sen daarover ideeën leven en aan zaken wordt gewerkt. Het uitbrengen van de nota eind dit jaar mag niet inhouden dat niet nu al contacten worden gelegd met de Kamer van Koophandel, het Economisch Technologisch Instituut Friesland, het Arbeidsbureau, ontwikkelingsmaatschappijen en vakbonden. Sti muleer kennisuitwisseling tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven. Een stukje nieuw beleid is het instellen van een gemeentelijk werkgelegenheidsfonds. Wees praktisch, maak van de gemeente het co ördinatiepunt. Handel alles af aan één loket, regel de rest intern, werk gelijktijdig aan meerdere ver gunningen die mensen nodig hebben. Wij hebben bij de afdelingsvergaderingen het punt arbeidstijdverkorting niet geclaimd omdat de wethouder daarover reeds toezeggingen heeft gedaan. Wij wachten verdere uitwerking van dit beleids voornemen af. De Gemeentelijke Sociale Dienst komt door de nog steeds stijgende werkloosheid onder druk te staan. Dit zal ongetwijfeld personele consequenties hebben, wil de zaak niet vastlopen. De verwach ting dat het rijk de 10%-bijdrage aan de uitkeringen door de gemeenten zal overnemen, blijkt niet be waarheid te worden. Misschien kan het college daarover iets meedelen, voorzover bekend. Dan nu enkele opmerkingen over het onderwijs. Zeer recent is de ontwerp Raamnota onderwijsbe leid gezonden naar degenen werkzaam in het onderwijs. Wij verwachten dat de reacties de nodige aan dacht zullen krijgen. Wij verwachten eveneens dat het instituut van de voorlopige medezeggenschapsra den zal leiden tot verdere interne democratisering in het onderwijs. Alle betrokkenen dienen in overleg een constructief gebruik te maken van de wettelijke bevoegdheden, die vrij ver gaan. Al eerder hebben wij als fractie ons protest laten horen tegen de wijze waarop de bezuinigingen in het onderwijs worden doorgevoerd. Zij leiden tot een verlies, landelijk, van 25.000 tot 30.000 arbeidsplaatsen en tasten in ernstige mate de kwaliteit van het onderwijs aan. Binnen de opzet en inrichting van ons onderwijsbestel zijn nog steeds groepen leerlingen, waaronder vooral arbeiderskinderen en in het bijzonder de meisjes, die geen gelijkwaardige ontwikkelingsmogelijkheden hebben. Maatregelen die de kwaliteit van het on derwijs nog verder aantasten vindt de Partij van de Arbeid zowel onderwijskundig als sociaal niet ver antwoord. Wij noemen hier vooral de bezuinigingen in het buitengewoon onderwijs, maar ook bijvoor beeld de klassenvergroting in het basisonderwijs. Deze maatregelen zullen zeker een zware domper zet ten op de inzet en de motivatie van de betrokken onderwijsgevenden. De integratie Schooladviesdienst/Gemeenschappelijk Centrum voor Onderwijsbegeleidingsdiensten (GCO) verloopt nog steeds stroef; het is een moeizaam proces. Wij hopen dat de gereserveerde opstel ling van de mensen in het onderwijs zal verdwijnen door een loyale opstelling van het GCO en dat een goede schoolbegeleiding overeind zal blijven. Met betrekking tot de universitaire vestiging het volgende. Na alle gesprekken die er geweest zijn met de minister en de publicaties van de laatste tijd, vinden wij het van belang nogmaals te onderstre pen dat wij de uitbouw van de huidige vestiging tot een volwaardige faculteit in Leeuwarden van het allergrootste belang vinden voor deze provincie en onze stad. Niet omdat het college aansporing nodig heeft druk op de regering uit te oefenen, maar ter ondersteuning menen wij dat wij de volgende motie moeten indienen die is ondertekend door alle fracties. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 11 april 1983, kennis genomen hebbende van het onlangs gevoerde overleg van de minister met de Rijksuniversiteit Groningen, de provincie Friesland en ver tegenwoordigers van de gemeente Leeuwarden, brengt onder de aandacht van de regering dat hij van mening is dat, los van uitkomsten van het werk van de Taakverdelingscommissie, vast dient te wor den gehouden aan eerder gedane toezeggingen met betrekking tot de vesti ging van een algemene faculteit in Leeuwarden." Ik wil nog enkele opmerkingen maken over de politie. Er wordt gewerkt aan beleidsplannen, dat vinden wij een goede zaak. Het tempo ligt ons inziens niet erg hoog, hetgeen mede te wijten zal zijn aan tijdelijke onderbezetting door ziekte bij de leiding. Er groeit in de Leeuwarder samenleving echter ergernis over de politie. De politie gelooft zelf niet in de preventieve werking van het zichtbaar aan wezig zijn. Met zichtbaar bedoel ik: buiten de auto. Wij hebben daarover in de Commissie voor de Openbare Orde meermalen gesproken, maar het bestaande patroon is kennelijk moeilijk te doorbreken. Lange termijn visies, neergelegd in beleidsplannen, juichen wij toe. Dat mag echter geen excuses vor men voor het uitblijven van veranderingen op korte termijn. Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik redelijk aan de verleiding van het detail ben ontsnapt, maar u mag daar natuurlijk anders over denken. Tot slot wil ik mijn dank uitspreken voor al het werk dat in de afgelopen periode werd verzet door alle ambtenaren. Hun intense betrokkenheid is van groot belang voor het reilen en zeilen van deze gemeente. 