18
men die evaluatie weer door een raadgevend bureau als Twijnstra Gudde - zo'n suggestie zou men na
melijk kunnen doen - moet laten verrichten; bij andere onderzoeken doet men dat ook wel. Ik wil er
wel op wijzen dat, als de raad daartoe zou beslissen, er natuurlijk wel een nieuw krediet zal moeten
worden gevraagd. De kosten van een evaluatie zitten namelijk niet in de offerte van Twijnstra Gudde.
Het onderzoek strekt zich nadrukkelijk alleen uit tot datgene wat in de offerte van Twijnstra Gudde is
omschreven. Ik heb begrepen dat de raad vindt dat het hier om een vrij kostbaar onderzoek gaat. Dat
onderzoek kunnen wij kostbaarder maken door nu al af te spreken dat wij het Raadgevend Bureau Twijn
stra Gudde de zaak ook laten evalueren. Ik wil de raad voorstellen om dat nu niet te doen. Wij moeten
eerst maar eens kijken of wij het onderzoek via de eerste zes fases goed kunnen afronden. Daarna moe
ten wij in de gaten houden of datgene wat wij hebben georganiseerd inderdaad werkt.
De heer Pruiksma heeft gezegd dat hij instemt met het organisatie-onderzoek zoals dat nu wordt
voorgesteld. Hij dacht daar echter eerst anders over, maar nu is hij toch overtuigd door de argumenten
van het col lege
Dan kom ik nu bij het punt van de Commissie voor het Grondbedrijf. In de raadsbrief staat dat de
Commissie voor het Grondbedrijf regelmatig op de hoogte zal worden gesteld van de gang van zaken van
het onderzoek en daarbij betrokken zal worden. Wij doen dat omdat deze commissie de beheerscommis
sie is van de DSO. Deze situatie is niet vergelijkbaar met 1972, omdat de situatie toen anders was. Er
is dus een beheerscommissie voor de DSO en wat ligt er dan meer voor de hand om die beheerscommissie
bij dit onderzoek te betrekken? De heer Van der Wal stelt voor om een bestuurlijke begeleidingscom
missie in te stellen. In die commissie moeten twee of drie door het coliege aan te wijzen wethouders
zitting hebben. Ik hoop dat de heer Van der Wal het ook met één wethouder wil doen. Die ene wethou
der is namelijk de voorzitter van de Commissie voor het Grondbedrijf. Verder moeten er in de bestuur
lijke begeleidingscommissie zitting hebben een door het college aan te wijzen secretaris, die secretaris
is nu secretaris van de Commissie voor het Grondbedrijf, acht door de raad te benoemen leden, een aan
tal raadsleden is nu ook lid van de Commissie voor het Grondbedrijf, en één of twee vertegenwoordigers
van het extern adviesbureau. Het kan nuttig zijn dat het extern adviesbureau eens een keer uitleg komt
geven in de Commissie voor het Grondbedrijf, maar ik wil er wel op wijzen dat dat niet in de offerte
zit. De raad heeft zonet nadrukkelijk gezegd dat wij er wel om moeten denken dat deze zaak niet uit
de hand loopt. In fases waar het er echt op aankomt zal de commissie ook wel eens voorlichting geven
aan externe deskundigen. Waar men echter mee te maken heeft is het beleid en met iemand die het be
leid uitlegt. Daarvoor is in dit geval het college ingehuurd. Verder moeten er in de door de heer Van
der Wal voorgestelde bestuurlijke begeleidingscommissie een paar ambtenaren zitting hebben ter onder
steuning van deze commissie. Dat is niet nodig, want de Commissie voor het Grondbedrijf wordt al on
dersteund.
De heer Van der Wal heeft gezegd dat er in de Commissie voor het Grondbedrijf ook belanghebben
den zitting hebben. Die belanghebbenden zijn als deskundigen bij het werk van de commissie betrokken
en zijn geen lid van de commissie. Als het een keer nuttig zou zijn dat de Commissie voor het Grondbe
drijf zonder de belanghebbenden vergadert, dan zal dat best kunnen. Maar volgens mij zal zo'n situatie
zich helemaal niet zo snel voordoen. Ik pleit ervoor om de beheerscommissie die er is voor de DSO het
werk te laten doen waarvoor ze is ingesteld.
