101
spraken doet over te groot en te klein dan moet je die relateren aan het takenpakket van de DSO. (De
heer Van der Wal: En wat de DSO kost.) Op dat punt kom ik zo terug, mijnheer Van der WalWat wil
len wij als raad dat de dienst doet? De raad zal dat moeten afwegen tegen de kosten die daarvoor ge
maakt moeten worden. Mijnheer de voorzitter, wij zijn ons van deze problematiek heel erg bewust.
Nogmaals, de begrippen "te groot" en "te klein" zijn relatief. Men moet uitspreken welk takenpakket
men de dienst wenst te geven. Men komt daar achter door te inventariseren wat men op het ogenblik bij
de dienst aan het doen is en hoe een en ander wordt gefinancierd. De heer Van der Wal heeft al aange
geven dat de kostentoerekening naar de dienst een heel complexe materie is en dat de financiering van
de dienst uit verschillende bronnen komt. Men zal ook een overzicht moeten hebben van de wijze waar-
•op de werkzaamheden van de velschillende afdelingen van de dienst op elkaar inwerken. Toen wij in
september met het onderzoek begonnen lagen er enige eenvoudige voorstellen om op relatief niet al te
moeilijke wijze te bezuinigen.
Ik wil er heel nadrukkelijk op wijzen dat wij altijd nog met personeel hebben te maken. Van de
kant van de Medezeggenschapscommissie van de DSO is toen gezegd dat wij twee dingen goed moeten
beseffen. In de eerste plaats moeten wij beseffen dat, wanneer je op het ene bezuinigt, dat consequen
ties heeft voor het andere. In de tweede plaats moeten wij uitgaan van het uitgangspunt in het college
programma dat er geen gedwongen ontslagen zullen vallen. Op deze twee zaken hebben wij positief ge
reageerd. De Medezeggenschapscommissie heeft bovendien nog gevraagd om bij het onderzoek te wor
den betrokken. Dat zal ook gebeuren. Op deze wijze is genoemd onderzoek gestart. Als je een onder
zoek wilt doen, zul je eerst moeten inventariseren wat er bij de dienst wordt gedaan, hoe de verbanden
liggen en hoe de financiering plaatsvindt. De inventarisatiefase is nu ongeveer afgerond. Daarna moe
ten wij komen tot een bepaling van de doelstelling van de dienst en die organisatorisch invullen, waar
uit dan de personele consequenties zullen blijken. Zoiets is bij een dienst met ongeveer 340 personeels
leden een omvangrijke zaak. Wij hebben ervoor gezorgd dat het personeel op een goede wijze op de
problematiek in kan spelen. In de stuurgroep, die dit hele proces moet begeleiden, zijn namelijk de
Medezeggenschapscommissie van de DSO en enkele functionele hoofden, die kennis hebben van datgene
wat er op de afdeling gebeurt, vertegenwoordigd. De stuurgroep staat onder voorzitterschap van de wet
houder van Ruimtelijke Ordening. Bovendien is de wethouder van Personeelszaken, onder wiens verant
woordelijkheid de reorganisatie staat, als lid vertegenwoordigd in de stuurgroep.
Toen wij eenmaal met het onderzoek aan de gang waren bleek dat er sprake was een erg ingewik
kelde materie. Wij werden bovendien met nog een feit geconfronteerd, namelijk met het instorten van
de bouwproduktie waardoor de toerekening van de kosten van de dienst aan de plannen niet in de mate
zoals dat het geval was door kon gaan. Ik kan nu al verklappen dat als gevolg van het instorten van de
bouwproduktie te verwachten valt dat er in 1986 bij de stedebouwkundige afdeling een financieel gat
van 1,2 miljoen zal vallen. Gisteren heb ik de raad al iets verteld over de uitvoering van de riolering
en de consequenties van niet uitvoering daarvan. Het is bekend dat de kosten van de civieltechnische
afdeling vrijwel geheel worden betaald uit de werken. Wat gebeurt er met de grootte van de dienst als
die financiering wegvalt? Wij krijgen dan te maken met een tweede financieel gat.
