104 worden in het nieuwe fonds. Ik heb snel even een rekensommetje gemaakt: de 35.000,die in het ene fonds blijft zitten, plus 18.000,— is 53.000, Ik neem aan dat de heer Ten Hoeve dat bedrag heeft afgerond naar 55.000, De overheveling naar de risico-reserve van de 6.000,-- van het Fonds voor restauratie van monumenten en de 110.000,-- van het Fonds voor stimulering monumenten zorg wil hij ook ongedaan maken. Het komt er op neer dat de heer Ten Hoeve de gelden, die momenteel voor monumentenzorg besteed worden, voor dat doel wil blijven besteden. Op zich is dat in het kader van wat ik zonet gezegd heb niet zo onlogisch. De heer Ten Hoeve draagt in zijn motie het college op om de nadere doelstelling van het nieuwe fonds aan de raad ter vaststelling voor te leggen, nadat hierover advies is ingewonnen bij de gemeente lijke Commissie voor de MonurnentenzorgMet deze suggestie kunnen wij instemmen. Ik wil daar wel aan toevoegen dat, als dit voorstel in de raad komt, de financiële consequenties daarvan natuurlijk ook moeten worden bekeken. Ik wil vooralsnog geen conclusies trekken voor wat betreft het financiële vlak. In de Commissie voor de Monumentenzorg zullen wij over het beleid, zoals de heer Ten Hoeve dat voor staat, praten. Als wij het daarover eens worden, ik neem aan dat dat het geval zal zijn, dan zullen aar dat beleid ook de financiële consequenties gekoppeld moeten worden. Ik kan mij voorstellen dat het daarbij gaat om de consequenties zoals die door de heer Ten Hoeve zijn beschreven. Wij zullen een concreet uitgewerkt voorstel aan de raad voorleggen, die dat moet bekijken en daarover moet beslissen. Als men akkoord gaat met deze uitleg van de motie, dan heeft het college geen problemen met die mo tie en wil haar graag overnemen. Door mevrouw Brandenburg zijn nog vragen gesteld over de vacatures bij de DSO. De heer Pruiksma heeft gezegd dat het veel simpeler is om alle vacatures die er zijn niet te vervullen. Dat is inderdaad erg simpel gezegd, maar die redenering gaat natuurlijk niet altijd op. Er zijn namelijk vacatures die vervuld moeten worden omdat het betreffende werk hoort bij een noodzakelijke dienstverlening van een dienst. Sinds de Vacaturecommissie is ingesteld, zijn er bij de DSO 25 vacatures geweest waarvan er 17 zijn vervuld en 8 niet. Dat laatste feit heeft het betreffende fonds ongeveer al 250.000,opgele verd. De bezuinigingen zijn reeds enige tijd aan de gang. Sinds de tijd dat vacatures niet meer ten gunste komen van de 2 miljoen voor de Vacaturecommissie maar voor de dienst, dat zal straks in de taakstelling worden opgenomen, zijn er nog geen vacatures geweest. Zo eenvoudig ligt de zaak. Met andere woorden: door simpel te zeggen dat men geen vacatures meer moet vervullen, lost in deze tijd helemaal niets op als wij tenminste, dat heeft de raad uitgesproken en ik heb geen ander geluid ge hoord, nog steeds het uitgangspunt in stand laten dat wij geen gedwongen ontslagen willen. Als men dat uitgangspunt in stand wil laten dan moet je niet zeggen, als oplossing, dat je dan maar geen vacatures had moeten vervullen. Deze oplossing is niet eens aanwezig geweest in deze tijd. De heer Pruiksma heeft inmiddels de vergadering verlaten. De heer Kessler (weth.): Ik wil in zijn algemeenheid het volgende zeggen. Ik constateer dat, op de PAL-fractie na, alle fracties geen gaten geschoten hebben in het ontwerp-dekkingsplanDat lijkt mij een goede zaak en ik wil het dan ook laten bij deze constatering. Wij hebben kennis genomen van de alternatieve dekking die door de PAL-fractie is neergelegd in een motie. Gelet op hetgeen de andere wethouders hebben gezegd, zal het geen verbazing wekken dat het college het met deze alternatieve