16 gemeente mede vorm hebt gegeven en voor de wijze waarop u dat hebt gedaan. In een ander verband hopen wij daar nog op terug te komen. Voordat ik aan de afronding van mijn betoog kom, voel ik mij toch geroepen om in het kort te rea geren op de suggesties die mevrouw Brandenburg, als fractievoorzitster van de PvdA, naar voren heeft gebracht over uw mogelijke opvolger, mijnheer de voorzitter. De voorzitter kennende, zal dit onder werp hem zeer interesseren. Het zal mij niets verbazen als u, mijnheer de voorzitter, binnen de politie ke groepering waartoe u behoort op bepaalde kandidaten wellicht de aandacht zal hebben gevestigd. Mevrouw Brandenburg vraagt vervolgens wat de CDA-fractie heeft te melden over de geruchten die mo menteel in Den Haag circuleren over de benoeming van een CDA-burgemeester in Leeuwarden. Die ge ruchten zijn nieuw voor ons en alle nieuwtjes zijn ons wat dat betreft welkom. Inzake ons standpunt wil ik mevrouw Brandenburg onverkort verwijzen naar het standpunt dat wij hebben ingenomen tijdens de in formatieve raadsvergadering van 8 december 1982. Mijn fractie heeft daarin consequent het standpunt ingenomen, ook in tweede instantie desgevraagd door de heer Wiegel, dat, gelet op de politieke sa menstelling van deze raad het in de rede lijkt te liggen dat in Leeuwarden een burgemeester van PvdA- huize zal worden benoemd. Bij dat uitgangspunt sluiten wij ons aan. Mocht het echter zo zijn dat, om welke reden ook, een PvdA-kandidaat niet de voorkeur zou genieten dan zijn wij uitdrukkelijk van op vatting dat er een CDA-burgemeester moet komen, mede gelet op de samenstelling van de Bestuurscom missie Noorden des Lands. Voor de liefhebber heb ik hier de notulen van die vergadering. Ik denk dat er voor mevrouw Brandenburg geen aanleiding is om ons inconsequentie te verwijten. Voor het overige moet, gelet op de stand van de procedure, het resultaat worden afgewacht. In zoverre hebben wij aan ons standpunt van toen niets toe te voegen. Ik kom thans aan de afronding van mijn betoog. Er resten ons nog slechts 9 maanden voordat George Orwell's profetie op zijn werkelijke waarde kan worden beoordeeld. Zijn voorspelling heeft de aan dacht kunnen trekken door de benauwende strekking ervan. Zijn gedachtengoed is ons echter vreemd, ons wereldbeeld is een andere. Dat is geen toeval: een christen-democraat put zijn politieke inspiratie niet uit een pessimistisch mens- en maatschappijbeeld, maar vanuit een levensbeschouwelijke opvatting over de mens en zijn plaats in het wijder strekkende verband van de schepping. Daarom hechten wij aan gerechtigheid, solidariteit, verantwoordelijkheid van de mens en rentmeesterschap. Daarom ook zullen deze 4 begrippen centraal staan bij de beoordeling van het politieke handwerk. Een woord van dank aan het ambtenarenkorps voor alle geleverde inspanningen in deze tijd van re cessie is zeker op zijn plaats, te meer nu van hen een steeds grotere creativiteit wordt gevraagd als het erom gaat wenselijk beleid te maximaliseren met behulp van steeds minimaier wordende middelen. Naar buiten toe kunnen ze rekenen op het nodige onbegrip, maar wellicht weten zij zich gesterkt door het woord van Prediker dat volksgunst slechts ijdelheid is. Ambtelijk apparaat en gemeenteraad staan samen voor een zware taak, namelijk het besturen van onze huishouding. Van de inzet van anderen zijn wij overtuigd, op onze inzet kan men stellig rekenen. Mevrouw Jongedijk—Welles is inmiddels ter vergadering gekomen. De Voorzitter schorst, om 15.25 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 15.50 uur, de vergadering. De Voorzitter: Ik stel voor om onze discussie te vervolgen en ik geef graag het woord aan de heer Bijkersma. De heer Bijkersma: Mijnheer de voorzitter, in een recente toespraak hebt u de dereguleringsge dachte naar voren gebracht. Al jarenlang heeft de landelijke WD gezegd dat door de vele overheids maatregelen de maatschappij dreigt te verstikken. Wij zijn verheugd dat u dit thans ook gaat inzien. Als het nu maar niet bij fraaie woorden blijft. Juist op lokaal niveau kunnen wij ervoor zorg dragen dat de dereguleringsgedachte in de praktijk wordt gebracht. In vele landen om ons heen begint ook de liberale politiek met meer vrijheid voor de ondernemer reeds haar vruchten af te werpen. Ook in ons land lijkt de ommekeer gekomen. Wellicht heeft dit tot gevolg dat de rijksoverheid op langere termijn weer in staat zal zijn de lokale overheden meer financi eel te steunen bij de uitvoering van hun taak. In geen geval zal het echter weer zo ondoordacht en on bezonnen moeten als soms in de voorbije jaren. Tot zo lang zullen wij zelf orde op zaken moeten stel len. Mijn fractie is de mening toegedaan dat dit weliswaar moeilijk zal zijn, maar geenszins hopeloos. Wij hebben de overtuiging dat er toch nog op vele zaken bezuinigd kan worden, maar dan moet de wil daartoe wel aanwezig zijn. Dit is dan ook de reden, of liever gezegd één van de redenen, waarom wij de Commissie voor de Financiën een meer centrale plaats willen laten innemen. Een andere reden om deze commissie meer bij het financiële gebeuren te