Over het derde financiële gat dat zal ontstaan het volgende. Er wordt de hele tijd gezegd dat wij
een onderzoek van 8 ton aangooien tegen een bezuiniging van 4 ton. Dat is natuurlijk niet waar. Het
gaat in principe om een bezuiniging van ƒ690.000,maar dan structureel op jaarbasis. De uitgave
voor het onderzoek is eenmalig. Een en ander is volstrekt niet vergelijkbaar, want dan moet je zeggen:
neem 690.000,tegen 10% rente en je hebt het over een bezuiniging van 7 miljoen. De relatie is
volstrekt onterecht gelegd. Waar wij zorgen over hebben is de toekomstige ontwikkeling en de dekking
van de toekomstige taken van de dienst. Ik wil er wel op wijzen dat tot nog toe de dekkingsstructuur
heel anders is dan bij een aantal andere diensten. Wij hebben namelijk in de afgelopen jaren steeds
meer kosten aan stedebouwkundige plannen toegerekend en minder aan de algemene dienst omdat wij ons
dat konden veroorloven. Nu kunnen wij ons dat niet meer veroorloven, hetgeen immense consequenties
zal hebben. Wij kunnen dan niet meer spreken over een licht onderzoek van 4 ton, maar over een on
derzoek waaraan verregaande consequenties vast kunnen zitten. Een en ander laten wij begeleiden door
een stuurgroep en een werkgroep die inmiddels het werk ten behoeve van de inventarisatie hebben afge
rond. Hierna zullen de fasen plaatsvinden die ik al heb aangehaald.
De raad kan zich voorstellen dat het hier om een heel complexe materie gaat en dat men daarover
niet al te eenvoudig kan praten. Tijdens het proces hebben wij ontdekt dat wij deze complexe materie
niet alleen konden bekijken en dat wij daarvoor hulp nodig zouden hebben van in eerste instantie de se
cretarie-afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie. Op deze afdeling ontdekte men
dat men het op deze wijze aangepakte onderzoek niet meer aankon. Binnen het college is toen gedis
cussieerd over de vraag hoe het verder moest met het onderzoek. Wij hebben daarop gezegd dat wij ex
terne hulp zouden moeten inhuren van mensen die specifieke kennis bezitten op het terrein van organi
satie en hoe een dienst er uit moet zien. Een dergelijk voorstel zal binnenkort aan de raad worden voor
gelegd. Alle feiten die ik nu naar voren breng had ik natuurlijk veel beter naar voren kunnen brengen
als binnenkort het betreffende raadsvoorstel in de raad wordt behandeld. De zaak ligt dus niet zo simpel
als wordt gesteld.
Ik wil nogmaals opmerken dat men wat al te gemakkelijk constateert dat een dienst te groot is en
dat een dienst een waterhoofd heeft. Deze dienst is samengesteld op basis van uitspraken van de raad.
Bovendien zijn de mensen die bij deze dienst werken op basis van uitspraken van die raad aangesteld.
Het werkt niet al te motiverend als er op zo'n denigrerende wijze over de dienst wordt gepraat. Enige
zorgvuldigheid is wel noodzakelijk als het om personeel gaat! (De heer Dubbelboer: Het is uw eigen
uitspraak geweest gisteren in de Leeuwarder Courant.) Datgene wat ik gezegd heb, heb ik heel zorg
vuldig gezegd. Er is mij gevraagd of ik vind dat de dienst een waterhoofd heeft. Daarop heb ik gezegd
dat mij daarvan niets is gebleken en dat ik na het onderzoek zal kunnen vaststellen of dat al dan niet
het geval is en of wij een andere directiestructuur moeten hebben. Zo heb ik het gezegd en als men het
artikel in de krant goed heeft gelezen dan zal men zien dat die uitspraak door de Leeuwarder Courant
juist is weergegeven. (De heer Van der Wal: U heeft gezegd dat de directie te groot is en dat komt op
hetzelfde neer.) Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat na het onderzoek valt te bezien of wij een
andere directiestructuur moeten hebben. Ik kan het niet helpen dat de heer Van der Wal niet goed kan
lezen. Dit is hetgeen ik over de reorganisatie van de DSO wilde zeggen. Ik hoop dat de raad in ieder
geval met wat meer zorgvuldigheid over het werk van een groot aantal mensen zou willen praten en in
de overwegingen wil betrekken dat wij over het werk van mensen praten.
