zullen verkrijgen dan hun huidige uitkering bedraagt, terwijl tevens de collectieve lasten drastisch ver
laagd zullen worden. Tot dusverre wordt helaas door degenen die het voorrecht hebben (nog) wel in het
arbeidsproces te zijn opgenomen, maatschappelijk niet aanvaard dat wezenlijke offers worden gebracht
ten behoeve van (toenemende) aantallen vooral jongeren, die zonder werk zijn en op uitkeringen zijn
aangewezen
Hoewel een en ander ver af lijkt te staan van het gemeentelijk bestel, ben ik er toch zo diep op
ingegaan, omdat het het wezenskenmerk dient te zijn waardoor het doen en laten van bestuurders wordt
beheerst. Als burgemeester heb ik door de vele contacten zowel op landelijk als op provinciaal en lo
kaal niveau, en wat het laatste betreft met allerlei groepen uit en facetten van de huidige samenleving,
van nabij ervaren hoe de samenleving zich aan het ontwikkelen is. Ik weet daardoor ook zeer beslist dat
wanneer wij metelkander blijven "cureren aan het symptoom", maar er wezenlijk niets aan kunnen of
willen doen, het toekomstbeeld inderdaad heel somber moet worden afgeschilderd.
Het is niet nodig concrete voorbeelden te noemen. Als u televisie, radio en dagbladen volgt en in
u opneemt wat er veraf en dichtbij gebeurt, als u ogen en oren de kost geeft, dan kan een ieder het
zelfde samenvattende beeld geven dat ik heb verwoord. Ik verzeker u het erg jammer te vinden aan het
slot van mijn lange ambtsperiode een dergelijk beeld hier in de raad te geven. U moet het zien als een
"cri de coeur". Ik wil er slechts mee bereiken u en anderen, vooral degenen die verantwoordelijkheid
dragen, met de neus op de harde werkelijkheid te drukken. Daarbij hoop ik dat men niet voor de moei
lijkheden wegvlucht, maar bereid is naar vermogen naar verbetering te streven en daaraan bij te dragen.
Dat kan niet door burgerlijke ongehoorzaamheid, laat staan bestuurlijke ongehoorzaamheid te prediken.
Zij die verantwoordelijkheid dragen en zich dat bewust zijn, mogen zelfs niet in overweging nemen dat
te onderzoeken. Hoe smal de schouders van onze democratie ook mogen zijn, men dient zich er voort
durend van bewust te zijn dat het ter discussie stellen van die democratie tot onvoorstelbare consequen
ties zal leiden. Men zal langs democratische weg gekozen bestuurders de kans moeten geven oplossingen
voor de problemen tot stand te brengen en ze niet meteen voor de voeten moeten lopen wanneer iets ge
beurt of dreigt te gebeuren dat voor groepen onwelgevallig is. Men mag in een vrij land zijn mening
kenbaar maken, uitdragen, daarvoor met klem van argumenten pleiten, er voor demonstreren. Maar als
op democratische wijze beslissingen zijn genomen, waarbij standpunten van minderheden zijn ingewo-
gen, zal men die hebben te accepteren. Als ook de politieke partij, waarvan ik lid ben, dat niet meer
zou aanvaarden - ik vertrouw er echter op dat het nimmer zover zal komen -, dan zal die partij de
wrange vruchten daarvan plukken. Als de samenleving dat niet meer aanvaardt, dan zullen wij hoe dan
ook tot een regime komen waar het brute geweld zegeviert. Men moet zich wel bedenken dat ook Hitier
en Mussolini aan de macht zijn gekomen via een wankelende democratie. Helaas zijn er vele volkeren
op de wereld die zelfs het stadium van de democratie nog nimmer hebben bereikt met alle gevolgen van
dien en waarover u dagelijks kunt vernemen wat daarvan de consequenties zijn.
Terug naar onze gemeentelijke huishouding. Hoe verleidelijk het ook is een terugblik te geven over
de periode waarin ik burgemeester mocht zijn van de Friese hoofdstad, ik zal dat niet doen. U weet dat
immers allemaal minstens zo goed als ik dat zou kunnen weergeven. Ook ga ik niet in op facetten van
het bestuur waarmee wij thans bezig zijn en vooral dan die, welke de komende jaren veel aandacht van
de raad en dus ook van het college van burgemeester en wethouders en van mijn opvolger zullen vragen.