Mevrouw Van Dijk heeft gezegd dat er wel voor gezorgd moet worden dat het krediet niet wordt
overschreden. In de aanbieding van Twijnstra Gudde staat dat men dat ook niet zal doen, tenzij de raad
of b. en w. met extra opdrachten komen. Ik zie op het ogenblik geen aanleiding om extra opdrachten te
geven, maar als die aanleiding er wel zou zijn dan wordt de raad daarbij betrokken. Als wij zeggen dat
het onderzoek op deze wijze werkt, dan zal er geen overschrijding van het krediet plaatsvinden.
De heer Van der Wal zegt dat hij het inventarisatierapport over de werkzaamheden en de werkwijze
van de DSO erg ingewikkeld vindt en moeilijk vindt om te lezen. Het gaat hier ook om een moeilijke
materie. De heer Van der Wal zal de betreffende verslagen van de werkgroep ook wel hebben gelezen.
Hij zal gemerkt hebben hoe intensief over deze zaak is gepraat. In het inventarisatierapport is een
overzicht gegeven van het huidige takenpakket, het aantal uren dat daaraan besteed wordt en het aan
tal mensen dat aan die taken werkt. Verder wordt ingegaan op de financiële lijnen en op vragen als:
waaruit worden de kosten van een afdeling betaald en wat gebeurt er als men op één afdeling bezuinigt.
Het gaat hier om een vrij abstracte materie, maar het rapport, waar hard aan gewerkt is, is erg com
pleet. Het inventarisatierapport is voornamelijk een produkt van de dienst. Begeleiding heeft plaatsge
vonden door de werkgroep en de stuurgroep. De dienst heeft met het maken van deze inventarisatie pri
ma werk geleverd.
Mevrouw De Jong vraagt hoe het zit met het bedrag van 350.000,ten behoeve van de interne
kosten van de dienst. Men heeft kunnen zien dat wij een systeem hanteren waarbinnen een werkgroepen
een stuurgroep functioneren. In de stuurgroep heeft een aantal vertegenwoordigers namens het personeel
19
zitting, zoals onder anderen leden van de MZC en mensen die de financiële en personele consequenties
kunnen bekijken. Dat begeleidingswerk kost geld en die kosten kunnen wij niet toeschrijven aan een
project of aan het maken van een bestemmingsplan. De uren die men aan dit begeleidingswerk besteedt
worden echter gemaakt en worden dus toegerekend aan interne kosten. Mevrouw De Jong vindt het be
drag van 350.000,hoog, maar overleg kost veel tijd. Als men een poging doet om in ieder geval
het personeel zo compleet mogelijk bij een reorganisatie, die zijn werkkring beduidend kan wijzigen, te
betrekken - het is ook nodig dat het personeel zich intensief met die reorganisatie kan bemoeien -, dan
kost dat geld. Het bedrag van 350.000,is de prijs die wij voor het een en ander over moeten heb
ben. Het is al vaker gezegd dat het hier om een onderzoek gaat dat diep ingrijpt in het hele gebeuren,
maar ook diep ingrijpt in de taakuitoefening van de ambtenaren die het werk op het ogenblik moeten
verrichten. Het is daarom bijzonder belangrijk dat wij hun voldoende gelegenheid geven om in dit hele
onderzoek mee te denken, net zo zeer als de raad via de Commissie voor het Grondbedrijf, beleidsmatig
gezien, de gelegenheid krijgt om in dit hele onderzoek mee te denken. Ik heb de toezegging al gedaan
dat de Commissie voor het Grondbedrijf zeer nauw bij het onderzoek betrokken zal worden.
De heer Meijerhof: De wethouder is begonnen met te zeggen dat hij het oneens met mij is voor wat
betreft het eerste en derde argument van het college waarom het met dit voorstel komt. Wij hoeven
daarover niet verder te discussiëren, maar ik kan de wethouder wel vertellen dat ik niet overtuigd ben
geraakt door zijn beantwoording op dit punt.
