119 den, want wij zijn inmiddels een jaar of tien verder. Daarna kunnen wij volgens mij beslissen of er wat dit punt betreft mogelijkheden zijn. De heer Van der Wal: Wie kan, met het oog op een efficiëntere aanpak, tegen integratie van de af deling Plantsoenen van de DSO en de afdeling Groenvoorzieningen van de DSR zijn? Ik neem aan dat b. en w. dit punt willen betrekken bij een of ander onderzoek, zoals bijvoorbeeld het onderzoek bij de DSO. De heer Boelens heeft dat ook al aangegeven. De Voorzitter: Wethouder Geerts zal in eerste instantie antwoorden. Misschien heeft wethouder De Vries ook nog behoefte om iets te zeggen nadat wethouder Geerts heeft gesproken. De heer Geerts (weth.): Toen de heer Boelens aan het woord was vroeg ik mij af of ik wel zou moe ten antwoorden, ondanks het feit dat het geclaimde punt onder de beleidssector Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Verkeer en Vervoer vermeld staat. Het gaat hier om de vraag of twee afdelingen, die gelijksoortig werk lijken te doen, geïntegreerd zouden kunnen worden hetgeen mogelijk tot een ef ficiëntieverbetering zou kunnen leiden. Deze laatste veronderstelling is gebaseerd op een rapport dat in 1973 uit is gekomen. In het rapport wordt inderdaad tot de conclusie gekomen dat de genoemde integra tie zou moeten plaatsvinden. De raad weet echter dat het besluit toen niet conform dit rapport is geno men en dat is ook een gegeven. Er zijn twee afdelingen opgebouwd met eigen apparaten. De afdelingen hebben bovendien relaties met de eigen dienst waarbinnen men functioneert. Het is nog de vraag of het in de huidige omstandigheden een efficiëntieverbetering is om de twee betreffende afdelingen te inte greren, de heer De Beer heeft dat terecht opgemerkt. Desalniettemin kan men zich afvragen of het niet voor de hand ligt om dat eens te onderzoeken. Dat zou, in het kader van datgene wat de heer Boelens gezegd heeft naar aanleiding van hetgeen in het collegeprogramma staat, namelijk dat wij zoveel mo gelijk streven naar efficiëntieverbetering, voor de hand kunnen liggen. Anderzijds merkt de heer Meij- erhof terecht op dat aan de ene kant bij efficiëntieverbetering het uit elkaar trekken van diensten ge suggereerd wordt, dus door schaalverkleining toe te passen, terwijl in dit geval efficiëntieverbetering zou moeten plaatsvinden door schaalvergroting toe te passen. Men ziet dat de zaak nog wel eens wat ingewikkelder kan zijn dan het voorlopig lijkt. Ik wil er ook op wijzen dat het DSO-onderzoek, waarover ik het vandaag al vrij uitgebreid heb gehad, een omvangrijk onderzoek is. Ik heb daarbij vergeten te vermelden, maar dat is dan een nieuw tje voor de raad, dat wij in dat onderzoek, naast de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (ROV), ook de afdeling Bouw- en Milieutoezicht zullen betrekken. Wij zullen onze handen aan dat on derzoek het komende jaar ontzettend vol hebben. Wij willen het onderzoek namelijk binnen een jaar afronden. Het wordt ontzettend hard werken. Ondanks het feit dat ik wel gevoel heb voor de suggestie om eens een onderzoek naar genoemde integratie te verrichten, vind ik dat wij eerst die grote taak, het DSO-onderzoek, moeten volbrengen. Nadat die taak volbracht is, kan de raad ons een aantal nadere opdrachten geven. Wij kunnen wel teveel hooi op de vork nemen, maar ik denk dat dat niet de bedoe ling is. Het in deel a van de motie van de heer Boelens genoemde wil ik graag als suggestie overnemen. De raad moet ons wat betreft het DSO-onderzoek tijd geven. Wij hebben onze handen daaraan meer dan vol. Het collegeprogramma is voor vier jaar geschreven, mijnheer Boelens. Wij kunnen alles niet in één keer en ik hoop dat men daar begrip voor heeft. Laat ons eerst het grote onderzoek afmaken. Daarna kunnen wij ons met elkaar beraden over nadere stappen zoals die door de heer Boelens worden gesugge reerd. Aan de motie van de heer Boelens heb ik dan op dit moment ook geen behoefte. De inhoud daar van kan in de loop van deze beleidsperiode nader aan de orde komen. De Voorzitter: Heel kort samengevat betekent dat dat b. en w. voorstellen om van het onder punt a van de motie van de heer Boelens genoemde volgend jaar of het jaar daarop een herwaarderingsproject te maken. Wij voeren dat punt niet af, want ook wij zijn van mening dat het daarin gestelde nagegaan moet worden. Zodra wij ruimte hebben in deze beleidsperiode, volgend jaar of het jaar daarop, zal van punt a van de motie van de heer Boelens een herwaarderingsproject worden gemaakt. Dit is het concrete standpunt van b. en w. De heer Boelens: Ik ga met uw voorstel akkoord, mijnheer de voorzitter. Ik wil nog wel constateren dat de andere fracties een passieve opstelling kiezen. In dat licht gezien bestrijd ik ook opmerkingen die gisteravond door de fractievoorzitster van PAL zijn gemaakt. Zij heeft het CDA namelijk hypocrisie verweten. Ik doe hier een voorstel waarin voor een actieve opstelling wordt gekozen. Het college blijft ook passief, want dat voert meteen de punten b en c van mijn motie af. Ik vind dat heel merkwaardig, want het gaat om zaken die bij de fracties volkomen bekend zijn. Een en ander kan direct middelen 120 vrijmaken ten gunste van