Ik kom dan nu bij het punt over de kosten voor het onderhoud van schoolgebouwen. Er is gevraagd
waarom die doorrekening uit de voorstellen is verdwenen, terwijl van de kant van de afdeling Onderwijs
dat voorstel wel is gedaan. De doorrekening van deze kosten is uit de voorstellen verdwenen om het
simpele feit dat wij een dienst hebben opgebouwd om dat onderhoud te plegen. Wat dat betreft hebben
wij een stuk deskundigheid opgebouwd en een aantal mensen aangesteld dat dat werk bijzonder goed
kan verzorgen. Men moet overigens niet al te simpel over dat werk denken, want dat is ingewikkeld.
Het probleem is dat aan de kosten van de dienst ook de overheadkosten van de dienst worden toegere
kend, die uiteraard meegenomen zullen worden in het totaal-onderzoek waarvan ik al melding heb ge
maakt. Tegelijkertijd heeft de afdeling Onderwijs het voorstel gedaan om het schoonmaken van de
schoolgebouwen eens kritisch te bekijken. Door het college is dienaangaande besloten om een werk
groep in te stellen die een nader onderzoek zal doen naar de vraag of en zo ja in welke mate de
schoonmaak van de schoolgebouwen nog tot de taak van de DSO gerekend moet worden. De werkgroep
zal zich tevens beraden - ik kom nu bij de vraag van mevrouw Brandenburg - op de wijze van het admi
nistreren van de DSO-kosten in het licht van de doorberekeningseffecten naar het bijzonder onderwijs.
Wat is er met de restauratiegelden aan de hand? Het college heeft geconstateerd dat de gelden van
twee ingestelde fondsen niet volledig gebruikt worden. (De heer De Jong: Het is niet "niet volledig ge
bruikt worden", maar "niet volledig gebruikt kunnen worden".) Binnen de doelstelling van de fondsen
niet gebruikt worden, mijnheer De Jong. Wat ligt er dan meer voor de hand om te zeggen dat wij de
fondsen niet groter maken dan kennelijk nodig is. Kennelijk zit er nu nog een bedrag van 35.000,
in het ene fonds. Gevraagd wordt nu om een jaarlijkse storting in een fonds van 55.000, Het lijkt
mij logisch wanneer wij een afweging plegen zoals zonet ook is gebeurd bij het schoolzwemmen waar
wij op gaan bezuinigen. Er is hier sprake van fondsen die niet volledig gebruikt worden. Het is dus lo
gisch waarom wij met ons voorstel gekomen zijn.
Wij worden evenwel geconfronteerd met nog twee andere zaken. In de eerste plaats kan men zich
afvragen hoe het komt dat de gelden van die fondsen niet gebruikt zijn. Dat kan te maken hebben met
de doelstelling van de fondsen, maar ook met het acquisitiebeleid ten aanzien van die fondsen. Men
kan zich afvragen of er wel genoeg bekendheid wordt gegeven aan de mogelijkheid om van de fondsen
gebruik te maken. In de tweede plaats zullen wij in de nabije toekomst te maken krijgen met de decen
tralisatie van het monumentenbeleid. Welke consequenties dat zal hebben is nog niet erg duidelijk,
maar dat de decentralisatie extra werkzaamheden voor de gemeente zal veroorzaken lijkt mij wel duide
lijk gezien de ervaringen met andere decentralisaties. Die werkzaamheden zullen op de een of andere
Wlï2e betaald moeten worden en daarom zou je kunnen zeggen dat wij eigenlijk geen gelden uit de mo
numentensector moeten weghalen. Anderzijds heb ik gezegd waarom het college met dit voorstel is ge
komen
Nu iigt er een motie van de heer Ten Hoeve, die jammer genoeg niet is voorgelezen zodat niet ie
dereen, daar ga ik vanuit, de inhoud daarvan kent. De motie komt er eigenlijk op neer om een nieuw
monumenten fonds in te stellen en ons te beraden op de doelstellingen van dat fonds. Financieel komt het
verzoek in de motie er op neer dat de bedragen die tot nog toe voor monumentenzorg gereserveerd zijn
9ehandhaafd blijven en dat er, dat begrijp ik tenminste uit de motie, jaarlijks 55.000,gestort moet