k
18
clubs. Dat feit rechtvaardigt natuurlijk niet alles. Wat de beheerscommissie en de samenstelling daarvan
betreft, is het volstrekt onduidelijk hoe een desbetreffend voorstel straks aan de raad zal worden gepre
senteerd. Willen wij iets doen dan moet de stichting worden ontbonden. Ik ga met grote moeite akkoord
met het voorstel van het college.
Ik wil echter toch nog iets zeggen over de beheerscommissie en de samenstelling daarvan, want dat
vervolg krijgen wij natuurlijk ook nog. De wethouder heeft verschillende keren, en met name in de
commissie, gesproken over de deskundigheid vanuit de ijsclubs. Het is natuurlijk logisch dat men die
deskundigheid zoveel mogelijk bundelt en dat men adviezen inwint. Ik wil echter toch wel even heel
duidelijk stellen dat gebleken is dat er tussen de deskundigheid op het gebied van de ijssport en de des
kundigheid op het gebied van het beheren van de financiën toch altijd nog 1,1 miljoen gulden zit. Als
straks het punt van de beheerscommissie aan de orde komt zullen wij ons standpunt nader bepalen.
De heer Buurman: Een korte reactie, mijnheer de voorzitter. De wethouder zegt dat het niet gaat
om het laatste cijfer achter de komma, nou, dat heeft ook geen sterveling hier beweerd. Wij hebben het
over globale gegevens gehad en ik wil eerlijk zeggen dat ik had gedacht dat de verdediging van wet
houder Miedema wat moediger zou zijn geweest. De wethouder zegt dat de begroting reëel is. Ik heb
met een paar pennestreken aangegeven dat ik vind dat de begroting zwak is. Een begroting is niet niks,
die moet reëel zijn. Maar als de wethouder er niet aan twijfelt dat enige taakstellende elementen in de
begroting in werkelijkheid goed zullen uitpakken en dat het onderhoud van de ijshal buiten het ijssei
zoen geen extra kosten met zich mee zal brengen, nou alia. (De heer Ten Hoeve: Allah?) Nee, alla,
(Gelach)
Eén ding wil ik nog wel van de wethouder horen, hoewel dat misschien het intrappen van een open
deur is. Ik heb namelijk met enige nadruk de vraag gesteld dat, wanneer de stichting wordt ontbonden,
dan wel wordt vastgelegd dat de ijsverenigingen geen claim kunnen instellen voor de fonds perdu ter
beschikking gestelde bedragen.
De heer Miedema (weth.): Ik wil met de opmerking van de heer Buurman beginnen over de claim
van de ijsclubs. Wil men de Stichting IJshal Leeuwarden opheffen, dan moeten zowel de ijsclubs als de
gemeente Leeuwarden verklaren dat zij voorstanders zijn van opheffen. Daarbij dient te worden vermeld
onder welke voorwaarden zij voorstanders van opheffing van de stichting zijn. Datgene waar de heer
Buurman volkomen terecht de vinger bij heeft gelegd, dient dan ook te worden geregeld.
Er zijn over en weer door de sprekers enkele opmerkingen geplaatst. Het belangrijkste punt dat
overblijft is het feit dat de heer Bijkersma zijn motie handhaaft, met dien verstande dat onder andere
punt b vervalt. Het zal de raad niet verbazen dat ik deze motie met de grootste klem ontraad.
Volgens mij ben ik voldoende op de verschillende opmerkingen ingegaan.
De Voorzitter: De heer Bijkersma heeft gezegd dat hij de punten b en c van zijn motie, gelet op de
discussie, intrekt. Hij wacht af met welke voorstellen wij daarover later komen. Blijft dus over punt a
van de motie van de heren Bijkersma en De Beer waarin zij voorstellen de mogelijkheden om de exploi
tatie over te dragen aan een particuliere onderneming opnieuw te onderzoeken. Ik breng punt a van de
ze motie dan nu in stemming.
Punt a van de motie van de heren Bijkersma en De Beer wordt verworpen met 28 tegen 7 stemmen.
(Voor de motie stemmen de leden van de fracties van VVD en GPV/RPF/SGP.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de VVD-
fractie wenst te worden geacht te hebben gestemd tegen punt 2 van het besluit en met inachtneming van
de toezegging van de wethouder.
Punt 22 (bijlage nr. 155).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 23 (bijlage nr. 147).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Vestiging Centrum voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefening (CBB).
De heer Niemeijer: Ik wil het nog één keer proberen! Mijn opmerking betreft punt 7b van artikel 4
van de Verordening op de bestuurscommissie voor het Centrum voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefe
19
ning. Wij hebben al vaker gezegd dat leeftijdsbeperkingen bij benoeming in beheerscommissies als dis
criminerend worden ervaren. Ook de betreffende bevolkingsgroep heeft bekend gemaakt dit als zodanig
te ervaren. Mijn fractie heeft in het verleden deze bepaling, die standaard is in dergelijke verordenin
gen, zonder commentaar laten passeren. Maar als een mens wat ouder wordt, dan begint hij op deze
dingen te letten. Ik heb een voorstel. Om te voorkomen dat wij per geval een discussie gaan houden,
wil ik u vragen of u dit punt in zijn algemeenheid terug wilt voeren naar de Commissie voor Bestuurlijke
Aangelegenheden. In die commissie kan dan aan de orde worden gesteld of het noodzakelijk is deze
leeftijdsbeperking voor commissies en andere bestuursorganisaties te handhaven.
