135
Ik kan de heer Janssen volkomen begrijpen als hij zegt dat hij het betreurt dat dit besluit is geno
men, niet alleen om geld te bezuinigen - zo nuchter is de heer Janssen ook wel maar ook om een be
tere sociale basis te scheppen voor de mensen die hier werken. Wij staan nu voor de keuze en daar moe
ten wij niet met elkaar omheen draaien, want dat zou niet eerlijk zijn.
De heer Siemonsma: Er wordt gedaan alsof er geen ruimte zit tussen uitbesteden van werk (privati
seren) en de praktijken zoals die er nu zijn. Ik ben van mening dat daar heel veel ruimte tussen zit. De
voorzitter zegt dat hij de heer Janssen heel goed begrijpt. De heer Janssen heeft aangegeven dat het
onderzoek het bestek zou kunnen opleveren, waaronder het uitbesteden van werk in het vervolg zou
kunnen plaatsvinden. Ik zou daaraan vast willen houden. Dat zou ik ook tegen de andere fracties willen
zeggen. Onder die voorwaarde is zo'n onderzoek juist zinvol, want het gaat niet om een keuze tussen
zwart of wit, het gaat er om gegevens op tafel te krijgen. Dan weten wij tenminste allemaal waarover
wij praten. Het is nu zo dat wij niet in gelijke mate geïnformeerd zijn, terwijl er nog vele privatise-
ringsvoorstellen zullen volgen.
De heer De Vries (weth.): Nog een enkele opmerking. Wij werken volgens bestekken, wij geven op
aan het schoonmaakbedrijf aan welke voorwaarden men moet voldoen om in aanmerking te komen voor
de inschrijving. In dat bestek hebben wij ook meteen het niveau bepaald. Dat betekent ook dat wij heel
bewust de laatste paar jaar het niveau enigermate hebben verlaagd, in die zin dat wij niet meer elke dag
precies dezelfde hoeveelheid werk in alle vertrekken laten doen zoals voorheen gebeurde. Wel moeten
de toiletten en alles wat daarmee samenhangt elke dag goed schoon worden gemaakt, maar op alles wat
verband houdt met het schoonmaken van gangen en lokalen, zoals bijvoorbeeld het stoffen van venster
banken, is een reductie aangebracht. Het schoonmaakbedrijf schrijft dus tegen een bepaald bedrag in en
wij hebben geen enkele aanleiding om ten aanzien van het produkt dat geleverd wordt te klagen. Ik heb
best begrip voor de situatie die vanuit de raad wordt geschilderd. U ziet in de nota herwaardering 1933-
1987 staan: 175.000,— schoonmaken voortgezet onderwijs-Schooladviesdienst. Ik wil u wel vertellen
dat ik, als ik zou mogen kiezen, zou kiezen voor behoud van de Schooladviesdienst, omdat dat iets is
dat naar mijn gevoel zo van belang is voor alle kinderen dat wij moeten proberen deze dienst in stand te
houden. Als wij een andere keuze maken, dan moeten wij de offers daarvoor over hebben. Ik ben in ie
der geval wel bereid deze zaak nog eens kritisch te bekijken, ook in overleg met mijn collega van Per
soneelszaken. Ik ben ook geïnteresseerd in de zwartboeken die er zijn. Ik heb het idee dat wij er, in
geval wij een andere keuze maken, alleen maar uit komen wanneer wij resoluut terug gaan naar het
punt van "af", maar dat zal een hoop geld kosten. Ik zie dat de heer Siemonsma zijn hoofd schudt. Wij
kunnen eens kijken of er nog een tussenmodel mogelijk is, maar dat zullen wij moeten bestuderen.
De Voorzitter: Wij ontraden de motie, dat wil ik met nadruk vooropstellen. Wethouder Kessler
heeft mij zojuist ingefluisterd dat men bezig is na te gaan hoe het schoonmaken in zijn geheel moet
worden ingepast. Wethouder Kessler en wethouder De Vries hebben al een gesprek gevoerd en zijn best
bereid nog eens na te gaan of wij bepaalde voorwaarden kunnen stellen. Het is echter niet onze taak om
te controleren of er voorwaarden kunnen worden gesteld die de mogelijkheid bieden tot een hechtere
basis waarop kan worden gewerkt, laat ik het zo maar zeggen. Als die gevonden zou kunnen worden,
dan blijft het een kwestie tussen werkgevers en werknemers, eventueel met arbeidsinspectie en dergelij
ke, om dat af te dwingen. Wij zeggen u toe dat een en ander nog eens zal worden bekeken. (De heer
Siemonsma: Ik begrijp dat het college het gedeelte van de motie vermeld bij het eerste gedachten-
streepje onder de kop "is van mening dat" overneemt.) Wij nemen niets over. Ik heb net gezegd dat wij
bereid zijn bepaalde zaken na te gaan en dat wij de motie ontraden. Handhaaft u uw motie, mijnheer
Siemonsma? (De heer Siemonsma: Ja en ik wil de motie graag punt voor punt in stemming gebracht
zien.) Ik wil nogmaals duidelijk stellen dat onze toezegging, ook al neemt u de motie aan, gestand
blijft.
De motie van de heer Siemonsma en mevrouw Van der Werf wordt verworpen met 23 tegen 14 stem
men.
(Voor de motie stemmen van de PvdA-fractie de dames Brandenburg-Sjoerdsma, Jongedijk-Welles, De
Haan-Laagland, Visscher-Bouwer, VIietstra en Wielinga-Graansma en de heren Bron, Ten Hoeve, Jans
sen en Timmermans alsmede de leden van de PAL-fractie
De Voorzitter: De heer Siemonsma heeft zijn claim over de hoogte van de (bijstands)uitkeringen, in
het bijzonder voor de zogenaamde bijstandsmoeders, ingetrokken. Wij gaan daarom thans over naar de
volgende beleidssector.