Daarover hebben wij nog deze maand uitvoerig beraadslaagd tijdens de raadsvergaderingen, waarin het
beleidsplan 1983-1987 en de begroting 1983 zijn behandeld.
Er zijn nog enige aspecten van wat meer algemene aard, waarbij de gemeenten ten nauwste zijn
betrokken en waarover ik nog graag enkele opmerkingen wil maken.
Reeds jarenlang wordt nogal heftig en indringend gediscussieerd over de vraag in hoeverre en op
welke wijze ons bestuurlijk bestel herzien zou moeten worden. Daarbij zijn plaats en bevoegdheden van
het lokale bestuur ten nauwste betrokken. Geleidelijk zijn wij van circa 1200 gemeenten gekomen op
circa 800. Verwacht mag worden dat die ontwikkeling echt nog wel zal doorgaan, wat politici daarvan
ook mogen zeggen. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat wij zo rond het jaar 2000 nog zo'n 400 gemeen
ten zullen hebben. In Friesland zal er na de herindeling, welke nu bezig is zich te voltrekken, niet
veel meer veranderen.
Het aantal provincies zal vrij zeker niet uitgaan boven de 13. Dat houdt in wezen in dat er te dien
aanzien niets verandert in het huidige beeld. Het is mijns inziens bijzonder verheugend dat de huidige
minister van Binnenlandse Zaken, de heer Rietkerk, kort geleden in een nadere standpuntbepaling in
belangrijke mate de mening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten blijkt te zijn toegedaan
voorzover het de plaats van de provincies betreft in ons bestuurlijk bestelEr zal niet worden gestreefd
naar zogenaamde "doe-provincies", doch het zwaartepunt zal wat de provincies betreft blijven liggen
bij het zogenaamde "intermediair" bestuur. Dat neemt niet weg dat de provincies wel een belangrijkere
plaats zullen gaan innemen dan in het verleden het geval is geweest. Dat is op zich ook een goede
5
zaak. Dat meer inhoud geven aan de bestuurlijke taak van de provincies moet echter niet ten koste gaan
van het lokale bestuur (door het overnemen van taken van dat lokale bestuur), doch door het versterken
van de coördinerende rol en door het overnemen van taken van de rijksoverheid, bijvoorbeeld op het
gebied van het verlenen van goedkeuringen aan gemeentebesturen e.d. (dus door decentralisatie van
rijkstaken). Ook na gemeentelijke herindeling zullen gemeentebesturen dan evenwel door moeten gaan
met het gezamenlijk aanpakken van taken die behoren tot het lokale bestuur, doch die niet door alle
gemeenten afzonderlijk verricht kunnen worden. Het cp stapel staande wetsontwerp tot herziening van
de Wet gemeenschappelijke regelingen zal daartoe een belangrijke juridische basis leggen. De provin
ciale besturen zullen de provincie in "gemeentelijke samenwerkingsgebieden" moeten indelen. Ook de
op stapel staande herziene Brandweerwet noopt tot een dergelijke indeling. Verwacht mag worden dat
het provinciaal bestuur dat zal doen in nauwe samenwerking met de gemeentebesturen. De eerste stap
pen tot dat overleg zijn reeds gezet. Friesland heeft reeds vijf van dergelijke gebieden en in deze pro
vincie zijn er zelfs geen "witte vlekken" meer. Mede als gevolg van de huidige gemeentelijke herinde
ling zullen de bestaande gebieden herzien moeten worden. Ook de gewenste omvang van de gemeente
lijke samenwerkingsgebieden zal daarbij weer ter sprake komen. Het lijkt niet erg waarschijnlijk dat er
vijf gebieden in Friesland zullen blijven. Een aantal van vier en mogelijk zelfs van drie ligt meer voor
de hand. Maar hoe dat ook mag worden, de gemeentelijke samenwerking onder bestuur en verantwoor
delijkheid van de gezamenlijke gemeenteraden zal van essentiële betekenis blijven. In de Regio Fries
land-Noord zijn wij reeds ver gevorderd met dat samenspel. Ik hoop van harte dat de stad Leeuwarden
daarbij de rol zal blijven spelen zoals dat tot dusverre het geval is en in een goed samenspel met de an
dere Noord-Friese gemeenten naar een harmonieuze samenwerking zal blijven streven. Ik vind het erg
fijn dat ik er aan heb mogen meewerken de vroegere controverse stad/platteland een heel andere dimen
sie te kunnen geven. Ook al zijn er echt nog wel verschillen en dat is op zich ook helemaal niet erg,
de bewustheid en de bereidheid tot samenwerken heeft heel duidelijk de overhand gekregen.
