12 beleidsvorming. In een te maken beleidsnota inzake een gecoördineerd werkgelegenheidsbeleid zou ook aandacht moeten worden besteed aan de opvang van niet-actievenWat is er sedertdien gebeurd? Op 22 februari vorig jaar stelde de raad de Commissie voor de Werkgelegenheid in. Op 19 april d.a.v., dus al weer een jaar geleden, werd de commissie door de burgemeester geïnstalleerd. Nadien komt de commissie om de 6 6 8 weken bijeen en zijn er diverse ambtelijke werk- en onderzoeksgroepen inge steld. Tijdens de afdelingsvergadering heeft wethouder Kessler gezegd dat de desbetreffende nota pas in het najaar verwacht mag worden. Dat duurt lang. Wat gebeurt er intussen verder? Graag een duidelijke uitspraak van het college. Uit statistische gegevens van het Gewestelijk Arbeidsbureau blijkt dat maandelijks het aantal lang durig ingeschrevenen toeneemt. Bij de mannen staat 35% langer dan een jaar ingeschreven, bij de vrou wen 36%. Omdat de werkloosheid zo'n groot deel van de jeugd treft, vragen wij bijzondere aandacht voor deze gemeentelijke prioriteit. Qua ernst doet de werkloosheid onder jongeren niet onder voor de werkloosheid onder Surinamers, Antillianen en Molukkers. Bevolkingsgroepen die het altijd al erg moei lijk hebben wat betreft de werkgelegenheid. Omdat de werkgelegenheid in de bouw aanmerkelijk sneller is teruggelopen dan in de commerciële dienstverlening, zijn jeugdige mannen ernstiger door werkloosheid getroffen dan jeugdige vrouwen. Werklozen hebben sterk de neiging om op werkloze kennissen aangewezen te raken. Daaruit kunnen subcultuurgevoelige groepen ontstaan die zich scherp tegenover werkenden kunnen opstellen. Het zich collectief bewust zijn van de situatie leidt of kan leiden tot tegenculturen of subculturen zoals deze in Engeland al bestaan. Laten wij alsjeblieft oppassen dat een dergelijk beeld niet in de gemeente Leeu warden ontstaat. Wij betreuren het om die reden in hoge mate dat de voorstellen uit de nota Bouwen Werkt zo negatief in Den Haag worden beoordeeld en dat de minister van Sociale Zaken en Werkgele genheid, de heer De Koning, durft te spreken van vloeken in de kerk, ook omdat wij in politiek opzicht dezelfde kerk plegen te bezoeken. De plaatselijke werkgroep Leeuwarden van het Christen Democratisch Vrouwen Beraad heeft onlangs een nota aan de wethouder van Volksgezondheid aangeboden met de titel: Mag ik u helpen. Daarin worden voorstellen gedaan om, met behoud van uitkering of door het terugploegen van uitkeringen, werkzaam te zijn in de gezondheidszorg en de bejaardenzorg, om daardoor enerzijds ervaring te behou den of te verwerven en anderzijds nood te lenigen van hen die hulp behoeven. Dit uitgangspunt sluit uitstekend aan bij de door de raad aangenomen CDA-motie van de heer Heere en met name bij de passa ge: zou ook aandacht moeten worden besteed aan de opvang van niet-actieven". Wethouder Heere heeft in de afdelingsvergadering gezegd dat de notitie van de CDA-vrouwen in de Commissie voor de Werkgelegenheid aan de orde zal komen. Wij dringen aan op grote spoed, omdat vandaag al grote groepen jongeren zinvol werk zouden kunnen doen. Daarom ook vragen wij het college met uitvoering van de plannen zoals genoemd in de notitie niet te wachten tot de werkgelegenheidsnota klaar is, maar vooruitlopend daarop reeds nu de nodige maatregelen te treffen. Naar ons oordeel is het streven naar maximale werkgelegenheid voor ieder de meest volstrekte vorm van emancipatie. Met betrekking tot de sector Algemeen Beheer heeft mijn fractie bij een vorige discussie in deze raad reeds haar standpunt inzake de universitaire vestiging Friesland kenbaar gemaakt. Het is opmerke lijk te noemen dat minister Deetman nog zeer onlangs voorstelde vestiging van de complete rechtenfa culteit