7 Rest mij nog te vermelden dat deze algemene beschouwing tot stand is gekomen met hulp van de an dere leden van mijn fractie. Een allerlaatste opmerking wil ik nog maken over het volgende. Er is een opmerkelijke ontwikke ling aan de gang rond de benoeming van onze nieuwe burgemeester. Ik wil opmerken dat wij het ten zeerste betreuren dat, nu de raad in grote meerderheid heeft uitgesproken dat er in Leeuwarden een PvdA-burgemeester moet worden benoemd, de landelijke politiek meent onze besluitvorming te moeten doorkruisen en bezig is een beetje roet in het eten te gooien. Van dat laatste hoop ik dat dat niet lukt. De heer Pruiksma: Mijnheer de voorzitter, de algemene beschouwingen over de begroting 1983 en het beleidsplan 1983-1987 die vandaag weer worden gehouden, komen tot stand in een periode waarin alle oude waarden en zekerheden lijken te verschrompelen tot een niveau dat wij tot voor kort niet voor mogelijk hadden gehouden. Op achtergronden en mogelijke alternatieven kom ik straks terug. Nu al kan worden geconstateerd dat de toon van licht pessimisme die uit vorige algemene beschouwingen ook inderdaad algemeen naar voren kwam, in de politieke en bestuurlijke praktijk van 1983 niet langer van incidenteel karakter is, maar helaas een structureel trekje heeft gekregen. Bij een nadere analyse van het kamerbreed gemeten onbehagen zal blijken dat de verklaring voor het verschijnsel en de mogelijke oplossingen sterk verschillen, al naar gelang de spreker van christen-democratische, socialistische dan wel liberale huize is. In dat licht ook wenst mijn fractie haar bijdrage aan het debat van vandaag ge stalte te geven als politieke fractie die voorstander is van politieke oplossingen, zolang althans die op lossingen worden gezocht en kunnen worden gevonden binnen de wettelijke kaders van de eenheidsstaat die onze democratische samenleving sinds jaar en dag kenmerkt; het laatste wat wij zouden willen is aan dat uitgangspunt morrelen, zelfs als de vergoelijkende motivering een democratisch onderzoek heet te zijn. Ik kom daar straks op terug. Een overheid die haar bestaansrecht wenst te handhaven zal moeten voldoen aan nauwe, kritische en democratisch controleerbare normen, die voldoende maatschappelijke bedding moeten hebben wil voorkomen kunnen worden dat leer en leven dusdanig ver uitelkaar gaan lopen dat de burger van zijn bestuur vervreemd gaat raken. De indruk bestaat dat de praktijk van alledag helaas van dat laatste vol doende voorbeelden voorhanden heeft. Aan de politiek en het bestuur is het dan de taak aan te geven op welke wijze die vervreemding kan worden tegengegaan. De overheid zal er dan niet aan ontkomen zichzelf regels te stellen en op het consistent naleven van die regels nauwlettend toe te zien. De eerste vraag is dan: welke regels en op welke uitgangspunten dienen die regels te zijn gefundeerd. Met andere woorden: hoe wens ik de samenleving fundamenteel in te richten en vervolgens: welke belangen dient de overheid te beschermen. Mijn fractie hanteert daarbij de uitgangspunten die in de politieke traditie en de staatkundige geschiedenis van de christen-democratie zijn gevormd en omkaderd en die het een voudigst zijn te omschrijven met de begrippen - gerechtigheid; - solidariteit; - gespreide verantwoordelijkheid; - rentmeesterschap. Deze begrippen geven de richting aan waarin mijn fractie haar politieke lijn zal uitstippelen op de be leidsterreinen die tot de huishouding van onze gemeente behoren. Het belang van deze uitgangspunten wordt eens temeer duidelijk wanneer de ontwikkeling in het denken over overheidstaak en de verdeling van die taak over de verschillende bestuurslagen in ogen schouw wordt genomen. Immers, wat vroeger uitsluitend in de sfeer van bijvoorbeeld diaconale arbeid werd afgedaan behoort vandaag de dag tot de algemeen aanvaarde onderdelen van de overheidszorg; te denken valt aan bejaardenzorg, welzijnswerk en dergelijke. Daarnaast heeft de wens om tot decentrali satie van de overheidstaak te komen ervoor gezorgd dat geleidelijk de problematiek op het niveau van de gemeente stelselmatig is uitgebreid. Dat daarbij even stelselmatig wordt verzuimd voor de gemeente het financiële kader te scheppen om aan de uitbreiding van haar taak te voldoen mag in deze raadzaal bekend heten. In zoverre is het totale overheidsapparaat niet of nauwelijks doortrokken van de landelijk beleden solidariteit. De verklaring daarvoor is deels simpel, namelijk in die zin dat ook daar de gevol gen van economische crisis het beleid in hoge mate is gaan bepalen. Algemeen, in Den Haag en in Leeuwarden heerst daarom de overtuiging dat de toekomst van onze samenleving niet somber genoeg kan worden ingekleurd en de lethargie die daarmee gepaard gaat zou licht de suggestie wekken dat doem denken troef is. Aan beeldvorming van dat soort zal mijn fractie in geen geval meewerken, niet omdat wij de problemen niet zouden onderscheiden maar enkel omdat een dergelijke houding het vele positieve dat onze samenleving ondanks alles nog in staat is op te hoesten doet ondersneeuwen. Immers: wij leven in een vrij land waar vrede heerst. Onze rechtsorde kent slechts een democratisch fundament en is onaf hankelijk in een mate waarop landen als Uruguay, Afghanistan en de Sovjetunie niet kunnen bogen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 4