Graag wil ik ook nog een enkele opmerking maken over de toekomstige organisatie van de politie.
Het touwtrekken over de vraag of er provinciale politie dan wel gemeentelijke politie moet komen is
nog steeds gaande. Helaas lijkt deze problematiek niet te worden benaderd op basis van wat het beste is
voor het goed functioneren van de politie in het totale bestuurlijk bestel, doch op het eigenzinnig vast
houden aan opvattingen welke slechts in beperkte kring leven. Vriend en vijand zijn het er over eens
dat de taak van de politie nog steeds in omvang en zwaarte toeneemt als gevolg van de ontwikkelingen
in het huidige tijdsbestek. Enerzijds zal ook het politie-apparaat zo efficiënt mogelijk moeten werken,
doch anderzijds zal het functioneren van dat apparaat zo veel als mogelijk is ingebed moeten worden in
het vooral lokale bestuurlijk bestel. Doet men dat laatste niet, dan zal de politie in toenemende mate
als een op zich zelf staande organisatie in de samenleving gaan functioneren. Wordt die dan verder in
grootschalige eenheden ondergebracht en geleid, dan gaan we onverbiddelijk naar een soort staatspoli
tie; ik heb dat hier reeds eerder gezegd. Anderzijds zal de politie-organisatie in zodanige eenheden
moeten kunnen functioneren dat redelijkerwijs alle dagelijkse politietaken vervuld kunnen worden. Voor
incidentele en grootschalige optredens zullen bijzondere regelingen getroffen moeten worden, maar
daarop mag mijns inziens de politie-organisatie niet worden gebaseerd. In grotere gemeenten zal der
halve zonder meer gemeentepolitie gehandhaafd moeten worden, terwijl elders zodanige samenwerkings
verbanden tot stand dienen te komen dat het geheel kan worden ingepast in het bestaande bestuurlijke
bestel. Als men daartoe niet wil of kan komen, is het beter het huidige politiebestel voorlopig te hand
haven met een betere samenwerking bij incidenteel en grootschalig optreden. In ieder geval verdient
dat verre de voorkeur boven het willen komen tot grootschalige zogenaamde provinciale politie, welke
misschien gemakkelijker van bovenaf kan worden geleid, maar geheel los van het lokale bestuurlijk be
stel in de samenleving gaat opereren.
oeachte leden van de raad, ik sta op het punt een vrij lange ambtsperiode als burgemeester van
deze gemeente af te sluiten. Er is in die tijd van 16 b 17 jaar veel veranderd. De omstandigheden zijn
moeilijker geworden. Ik heb mij niet beperkt tot mij te verdiepen in de eigen, plaatselijke problemen,
hoe veelvuldig die ook waren. Ik heb steeds getracht het geheel te kunnen plaatsen en zien in lande
lijk, provinciaal en regionaal verband. Daarom heb ik bij voortduring getracht en als mijn taak gezien
contacten in grotere verbanden te leggen. Daardoor heb ik minder aandacht kunnen schenken aan op
zich belangrijke kwesties van wijken, buurten en dorpen. Ik heb wel steeds getracht die zo goed moge
lijk te volgen. Die werkwijze was mogelijk door een goed samenspel met de wethouders in de diverse
colleges die er in mijn ambtsperiode zijn geweest. Voor dat samenspel en de goede samenwerking welke
er binnen het college van burgemeester en wethouders steeds is geweest ben ik alle wethouders die ik
heb seegemaakt erkentelijk. Ik ben er toch echt wel een beetje trots op dat wij kans hebben gezien
steeds als een team te opereren. Dat kunnen ze waarlijk niet overal zeggen.
Ook het ambtelijk apparaat en heel in het bijzonder de hoofdambtenaren, die mij meer direct om-