gebruikers en/of sportvoorzieningenIk heb dit punt al twee jaar genoemd. De betreffende wethouder heeft zelf gezegd dat ik er tijdens de behandeling van de herwaardering op terug moest komen. Desalniettemin zie ik dat het hier om processen gaat die je in de besluitvorming alleen goed kunt laten verlopen wanneer je de hele ploeg meekrijgt. Ik verwijt het college en de afdeling niets, ik wil alleen dat de raad een duidelijke lijn aangeeft, zonder dat wij vormen van eigen richting krijgen bij de afzonderlijke diensten, want die heb ik geconstateerd. De betreffende wethouder heeft ons als commissie uitgenodigd om eens een rondgang te maken langs de voorzieningen aan het Kalver- dijkje. Ik ben er al eens geweest en ik zal daarover nu niet verder uitweiden, maar ik wil dat wel even kwijt. Mevrouw Van der Werf: Ik wil graag via de voorzitter een opmerking maken over datgene wat de heer Boelens gezegd heeft. Ik heb gisteren de CDA-fractie inderdaad hypocrisie verweten, maar die op merking staat totaal niet in verband met wat hier nu over de tafel gaat. Ik heb dat woord genoemd om dat ik vind dat de doelstellingen waar het CDA in deze gemeente achter staat, door het landelijk beleid van deze partij op zijn zachtst gezegd ondermijnd worden en daar in zekere zin haaks op staan. Daarom klinken die gemeentelijke doelstellingen nogal hypocriet, niets meer en ook niets minder heb ik gezegd. (De heer Boelens: Maar in het gemeentelijk beleid is het zo dat mevrouw Van der Werf. De Voorzitter: Ik constateer dat de indiener van de motie en ook de anderen akkoord gaan met dat gene wat ik zonet gezegd heb. Wij gaan nu over naar het volgende punt. Paragraaf 6. Beleidssector Nutsbedrijven. De Voorzitter: De heer Siemonsma zal spreken over het overmaken van de 2,7% Gemeenschappelij ke Kernenergiecentrale Nederland (GKN) - toeslag van de eigen gemeentelijke elektriciteitsrekening op de hiervoor bestemde geblokkeerde rekening. De heer Siemonsma: Wij zouden vanavond jonkheer De Braauw een groot plezier kunnen doen. Men heeft waarschijnlijk zijn probleem wel vernomen, namelijk de geringe animo van mensen om naar bij eenkomsten voor de brede maatschappelijke discussie over het energiebeleid te gaan. Vandaag zouden wij hem ten aanzien van een dergelijk aspect kunnen gerieven. Deze raad voldoet redelijk aan de voor waarde van een kleinschalige discussiebijeenkomst van 25 tot 35 mensen. Wat betreft de uitkomsten ver zekert de jonkheer ons dat ze serieus worden genomen. Blijkens de kalender in de paginagrote adverten tie is Friesland aan de beurt, dus wat houdt ons tegen? Ik wil het college eraan herinneren dat in febru ari 1982 de raad al te maken gehad heeft met het probleem van atoomstroomweigeraars. Wat dit punt betreft wil ik even het geheugen opfrissen. Het gaat hier om mensen die weigeren om 2,7% van hun elektriciteitsnota te betalen, omdat de provincie Friesland 2,7% van de aandelen in de GKN bezit, die exploitant is van de kernenergiecentrales te Doodewaard en Borsele. Tot voor kort werden deze weige raars door het Provinciaal Electriciteitsbedrijf (PEB) bedreigd met boetes en afsluiting. Hetzelfde geldt voor het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf (GEB). Maar sinds enige tijd kan het gelukkig anders. Pro vinciale staten van Friesland hebben namelijk een speciale geblokkeerde rekening geopend, waarop de genoemde 2,7% gestort kan worden. In de gemeente Leeuwarden is dezelfde mogelijkheid geschapen ten aanzien van de stroomrekening van het GEB. Weigeren kan nu legaal. Daarom wenden wij ons vandaag tot het college en de raad met het verzoek het voorbeeld van par ticuliere atoomstroomweigeraars te volgen. Met dit weigeren protesteren wij tegen het gebruik van elektriciteit uit kerncentrales, omdat deze vorm van energie-opwekking grote bezwaren kent. In de eerste plaats is kernenergie een bedreiging voor de mensheid, gezien het aantal ongelukken en bijna- rampen die met kerncentrales plaatsvinden. In de tweede plaats bestaat er voor het nucleaire afval geen mogelijkheid om het, zonder gevaren voor de huidige en toekomstige generaties, op te slaan. Wat dat betreft liggen de discussies over zoutkoepels en ook de consternatie in Velsen ons nog vers in het geheu gen. In de derde plaats lenen de opwerkingsprodukten zich uitstekend voor de produktie van kernwa pens. Door voortaan ook als gemeente atoomstroom te weigeren, maken wij duidelijk dat onze gemeente de veiligheid van deze en toekomstige generaties ook ter harte gaat. De gemeente Idaarderadeel is ons wat dit punt betreft reeds voorgegaan. Nu kan worden opgemerkt, dat is ook gebeurd tijdens de betref fende afdelingsvergadering, dat de situatie in Leeuwarden anders ligt vanwege de afname van stroom van het GEB, dat weer inkoopt van het PEB, en dat de gemeente daarbij gehouden is contractuele ver plichtingen na te komen. Voor alle duidelijkheid wil ik er op wijzen dat wij doelen op de stroomnota voor gemeentelijke gebouwen voor diensten, openbare voorzieningen en dergelijke, dus stroomnota's die de gemeente krijgt als afnemer van het GEB. Er is in ieder geval dan geen probleem ten aanzien van het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 61