Paragraaf 13. Beleidssector Sport, Recreatie en Toerisme.
De Voorzitter: Mevrouw Visscher-Bouwer zal spreken over het openstellen van de zwembaden voor
de jeugd gedurende de zomervakantie tegen een goedkoper tarief.
Mevrouw Visscher-Bouwer: Ik wil het hebben over het tarief voor de zwembaden in de vakanties.
Het gaat hier om een wat moeilijk punt. Ten behoeve van de herwaardering 1982-1986 heeft het college
voorgesteld het goedkope tarief niet weer in te voeren en te verhogen van 1,25 naar ƒ2, Wij heb
ben daarop niet gereageerd en het voorstel dus geaccepteerd. Bij nader inzien vinden wij dat wij het
lage vakantietarief toch moeten handhaven. De economische recessie blijft en neemt zelfs toe. De in
komsten verminderen. Veel mensen zullen niet meer met vakantie kunnen gaan. Bovendien zal de finan
ciële barrière voor gezinnen toenemen om kinderen in de zes weken grote vakantie naar het zwembad te
sturen. Daarom vinden wij dat wij het lage tarief voor deze periode voor kinderen van de lagere school
zouden moeten handhaven. Het college stelde bij de zojuist genoemde herwaardering dat het, wanneer
het tarief van 1,25 weer op 2,-- wordt gebracht, een voordeel zou opleveren van 30.000,--. Het
college gaat er daarbij vanuit dat het aantal te verkopen toegangskaarten niet terugloopt. Uit cijfers
van de Dienst voor Sport en Recreatie blijkt dat het college zelfs nog een groter aantal toegangskaarten
heeft gepland, want als er 30.000,— wordt bezuinigd, dan moeten er 40.000 kaartjes 6 0,75 wor
den verkocht. Het college is wat dat betreft dus erg optimistisch. Wij zijn dat niet. Het aantal van
40.000 kaartjes is een aanname van het college, want zoiets is voor een zwembad nooit te bewijzen
omdat bepaalde omstandigheden een rol spelen. Wij stellen dat het aantal kinderen dat gaat zwemmen
zal verminderen, wanneer het tarief op 2,-- wordt gesteld. Ons uitgangspunt is dat bij het hanteren
van het lagere tarief er meer kinderen naar het zwembad zullen gaan. Het maakt voor een gemiddeld
gezin met twee kinderen een groot verschil wanneer je in plaats van 2,50 4,— of 4,50 moet beta
len. Het verschil wordt des te groter als je de kinderen alle dagen wilt laten zwemmen.
Onze stelIingname is dus dat het aantal kinderen dat gaat zwemmen veel groter zal zijn wanneer
het tarief op 1,25 wordt gesteld. Bovendien willen wij stellen dat de bezuiniging van het college van
ƒ30.000,-- op papier natuurlijk wel klopt, maar volgens ons zal die bezuiniging in werkelijkheid nooit
30.000,-- bedragen. De aanname van het college en mijn aanname zijn beide natuurlijk niet hard te
maken. Wij willen hoe dan ook het tarief van 1,25 handhaven, omdat wij vinden dat deze categorie
kinderen moet kunnen zwemmen in de grote vakantie. Wanneer blijkt dat er wel een grote teruggang is
in de inkomsten van het zwembad, dan willen wij desnoods het resterende bedrag dekken uit nieuw be
leid. Wat dit punt betreft heb ik een motie gemaakt, die als volgt luidt.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 12 april
1983,
besluit, gezien de toenemende recessie waardoor steeds minder mensen met
vakantie zullen gaan, het lage vakantietarief zwembaden voor kinderen b
1,25 te handhaven en hiervoor dekking te vinden uit het op de begroting
staande bedrag voor nieuw beleid voor zover geen dekking plaatsvindt door
meer bezoek aan die baden."
De motie is mede-ondertekend door mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma.
De heer Boelens: Wij hebben een beetje moeite met de dekking die gekozen wordt. Bij de behande
ling van een eerder punt hebben wij ook een dekkingsvoorstel gedaan. Wij denken dat er elders in de
begroting bij de Dienst voor Sport en Recreatie dienaangaande ruimte gecreëerd kan worden door het
aanwijzen van een herwaarderingsproject. Bij een vorige ronde hebben wij beslist om deze reductie niet
meer toe te passen om een bezuiniging te realiseren, zonder dat wij direct de wenselijkheid hebben uit
gesproken dat het juist op deze post moet. Wij zijn er niet zo voor om te bezuinigen op het zwemmen,
dus om de mogelijkheden voor gebruikers van de zwembaden te bemoeilijken. Daarom zullen wij ook
meegaan met het voorstel van mevrouw Visscher, hoewel wij de dekking die zij aangeeft minder juist
vinden.
De heer De Beer: Mevrouw Visscher gaat uit van een heel ander standpunt, mijnheer de voorzitter.
Op de exploitatie van de zwembaden moeten onnoemelijke bedragen worden toegelegd. De exploitatie
kost verschrikkelijk veel geld. De reden van de verhoging van het tarief van 1,25 naar 2,— is om
et tekort kleiner te maken. Wij moeten op alle mogelijke manieren bezuinigen en wij voelen er dan
ook niets voor om terug te komen op het besluit dat wij eerder genomen hebben.