van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) in Leeuwarden te realiseren. Mede gelet op de reactie van het bestuur van de RUG lijkt de haalbaarheid van dat plan niet groot. Het is daarom uit tactisch oogpunt niet verstandig tegenover Den Haag de oren al te zeer naar dit voorstel te laten hangen als niet tegelijkertijd aan vestiging van het Sociaal Hoger Onderwijs Friesland (SHF) wordt vastgehouden. In dit kader merken wij tevens op dat onze verwachtingen ten aanzien van de resultaten van het Integraal Structuurplan Noorden des Lands (ISP), die nooit overdreven hoog gespannen zijn geweest, bepaald niet opgepoetst zijn door recente uitlatingen van mensen die in Den Haag daarover het nodige te zeggen hebben, alle politiek-publicitaire inzet van Tros-Aktua ten spijt. Volhardend blijven onderhandelen en nuchter blijven lijkt vooralsnog het beste. In dit verband mag opmerkelijk heten dat de Commissaris der Koningin, toen hij zich zeer onlangs tot televisiekijkend Nederland richtte, eraan herinnerde dat Leeu warden de enige provinciehoofdstad is in dit land die niet over een vierbaanswegverbinding beschikt. Zijn uitlating werpt de vraag op of het voltallige college van gedeputeerde staten in Den Haag even hard aan deze zaak trekt als wij geneigd zijn te doen. Mocht het college van b. en w. daaromtrent meer informatie hebben dan de raad thans weet, dan horen wij graag nader. Over de politie heb ik in algemene zin in het voorgaande reeds gesproken. Overeenkomstig uit spraken van de raad is het Beleidsplan voor politie gereedgekomen. Dat beleidsplan heeft de aandacht in de vakpers getrokken, maar niet steeds op een wijze die bij het korps als de meest aangename zal zijn overgekomen. Het bestaan van dergelijke kritiek van, ik heb tijdens de betreffende afdelingsvergade ring het verhaal genoemd dat staat in Het Algemeen Politieblad van 5 maart 1983, vakgenoten nood 13 zaakt politie en gemeenteraad wel tot een genuanceerd afwegen van de vraag op welke wijze op het beleidsplan moet worden voortgeborduurd. Dat moet zodanig dat theoretische uitgangspunten en praktijk van alledag niet met elkaar op gespannen voet komen te staan wil de geloofwaardigheid van de politie niet in negatieve zin worden beïnvloed. Voor het overige geldt ten aanzien van de politie hetzelfde wat in het voorgaande over de financiële betrekkingen met het rijk is gezegd. Ik kom nu aan de sector ruimtelijke ordening. Veel is daar de afgelopen beleidsperiode aangezwen geld, naar verhouding is daar ook veel tot stand gekomen. Veel daarvan danken wij aan de Interim Sal doregeling (ISR) die ons in staat gesteld heeft stadsvernieuwing op verschillende plaatsen in de stad aan te pakken. Dat stemt tot voldoening. Wij zijn er echter nog niet. Veel zal afhangen van stuurmanskunst en onderhandelingstactiek van het college in de richting van de diverse departementen. De ontwikkeling van bestemmingsplannen heeft gestage voortgang gevonden, wellicht niet steeds in een tempo dat de raad zou willen, maar wij beseffen dat wenselijkheid en haalbaarheid niet zelden el- kaars tegengestelde zijn. Wij merken in dit verband met voldoening op dat de raad de leden van de Commissie voor het Grondbedrijf is gevolgd toen deze commissie met kracht van argumenten zich keerde tegen aankopen in het plangebied Wiardaburen op dit moment. Stelt u zich voor op welk financieel de bacle het zou zijn uitgelopen, gelet op ontwikkeling op de woningmarkt, als de raad anders zou hebben beslist. Maar tot die conclusie was het college inmiddels ook gekomen getuige wat onder het hoofd Ontwikkeling grondkosten in het beleidsplan wordt gezegd. De binnenstad is een tijdlang verstopt geweest, en is dat op sommige plaatsen nog, vanwege de uit voering van riolerings- en