dekking niet eens is. Het college wijst de ingediende motie dan ook af. Ik wil ook nog een reactie geven op een aantal andere punten. Er is een discussie geweest over de vraag of de meevaller van ongeveer 70.000,die bij net onderwijs naar alle waarschijnlijkheid zal optreden, ten goede mag komen aan de sector onderwijs. Het college heeft wat dat betreft voor de volgende aanpak gekozen. Eenmaal per jaar zullen wij een over zicht maken van alle meevallers en tegenvallers. Wij maken dienaangaande de stand van zaken op en dan bekijken wij hoe groot het tekort is. Op basis daarvan worden herwaarderingsvoorstellen geformu leerd. Wij hebben er ook heel bewust niet voor gekozen om elkaar tussentijds, vanwege allerlei mee vallers, in de meeste gevallen zal er sprake zijn van tegenvallers, met een extra herwaarderingsronde op te zadelen. Dat lijkt ons naar de raad, het ambtelijke apparaat en het college toe geen goede zaak. Wij hebben gekozen voor een systematiek waarbij wij eenmaal per jaar balans opmaken. In dat kader past het niet om een toevallige meevaller die nu optreedt ineens te gaan verwerken. Was er sprake ge weest van een tegenvaller dan hadden wij ook niet de taakstelling van de sector Onderwijs ineens ver hoogd. Bovendien valt de 70.000,binnen de sector Onderwijs. Als het zo zou zijn dat de sector Onderwijs volledig uit zou kunnen komen met zijn doeluitkering dan hadden wij er uiteraard geen be zwaar tegen deze benadering gehad. Maar het is jammer genoeg absoluut niet het geval dat de sector Onderwijs uitkomt met de doeluitkering. Op dit moment krijgen wij 19 miljoen van het rijk en daar leg gen wij op jaarbasis een bedrag van 6 miljoen bij. Daar bovenop komt nog eens een keer het feit dat, als gevolg van allerlei autonome ontwikkelingen, het bedrag van 6 miljoen in feite alleen maar toe neemt en soms gaat die toename met tonnen tegelijk. Ook in dat verband is het absoluut niet juist om genoemde meevaller te verwerken in de vorm van een lagere taakstelling ten aanzien van het onderwijs. (De heer Van der Wal: Dat laatste verband is nooit anders geweest.) De heer Bijkersma heeft gesteld dat de herwaarderingsoperatie teveel een ambtelijke aangelegen heid is en dat een en ander teveel door het ambtenarenapparaat geknipt zou worden. Wat mij betreft is dat absoluut niet het geval. In eerste instantie worden de ideeën geleverd door de ambtenaren, maar dat is bij elke vorm van beleidsvoorbereiding het geval. Daarna komt er een heel erg duidelijke politieke fase. Daarvan is ook bij deze herwaardering sprake, want daarover zijn uitgebreide politieke discussies geweest in de raad en in het college van b. en w. Daarna zijn wethouders in het kader van allerlei her waarderingswerkgroepen aan de slag gegaan. Kortom, de voorstellen die aan de raad worden voorgelegd zijn zo politiek als mogelijk is. Door de heer Bijkersma is ook gezegd dat de raad niet aan deze materie te pas komt. Vorig jaar is deze kritiek er ook geweest. Op basis daarvan hebben wij besloten om een B- lijst van herwaarderingsvoorstel len op te stellen, een lijst waarin voor een bedrag van 5 ton keuzemoge lijkheden zitten. Ik heb geconstateerd dat de raad van die B-lijst geen gebruik heeft gemaakt, hoewel die mogelijkheid er natuurlijk wel was. In november 1982 hebben wij de ideeën voor de herwaarderings- voorstellen in de raad besproken. Ook toen was het mogelijk geweest voor de raad om te zeggen: "wij hebben hier ook nog een alternatief, neem dat mee en onderzoek dat". Van die mogelijkheid heeft de raad toen geen gebruik gemaakt, hoewel ook die mogelijkheid in principe aanwezig was. Ik begrijp dan eigenlijk ook de kritiek niet als zou de raad niet aan de herwaardering te pas