betrekken is het feit dat de nieuwe Comptabiliteits wet op 1 januari 1985 van kracht wordt. Deze wet moet de raadsleden in staat stellen de gehele begro- tingsproblematiek beter te doorgronden en er duidelijker politieke keuzes gemaakt kunnen worden. Is het college overigens al begonnen de voorbereidingen te treffen omtrent de invoering van deze wet? Zoals gezegd zijn wij van mening dat niet alles hopeloos is en wij hebben goed begrip voor de be zuinigingsproblemen van de rijksoverheid. Van ons zal men dan ook weinig klaagliederen horen in de richting van de regering. Wij zijn daarbij van mening dat juist de lokale overheid de regering moet steunen bij de uitvoering van de gigantische saneringstaak. Deregulering wil in onze ogen meer zijn dan alleen maar minder regels. De regels zullen duidelijk, overzichtelijk en niet te detaillistisch behoren te zijn. Belemmeringen behoren te verdwijnen. Ruimer geredeneerd zal ons werk in deze raad ook meer een efficiënt karakter moeten krijgen. Het is daarom dat ik met kritiek kom op een aantal zaken rondom deze begroting voor het jaar 1983, waarbij ik tevens de herwaarderingsvoorstellen betrek. 1. Volgens de Gemeentewet dient het college een begroting zo tijdig in te dienen dat zij behandeld kan worden voor 1 november voorafgaande aan het begrotingsjaar. Voor ons is het onbegrijpelijk dat het college zo bijzonder laat de begroting voor dit jaar behandelt. Een strakker tijdschema en een zakelijke benadering hadden hierbij voorrang moeten krijgen. Het feit dat er een nieuw college is aangetreden spreekt ons niet aan. Wij veroordelen dan ook absoluut de veel te late indiening en be handeling. 2. De nu gelijktijdige verwerking en behandeling van de herwaarderingsproblematiek werken versluie rend. Zij veroorzaken spraakverwarring en er wordt op deze wijze tekort gedaan aan de beïnvloe dingsmogelijkheden der raad. Ook moeten wij ervoor waken dat het herwaarderen niet een doelstel ling op zich gaat worden. Daarbij komt ook nog dat het ambtenarenapparaat dreigt te verdrinken in zijn werk. Dit geheel veroordelen wij. 3. De afdelingsvergaderingen hebben op sommige ogenblikken het karakter gekregen van algemene be schouwingen in mini-formaat. Deze vergaderingen hebben tot doel de afdelingsleden in de eerste plaats meer informatie te geven naar aanleiding van de ingediende vragen en het antwoord daarop van het college. Naar onze mening dienen deze vergaderingen zo spoedig mogelijk het oorspronke lijke karakter weer terug te krijgen. De nu gehanteerde methodiek vinden wij onjuist. Kortom, mijnheer de voorzitter, een aantal zaken waarbij uw college de dereguleringsgedachte, in breed verband, nog niet in de praktijk hebt gebracht. De overijver en detaillering hebben nu vertragend gewerkt. Wederom breng ik daarom naar voren dat de zakelijkheid en ook de financiële bewaking meer aandacht moeten krijgen. Ik denk dat een VVD vertegenwoordiging in het college daaraan beter gestal te had kunnen geven. Reeds meerdere malen heb ik het voorrecht gehad in deze raad van Leeuwarden, in de algemene beschouwingen de liberale gedachte te mogen vertolken. Verscheidene aspecten van de zaken welke in deze gemeente leven zijn hierin herhaaldelijk door onze visie belicht. Ons standpunt in een aantal za ken mag zo langzamerhand voor velen nu wel duidelijk zijn. Ik zal daarom niet uitvoerig spreken over onder andere de volgende punten: 1. De nog steeds voortdurende verkeerschaos op het Zuiderplein en het Vrijheidsplein; 2. Een wijkgezondheidscentrum waar meerdere artsen en ander personeel de zorg hebben over maar 360 patiënten 3. Een nog steeds niet aanwezige bewegwijzering naar het stadscentrum. 4. Nog steeds vervuilde plantsoenen in de buurt van station en sommige scholen in de buitenwijken. 5. Nog steeds zijn de herwaarderingsvoorstellen teveel een ambtelijke zaak en zijn ze voor de fracties in deze raad te ondoorzichtig. 6. Nog steeds is er overlast van in de Doelesteeg geparkeerde fietsen. 7. Nog steeds is de schuilkelder onder het Wilhelminaplein niet verder ingericht. In het verleden heeft het bedrijfsleven geklaagd over de te trage afdoening van een aantal zaken. Jammer genoeg is er geen duidelijk centraal informatiepunt voor alle zaken welke het bedrijfsleven aangaan. Een voorbeeld dat misschien aanspreekt: Vaak werden wij geconfronteerd met bedrijven welke om, voor hen belangrijke argumenten, graag een zogenaamde nissenhut wilden plaatsen. Zelden lukte het om hier een vergunning voor te krijgen. Wellicht is een verkeerde methode van aanvrage hier mede schuldig aan. In het gemeentelijk apparaat zelf weet men echter wel degelijk hoe te handelen. In de kortste keren was dit apparaat in staat een nissenhut te laten bouwen ten behoeve van de stadsverwar ming nota bene aan de rand van Camminghaburen. Ik ben ervan overtuigd dat de regels daarbij niet zijn overschreden. Begrijpelijk is dat zoiets bij het bedrijfsleven wrevel en onbegrip opwekt. Het gemeente lijk apparaat wist hoe te handelen. Is het dan niet mogelijk via een centraal informatiepunt ook het be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 9