De wethouder heeft het begrip "tekort" uitgelegd en heeft wat dat betreft gelijk. Hij vergelijkt een
en ander met de DSR, waarbij hij met nadruk zegt dat het hier een willekeurig voorbeeld betreft. Ik
denk dat hetgeen bij de DSR het geval is ook bij de DSO het geval is, als wij denken aan de tekorten
op de exploitatie van bouwterreinen. De totale kosten zijn hoger dan de opbrengsten die die terreinen
jaarlijks opleveren en het tekort komt ook ten laste van de algemene dienst. Waar ik in eerste instantie
naar toe wilde is dat wij het prijskaartje krijgen en dat wij de kosten in de hand gaan houden. Vandaar
dat wij naar het reeds genoemde volume toe moeten. Het is waar wat de wethouder zegt dat in deze
raad regelmatig is gevraagd naar bestemmingsplannen zonder dat er een prijskaartje bij hing. De raad
zou waarschijnlijk anders reageren als hij weet wat een en ander gaat kosten.
Ik heb in eerste instantie ook gezegd dat er, doordat de bouwproduktie afneemt en andere investe
ringsprojecten wegvallen, een verschuiving zal plaatsvinden in de richting van de exploitatiesfeer, met
andere woorden ten laste van de algemene dienst. Als wij daarover pas in de vierde fase beginnen dan
zijn wij aan de late kant. Het college zal zich in een vrij vroeg stadium moeten beraden op de vraag of
er, willen wij tot goede bezuinigingen komen, ook iets aan de taken moet gebeuren en of er opdracht
gegeven moet worden om bepaalde taken niet of in geringe mate te gaan uitvoeren. Ik denk dat het
knijp- en piepsysteem, dat in een eerste instantie van een bezuinigingsoperatie gehanteerd kan worden,
in de fase waarin wij nu zitten niet meer werkt. Er zal nu werkelijk aangedragen moeten worden tot
hoever wij willen gaan met onze taken of waar onze taken teruggeschroefd moeten worden. Een en an
der geldt ook voor het onderdeel waar wij vanavond over praten.
De wethouder heeft ook nog even gesproken over het collegeprogramma waarin een opmerking staat
over het feit dat er geen gedwongen ontslagen zullen vallen. Wij weten dat wij anderhalf miljoen gul
den zullen krijgen voor de uitvoering van de rioleringswerkzaamheden. Hoe de volgende fases zullen
verlopen weet niemand. De wethouder heeft het bedrag genoemd waar ik om heb gevraagd, namelijk
1,2 miljoen gulden tekort op de stedebouwkundige afdeling. Wij moeten er rekening mee houden dat dat
bedrag in de loop van de tijd - wij praten dan over 1986 - nog wel eens aanzienlijk hoger kan worden.
Uit de opbouw van de kosten van de DSO blijkt dat ruim 40% van de kosten bestaat uit personeelslasten
en dat ongeveer 28% uit kapitaal lasten bestaat. Samen dus ongeveer 70%. Uit bezuinigingen op de ka-
pitaallasten valt weinig te halen, want die lasten liggen vast. Bezuinigingen zullen dan voornamelijk
moeten komen uit de diensten en levering door derden, die ongeveer 26% van de totale kosten bedra
gen. Wat betreft de gedwongen ontslagen zullen wij in ons achterhoofd moeten houden dat het natuur
lijk verloop bij de DSO wel eens onvoldoende zal kunnen zijn om een en ander op te vangen en dat er,
voor zover mogelijk, niet alleen binnen de dienst maar binnen het totale gemeentelijke apparaat ver
schuivingen plaats zullen moeten vinden. Het is een goede zaak dat het college zich daarover alvast
gaat beraden.
Mijn laatste opmerking gaat in de richting van de motie die de heer Van der Wal heeft ingediend.
De wethouder heeft enkele argumenten aangedragen, die ervoor pleiten om deze motie niet aan te ne
men. Onze fractie heeft daarover in de pauze van gedachten gewisseld en de conclusie is dat wij ons
bij de door de wethouder gemaakte opmerkingen kunnen aansluiten. De in de motie voorgestelde be
stuurlijke begeleidingscommissie heeft wel als plus dat hierin alle fracties vertegenwoordigd zijn, het
geen niet het geval is met de Commissie voor het Grondbedrijf. Daar staat echter tegenover dat de frac-