Mevrouw Willemsma—de Jong: Dit raadsvoorstel voor vestiging van een Centrum voor Beroepsoriënta
tie en Beroepsoefening heeft de steun van onze hele fractie. In deze tijd van grote werkloosheid zijn
initiatieven als deze zeer welkom. Het punt heeft in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden ruim
de aandacht gehad. Ik meen dat daar ook is geconcludeerd dat dit voorstel in de Commissie voor de
Werkgelegenheid zal worden meegenomen. Mocht dit onjuist zijn, dan hoor ik dat straks wel van de
wethouder.
De betreffende wethouder, die in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden de discussie heeft
aangehoord, weet ook van het project bij Het Baken, namelijk het project BKE, hetgeen betekent Be
roepskwal if icerende Educatie. Dit project is in samenwerking met de arbeidsbureaus tot stand gekomen,
maar schijnt, in tegenstelling tot het project CBB waarover wij vanavond praten, uit de onderwijswereld
te komen. Kortom, er dient wel te worden gewaakt voor doublures. In de commissie heeft de wethouder
de toezegging gedaan dat initiatieven, die tot een samenhangend beleid zouden kunnen leiden, moeten
worden bevorderd. Dit laatste had betrekking op het BKE-project bij Het Baken. De keuze van de loka-
tie heeft toch ook weer te maken met een eventuele samenwerking. De Streekschool is in dit verband
genoemd. Nadere voorstellen met betrekking tot de lokatie zullen volgen, zo lezen wij in het raads
voorstel
Verder gaat onze fractie akkoord met de in de raadsbrief genoemde bestuursvorm. Voorstellen die
betrekking hebben op dit raadsbesluit wachten wij graag af.
De Voorzitter: In aansluiting op datgene wat de heer Niemeijer naar voren heeft gebracht, stel ik
voor punt 7b van artikel 4 van de Verordening op de bestuurscommissie voor het Centrum voor Beroeps
oriëntatie en Beroepsoefening te schrappen. In geen enkele verordening staat deze bepaling. De alge
mene lijn die gevoerd wordt is dat geen mensen worden aangezocht die tijdens een benoemingsperiode
de 70-jarige leeftijd bereiken, behoudens in speciale gevallen, bijvoorbeeld in commissies waarin be
jaardenaangelegenheden aan de orde komen. Uiteraard kan daarover opnieuw worden gesproken, bij
voorbeeld over vier jaar als de diverse benoemingen weer aan de orde zijn. Zoals ik al heb gezegd, in
geen enkele verordening staat deze bepaling zo expliciet gesteld. Ik weet eerlijk gezegd ook niet
waarom deze bepaling hierin is opgenomen. Het is zelfs een beetje vreemd om dit punt in deze verorde
ning op te nemen, dus dat is nog een argument om het te schrappen. (De heer Niemeijer: Prima, voorzit
ter. De beleidslijn op zich kan dan toch ook nog wel eens ter discussie worden gesteld?) Niet nu! (De
heer Niemeijer: Dat is ook niet mijn bedoeling, ik heb alleen gevraagd of een en ander nog eens kan
worden besproken in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden.) Over vier jaar. (De heer Nie
meijer: Ik heb het als algemeen punt aan de orde gesteld en gevraagd of dit wat betreft commissies en
andere bestuursorganisaties - de voorzitter noemt zelf het benoemingenbeleid - in de Commissie voor
Bestuurlijke Aangelegenheden kan worden besproken.) Ik wil dat punt natuurlijk wel aan de orde stel
len. Ik heb u echter net gezegd dat alle benoemingen eens in de vier jaar plaatsvinden.
Het lijkt mij daarom zinvol een en ander, als over een jaar of drie de nieuwe benoemingen plaats
vinden, rustig opnieuw onder ogen te zien. In feite kom ik helemaal tegemoet aan de wensen van de
heer Niemeijer. Het heeft namelijk geen zin tussentijds in deze materie te duiken. Ik constateer dat de
heer Niemeijer instemmend knikt, dus dit punt is opgelost.
De heer De Vries (weth.): Mevrouw Willemsma heeft nog even gerefereerd aan de discussie die wij
gehad hebben in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden. Het is juist dat ik daar heb toegezegd
dat wij zullen proberen tot een samenhangend beleid te komen. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik in die
bewuste vergadering voor het eerst in aanraking kwam met de plannen zoals de functionaris van Het Ba
ken die uiteenzette. Wij hebben tot op dit moment de brief, die hierop betrekking heeft, nog niet ont
vangen. Ik wil graag toezeggen dat wij waar mogelijk heel nadrukkelijk streven naar samenhang. Zodra
de projectleider is aangesteld voor het CBB zullen wij hem ook meteen op dit spoor zetten om te kijken
wat de mogelijkheden elders zijn, zodat wij ten behoeve van de cursisten optimaal over en weer van de
bestaande instituten gebruik kunnen maken.