zijn gekomen. De raad heeft volgens mij wat dat betreft kansen genoeg gehad. Ik wil ook nog een opmerking maken over datgene wat de PAL-fractie heeft gezegd. Ten aanzien van de werkgelegenheidseffecten heeft men gesteld dat die toch wel erg summier zijn. Ik ben het daar niet mee eens. Wij hebben in de Commissie voor de Werkgelegenheid uitgebreid gesproken over een re delijk uitvoerig onderzoek van het Economisch Technologisch Instituut voor Friesland (ETIF), waarin een aantal verschillende uitgavencategorieën is aangegeven en waarin globale vuistregels zijn opgenomen op welke wijze de werkgelegenheidseffecten zouden moeten worden bepaald. Een en ander is in een aparte bijlage voor de raadsleden ter inzage gelegd en wij hebben een samenvatting van dat geheel op genomen in de nota Herwaardering 1983-1987. Bovendien is besloten dat de afdeling Financiën en Be lastingen en de afdeling Economische Zaken, Beleidsplanning en Organisatie de rapportage met betrek king tot de werkgelegenheidseffecten nog eens zullen evalueren en zullen bekijken of daar verbeterin gen in aan te brengen zijn. Overigens moeten wij daar volgens mij niet al teveel van verwachten. De manier waarop wij tot nu toe hebben gewerkt met het onderzoek van het ETIF is eigenlijk het meest ma ximale wat wij als gemeente kunnen behappen. Als wij veel verder zouden willen gaan, dan zouden wij in echt heel fundamenteel wetenschappelijke onderzoeken verzeild raken en volgens mij is dat niet de eerste taak van de gemeente. De PAL-fractie heeft ten aanzien van het nieuw beleid gevraagd of datgene wat is voorgesteld alles is. Ja, dat is inderdaad alles. Over het algemeen gaat het hier om heel waardevolle vormen van nieuw beleid. Voor dit nieuw beleid is 5 ton uitgetrokken en aan dat bedrag zit ook een grens. Het college zou het natuurlijk heel erg leuk vinden om nog veel meer vormen van nieuw beleid te kunnen presente ren, maar gelet op de financiële situatie zijn wij daartoe niet in staat. Tot slot wil ik een aantal opmerkingen maken aan het adres van de heer Buurman. De heer Buurman heeft gevraagd of er nog meer financiële tegenvallers te verwachten zijn. Die tegenvallers zijn er na tuurlijk al, want de ombuigingen met betrekking tot rijksuitkeringen aan de lagere overheid, die ge raamd worden op circa 9 ton voor 1983 en oplopend tot circa 6 miljoen in 1987, zijn al genoemd. Wet houder Geerts heeft zonet nog een bedrag van circa 1,2 miljoen genoemd. Gisteren hebben wij gespro ken over de bijstandsuitkeringen. Misschien komen er in het kader van de Voorjaarsnota nog meer te genvallers op ons af. Wij weten op dit moment niet met welke tegenvallers wij nog meer krijgen te ma ken. In juli zal het college van b. en w. een nieuwe balans opmaken - ik heb al gezegd dat wij dat eenmaal per jaar zullen doen - ten behoeve van het plaatje voor de periode 1984-1988. Op basis daar van gaan wij de volgende herwaarderingsronde in. Het instellen van een rente-egalisatiefonds is in het verleden ook wel eens aan de orde geweest, naar ik weet niet of de heer Buurman daarvan op de hoogte is. In de Commissie voor de Financiën is toen gesteld dat de fluctuaties in de rente zodanig groot zijn dat een rente-egalisatiefonds eigenlijk niet mogelijk is. Ik zou de heer Buurman willen verwijzen naar het verslag van de discussie in de Com missie voor de Financiën. Van de kant van het ambtelijk apparaat zijn wij bereid om de heer Buurman over deze materie een toelichting te geven. Als hij desalniettemin toch van mening is dat er een rente egalisatiefonds zou moeten komen, dan stel ik voor dat wij dat nog een keer in de Commissie voor de Financiën bespreken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 53