139 voorstel bevordert mijns inziens niet de zondagsrust. Ik heb ook een materieel bezwaar tegen het voor stel, dat ook van de zijde van het college naar voren is gebracht, namelijk dat het kostendekkend tarief onaanvaardbaar hoog is. De heer De Vries (weth.): Het onderwerp dat door mevrouw Visscher is aangesneden leeft sterk in kringen van de watersport. Het is waar wat mevrouw Visscher zegt dat het de Marrekrite al jarenlang een doorn in het oog is dat juist Leeuwarden om de noord niet de mogelijkheid heeft om schepen in de gelegenheid te stellen via de Dokkumer Ee richting Dokkum te varen. Daarbij wijst men er zelfs op - ik sluit even aan op de opmerking van de heer Buurman - dat men in de meeste echt confessionele gemeen ten in het noorden van Friesland de bruggen op zondag wel open heeft. (De Voorzitter: Alleen Leeuwar den en Staphorst doen de bruggen op zondag niet open!) Deze problematiek speelt al een aantal jaren. De heer De Jong heeft gezegd dat er een aantal jaren geleden wensen over de openstelling op tafel zijn gelegd en dat dan telkens het argument was dat een en ander nogal wat geld kost. Ik heb via de admini stratie van de Dienst Stadsontwikkeling een opgave gekregen wat openstelling van bruggen op zondagen gaat kosten. De kosten daarvan liegen er niet om, want die zullen ongeveer tussen de 30.000,-- en de ƒ40.000,-- liggen voor een vakantieseizoen. Dit is de ene kant van de medaille. De andere kant van de medaille is het personele aspect en dat is ook niet zo eenvoudig. Men zal namelijk, als men het leuk vindt of niet, extra personeel moeten aanstellen om de zondagsdienstregeling uit te voeren, omdat de roosters van de nu functionerende brugwachters daarop niet zijn af te stemmen. Deze mededeling heb ik van de kant van de DSO ontvangen. (De Voorzitter: De cijfers die de wethou der heeft genoemd gelden voor het één uur open zijn van de bruggen. Als de motie wordt aanvaard dan zullen deze cijfers verdubbeld worden, dat moet men zich realiseren. De kosten zullen dan niet tussen de 30.000,en de 40.000,liggen, maar tussen de 60.000,en de 80.000, De suggestie van mevrouw Visscher om voor haar voorstel dekking te zoeken via het heffen van 5,— aan bruggeld - men heeft dan het recht om ook nog vier andere bruggen te passeren, het maakt niet uit van welke kant men komt, er is één brug waar het geld wordt geVnd - betekent nogal een stuk verantwoordelijkheid en een stuk administratieve rompslomp waartegen binnen het gemeentelijk appa raat, op grond van comptabiliteitsvoorschriften, nogal problemen zijn. De suggestie van de heer De Jong om die kosten te dekken door middel van het verhogen van de liggelden voor de ligplaatsen achter de Prinsentuin - volgens de heer De Jong zou voor de grotere schepen wat meer betaald moeten worden dan voor de kleinere schepen - doet op zichzelf sympathiek aan, maar een en ander betekent dat de passanten dan kosteloos de bruggen kunnen passeren en daar krijgen wij natuurlijk geen dekking voor. Kortom, er zitten nogal wat haken en ogen aan het voorstel. Inmiddels heeft de Marrekrite het college verzocht om een gesprek over dit probleem. Van deze kant wil ik aan de raad vragen of hij er genoegen mee wil nemen dat wij in eerste instantie het gesprek aangaan met de Marrekrite, dat wij dan via de Commissie voor de Dienst voor Sport en Recreatie de zaak terugbrengen in de raad en dat wij daarna definitief gaan beslissen. Deze suggestie leg ik graag voor aan de raad. Hierover zal uiterlijk eind mei moeten worden beslist, zodat wij dit seizoen nog za ken met elkaar kunnen doen. Mevrouw Visscher—Bouwer: Ik heb nog wel een vraag over de opmerking van de wethouder inzake de administratieve rompslomp en de comptabiliteit. Heeft dat ook betrekking op het innen van haven geld en het innen van liggelden bij de Prinsentuin? Ik begrijp die opmerking niet. Naast de suggestie om brugwachters in te schakelen, kan men ook overwegen om werkstudenten, HTS'ers of iets dergelijks, in te schakelen, want dat is een heel gebruikelijk iets. Wij gaan verder akkoord met het voorstel van de wethouder om deze zaak in de Commissie voor de Dienst voor Sport en Recreatie te bespreken. De Voorzitter: Wij spreken af dat het gesprek met de Marrekrite plaatsvindt, dat wij intern de za ken op een rij zetten en dat b. en w. in juni met een notitie in de raad komen, ook wanneer dat nega tief is, of met een voorstel. Wanneer wij niet uit deze materie komen, heeft de raad de mogelijkheid om eventueel een andere beslissing te nemen. Ik constateer dat iedereen hiermee akkoord gaat. De heer Pruiksma: Ik wil nog een opmerking maken, mijnheer de voorzitter. Voordat de heer Buur man de annalen ingaat als de laatste rechtvaardige op deze aardkloot, wil ik wel zeggen dat mijn frac tie de arrogantie ontbeert om anderen voor te schrijven hoe zij hun zondag moeten inrichten. Paragraaf 12. Beleidssector Cultuur. De Voorzitter: Mevrouw Van der Werf zal spreken over de prioriteit die gegeven moet worden