bestratingswerkzaamheden. Strikt genomen geeft dat de burger overlast, aan de andere kant dient ook de burger te beseffen dat deze werken noodzakelijk zijn voor een behoorlijke infrastructurele uitrusting van het stedelijk gebied. Niet onvermeld mag ook blijven dat deze werk zaamheden mogelijk zijn geworden door forse subsidies uit de rijkspot die aantonen dat het wel degelijk zin heeft in Den Haag aan de bel te blijven trekken. De realiteit gebiedt echter te zeggen dat ook deze subsidiepotten waarschijnlijk niet aan het bezuinigingsmes dreigen te ontkomen. Dat het rijk daarbij soms niet schroomt keiharde toezeggingen en sterker nog afgegeven vergunnin gen in te trekken of te blokkeren toont de stop in de ziekenhuisbouw aan. Beschikt het college over in dicaties dat iets dergelijks de ISR-gemeenten wellicht ook staat te wachten? Ook al zou dat zo zijn, dan nog is mijn fractie van oordeel dat met kracht gewerkt moet worden aan de plannen voor de reste rende wijken, bijvoorbeeld de Schil-oost, zodat ons in 1985 geen verwijt kan worden gemaakt. Intussen moeten wij ons ervan bewust zijn dat de tijd van langer met z'n allen in de rij staan is aangebroken. Maar wie niet waagt die niet wint! De ontwikkelingen in Camminghaburen gaan, mede in het licht van het voorgaande, minder snel dan wij dachten en hoopten. Dat brengt ons bij de vraag aan het college of een en ander geen aanlei ding geeft nader te onderzoeken of in tijd gezien zekere voorzieningen eerder moeten worden gereali seerd dan in de oorspronkelijke plannen was gedacht. Ook vrezen wij dat de realiseerbaarheid van de laatste deelplannen in gevaar komt door de voortdurende verschuiving in het woningbouwprogramma daar, in die zin dat, uitgaande van een sluitende grondexploitatie inclusief de lokatiesubsidie, de fi nanciële problemen gedurig naar het eind worden verschoven en wij aan het eind van de rit tot de ont dekking komen dat wij de zaak financieel niet rond krijgen. Aangezien bouwen nu ook werk nu bete kent realiseren wij ons dat onder de gegeven omstandigheden weinig anders overblijft. De rust aan het onderwijsfront is ernstig verstoord geraakt door de forse bezuinigingen die het on derwijs hebben getroffen of nog dreigen te treffen. Niettemin zijn wij van oordeel dat het onderwijs zelf zo spoedig mogelijk naar een nieuw stabilisatiepunt zal moeten zoeken. Voorkomen moet worden dat de kwaliteit van het onderwijs door het voeren van discussies alleen al wordt aangetast, te meer waar die discussie niet steeds even zuiver wordt gevoerd en belangen in de marge dreigen te prevaleren boven het centrale belang van iedere vorm van onderwijs, namelijk het belang van het kind dat dat on derwijs volgt. De huidige discussie aan het onderwijsfront heeft naar mijn mening een ander probleem naar de achtergrond gedrongen, namelijk het feit dat met name in het onderwijs het ene experiment het andere inhaalt en voor een gigantisch stuk onrust in de school zorgt. Men hoeft geen onderwijskundige te zijn om te kunnen zien dat die ontwikkeling, hoewel wellicht wetenschappelijk zeer interessant, het dagelijkse belang van het kind in de school nauwelijks dient, maar wel miljoenen guldens verslindt. Er wordt aan experimenten ongeveer 1 miljard gulden per jaar uitgegeven. De huidige economische situatie biedt wellicht een aanknopingspunt het nuttige met het aangename te verenigen. Dat vraagt dan wel een wijziging van de financieringsstructuur van het onderwijs, die er dan ongeveer als volgt uit zou moeten zien: alle (miljoenen verslindende) experimenten worden direct gestopt; - financiering vindt plaats per onderwijsobject, op basis van een eigen budget naar het prijspeil bij voorbeeld 1 januari 1984;

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 7