoen, in de sfeer van de verdelende rechtvaardigheid, dus een evenredige verdeling, nog best mogelijk is. De heer Schagen zegt dat dienaangaande het mo ment is gekomen om te kiezen, ware het niet dat er op dit moment nog niet gekozen hoeft te worden omdat het project op de B-lijst staat. Over deze materie kunnen wij van mening blijven verschillen. Volgens mij is de stelling, zoals het college die in de nota Herwaardering 1983-1987 naar voren brengt, best te verdedigen. Ik wil de heer Schagen wijzen op een post Onvoorzien van meer dan 100.000, waardoor men die ruimte best zou kunnen vinden. Overigens wil ik de heer Schagen ook wijzen op het collegeprogramma - hij heeft dat namelijk ook gedaan in die zin dat er een politieke keuze gemaakt moet worden, daarmee ben ik het eens -, waarin staat dat bezuinigingen niet tot verlies van arbeids plaatsen mogen leiden. Het uitsmeren van een bedrag van 100.000,zal een aanzienlijk minder di rect aanwijsbaar verlies aan arbeidsplaatsen opleveren dan bijvoorbeeld het kiezen voor een instituut als het Kreativiteitscentrum, want dat betekent rechtstreeks het verlies van twee arbeidsplaatsen. Namens het college wil ik tegen de heer Schagen zeggen dat de afweging van prioriteiten bij de komende bezuinigingen waarbij het sociaal-cultureel werk betrokken zou raken - het zal dan helaas om bedragen gaan die mogelijk hoger zijn dan de 100.000,-- waar het nu om gaat - verstandig is. Wat ik wel een beetje betreur is het feit dat de motie geen mogelijkheid biedt wat men in dat geval zou moeten kiezen. In de motie staat wel: waarbij de Uitgangspunten en de daarin vervatte prioriteiten lei draad dienen te zijn.", maar die nota is een vrij algemeen verhaal waarin lagere prioriteiten staan en nietecnt duidelijke posterioriteiten. Wat dat betreft zal men dus weer moeten dubben en plussen en minnen. Ik had dan nog liever gezien dat de heer Schagen gezegd had dat het college bij zijn oorspron kelijke standpunt moest blijven, namelijk de heroverweging van de uitgaven voor het Kreativiteitscen trum en/of het Gemeentelijk Muziekinstituut. In dat geval hadden wij van de raad duidelijkheid kunnen krijgen. Het college wil echter de afweging van prioriteiten, zoals de heer Schagen die aangeeft, een volgende keer best toepassen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 49