aan het opstellen van de nota Kunstbeleid. »2.t 140 Mevrouw Van der Werf: Ik kan erg kort zijn over dit punt. Tijdens de algemene beschouwingen van gisteren ben ik uitvoerig ingegaan op de noodzaak van een actueel beleidsplan voor de culturele sector. Volgens mij zijn b. en w. het daar op zich ook wel mee eens, want dat heeft de betreffende wethouder gisteren gezegd. De reden waarom ik dit punt toch heb geclaimd tijdens de afdelingsvergadering is om dat de wethouder erg vaag bleef over de termijn waarop dit plan zou kunnen verschijnen. Er is op dit moment een interimnota van de voormalige Culturele Raad voorhanden, maar de wethouder heeft gezegd dat de bijstelling van die nota, vanwege onder meer de luchtfietserij die daarin voorkomt, erg veel tijd zal kosten. Kortom, de wethouder bleef onduidelijk over de termijn, vandaar dat ik behoefte heb aan een uitspraak op dit punt. Wij hebben daarvoor een motie gemaakt, die als volgt luidt. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 12 april 1983, behandelende het ontwerp-dekkingsplan 1983-1987, overwegende dat: - het met betrekking tot de sector Cultuur van toepassing zijnde beleidsuit gangspunt van "cultuurspreiding" onvoldoende ruimte biedt voor niet-tra- ditionele cultuuruitingen; - het proces van bezuiniging en herwaardering een prioriteitenstelling in de cultuursector dringend noodzakelijk maakt; - hiertoe een actueel gemeentelijk cultureel beleidsplan voorwaarde is, besluit het college van b. en w. opdracht te geven de cultuurnota voor het eind van dit jaar aan de raad ter vaststelling voor te leggen." De motie is mede-ondertekend door de heer Timmermans van de PvdA-fractie De in de motie genoemde termijn "voor het eind van dit jaar" heeft te maken met het feit dat die nota op zijn minst in de Adviescommissie Cultuur aan de orde zal moeten komen. Deze commissie zal moeten adviseren aan b. en w. Vandaar dat wij de termijn wat ruim genomen hebben. De heer Timmermans: Ik wil nog een korte opmerking maken over dit punt. De motivering met be trekking tot de ingediende motie is gisteren en zojuist door mevrouw Van der Werf gegeven. De heer Heere heeft vanmiddag gezegd dat hij erg benieuwd is of de tijdslimiet die in deze motie is opgenomen overeenkomt met de gedachte van het college dat het op zo kort mogelijke termijn deze nota zal voor leggen. Ik ga er vanuit dat het college zo verstandig zal zijn om deze twee termijnen gelijk te schake len. Ik wil nu nog een opmerking maken over de thans beschikbare concept-notitie die een erfenis is van de voormalige Culturele Raad. Wethouder Heere heeft in de betreffende afdelingsvergadering geconsta teerd dat de voorliggende notitie een onvoldragen notitie is, alle kenmerken in zich herbergt van een tijdsperiode waarin de bomen inderdaad nog tot in de hemel groeiden en dat derhalve deze notitie niet als zodanig ter discussie kan worden gesteld. Om nu te voorkomen dat er weer al teveel zaken van het begin af worden bekeken, wil ik ervoor pleiten om deze notitie zonder al teveel rimram, mede gelet op de personeelssituatie op het bureau Cultuur, ter discussie te stellen in de Adviescommissie Cultuur. Na lezing van de concept-notitie bestaat bij ons de indruk dat de notitie is afgestemd op alle relevante be leidsnotities die de laatste tijd door de verschillende overheden zijn uitgebracht. Die beleidsnotities zijn thans verwerkt in de nu beschikbare concept-notitie. Wat dat betreft zou ik kunnen noemen: de nota Kunstbeleid van de gemeente Leeuwarden 1974, de nota Kunst en Kunstbeleid van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk 1976, de nota "Kunstbeleid en decentralisatie" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten 1981, de motie-Kosto betreffende de Wet op de kunsten 1983 en het laatste hoofdstuk van deze notitie dat is afgestemd op het beleidsplan 1983-1987. Met andere woorden, de financiële situatie van de gemeente is er op dit moment wel degelijk bij betrokken door de opstellers van deze notitie. Mijn vraag is of het college bereid is om deze notitie zo snel mogelijk in de Adviescommissie Cultuur ter discussie te stellen. De heer Boelens: Ook wij zijn van mening dat uit de stukken die voorhanden zijn best een nota ge destilleerd kan worden. Wij hebben tevens begrip voor de personeelssituatie op het bureau Cultuur. Wij wachten de reactie van de wethouder af met betrekking tot de termijn waarop die nota kan verschijnen. De heer Heere (weth.): Zowel in de afdelingsvergadering als tijdens deze zittingen, heb ik enige malen de term "op zo kort mogelijke termijn" gebezigd. Het is een beetje jammer dat men, mij kennen de, met voldoende vertrouwen toont om aan te nemen dat dat dan ook op zo kort mogelijke termijn zal Z|l" en dat men de behoefte heeft gehad om daaraan een datum te verbinden, namelijk voor het eind ™ndit jaar. Ik kan mij overigens in de samenloop van wat ik zei en die formulering wel vinden. (Me-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 71