20 I ties die niet in de Commissie voor het Grondbedrijf zijn vertegenwoordigd, uiteraard wel de al dan niet besloten vergaderingen van die commissie kunnen bezoeken. De heer Pruiksma: Ik wil alleen een opmerking maken over de door de PAL-fractie ingediende mo tie. Wij voelen niets voor de motie. Op de structuur zoals wij die nu kennen is de wethouder al uitvoe rig ingegaan. Alleen de Commissie voor het Grondbedrijf is annex met deze affaire. In de motie heeft men het over een bestuurlijke begeleidingscommissie. Als men vindt dat er iets bestuurlijks te begelei den zou zijn, dan kunnen wij daar pas een beslissing over nemen nadat de externe adviseur zijn verhaal heeft afgestoken. Dan pas weet men of er 'überhaupt iets valt te begeleiden. Wij zullen tegen de motie stemmen Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Het antwoord van de wethouder op mijn vraag over garanties tegen overschrijding van de bedragen van de kosten is voor mij voldoende. Dat is ook het geval met het ant woord waarin de wethouder heeft gezegd dat er nu nog geen beslissing zal moeten plaatsvinden over een eventuele fase zeven of volgende fase omdat uitvoering van zo'n fase weer geld zal gaan kosten. Op mijn vraag over een geregeld en diepgaand overleg met de Commissie voor het Grondbedrijf is de wet houder zeer uitvoerig ingegaan. Wij zijn als fractie tevreden over zijn antwoord dat juist de beherende taak van de Commissie voor het Grondbedrijf in dit opzicht zal moeten worden uitgevoerd. Men begrijpt hieruit dat wij geen behoefte hebben aan datgene wat de PAL-fractie in haar motie voorstelt. Wij hebben in ons fractieberaad ook het punt aangestipt dat niet alle fracties in de Commissie voor het Grondbedrijf zijn vertegenwoordigd. Misschien is het daarom zaak om de verslagen van de commis sievergaderingen over deze zaak ook aan die fracties toe te sturen. Een van de voorgaande sprekers heeft al gezegd dat de fracties die niet in de Commissie voor het Grondbedrijf zijn vertegenwoordigd ook de vergaderingen van die commissie kunnen bijwonen. Ik ben het eens met het antwoord van de wethouder waarin gezegd wordt dat in het onderzoek ook de grenstaken tussen de afdeling ROV en de DSO zullen worden betrokken. Misschien is er wat dat punt betreft wat meer efficiëntie te verwachten. Ik heb ook nog gevraagd naar de verwerkelijking van de eventueel te ontvangen adviezen. Ik heb begrepen dat de wethouder als uitgangspunt neemt het collegeprogramma waarin staat dat er geen ge dwongen ontslagen zullen vallen. Wij zijn het daarmee eens, want ook wij denken meer aan verschui vingen om op die manier deze zaak op te vangen. De heer Van der Wal: Wat de motie betreft voelt de wethouder er niets voor om een bestuurlijke be geleidingscommissie voor dit reorganisatie-onderzoek in te stellen omdat er nu, in tegenstelling tot een aantal jaren geleden, wel een beheerscommissie voor de DSO is. Dat is op zich juist, alleen vergeet de wethouder daarbij een paar dingen. Een aantal jaren geleden bestonden er ook al commissies en be heerscommissies voor grondbedrijf, openbare werken en ruimtelijke ordening. Toch is er destijds besloten om een bestuurlijke begeleidingscommissie in te stellen. Wat is er nu aan de hand? Nu bestaat er een DSO. Sinds kort heeft de Commissie voor het Grondbedrijf de hele DSO onder haar vleugels. De naam van deze commissie is dus ook fout. B. en w. stellen echter voor om niet alleen de DSO bij het onder zoek te betrekken maar daarbij ook een heel aparte dienst - dat is dus de exacte situatie van ongeveer tien jaar geleden -, namelijk de dienst BMT, waarvoor op het ogenblik helemaal geen commissie is, laat staan een beheerscommissie, te betrekken. De beheerscommissie voor de DSO is geen beheerscom missie voor de dienst BMT, dus gaat het verhaal van de wethouder niet op. Daar komt nog bij dat de wethouder vindt dat er ten aanzien van de afdeling ROV bij eventuele overlappingen effecten gaan op treden waarover besloten moet worden. De Commissie voor het Grondbedrijf is echter ook geen beheers commissie voor de afdeling ROV. Wat het punt van de overlappingen betreft, gaat het niet alleen om overlappingen tussen de DSO en de afdeling ROV, maar kan het ook gaan om taakverschuivingen en dat is heel iets anders dan over lappingen met alle consequenties van dien. De Commissie voor het Grondbedrijf is niet de juiste com missie om daarover, als beheerscommissie voor de DSO, het totaal-overzicht te hebben. De wethouder gaat dan nog in op de samenstelling van de bestuurlijke begeleidingscommissie. Ik dacht dat ik met het aanwijzen van twee of drie wethouders het college tegemoet zou komen, want tot mijn verbazing heeft het college zelf maar liefst drie wethouders in de huidige stuurgroep benoemd. De stuurgroep, waarin alle geledingen van de DSO zitting hebben, bestaat uit maar liefst 19 personen. Ik heb de verslagen van de stuurgroep en de MZC-verslagen die over deze materie gaan grotendeels gele zen. Het is oeverloos om met 19 personen dit proces te sturen. Hoe wil men met 19 personen uit zo'n in gewikkeld proces komen? De wethouder noemt mijn voorstel ten aanzien van de bestuurlijke begelei dingscommissie waarin ongeveer 12 personen zitting zullen hebben - de raad moet uiteindelijk het reor ganisatie-onderzoek vaststellen - te omslachtig. Die redenering begrijp ik niet. 21 De wethouder zegt dat de fracties die geen zitting hebben in de Commissie voor het Grondbedrijf de vergaderingen van die commissie wel bij mogen wonen - de heer Meijerhof heeft hierover ook iets gezegd - maar niets mogen zeggen. Als het nodig mocht zijn of wenselijk is dan wil de wethouder de deskundigen er ook nog wel eens bij halen. In eerste instantie bepalen b. en w. of dat noodzakelijk is, want op het moment dat wij de zaak in een bepaalde fase aan de orde krijgen en zeggen dat wij de des kundigen nodig hebben dan zijn zij er natuurlijk niet. Wat moeten wij dan? De wethouder zegt dat wij de deskundigen er de volgende keer bij kunnen halen, maar dat dat natuurlijk wel meer geld kost. In dat geval overschrijden wij het krediet en als wij dat overschrijden dan is dat niet de schuld van b. en w. maar de schuld van de raad want die heeft dat zelf zo bedacht, aldus de wethouder. Precies hetzelfde verhaal gaat ook op voor de door de heer Meijerhof genoemde evaluatiefase. De wethouder zegt namens het college dat zo'n evaluatie heel mooi en aardig en ook heel nuttig is, maar dat wij er wel rekening mee moeten houden dat de kosten van die evaluatie niet in de kostenbegroting zitten. Zo iets aardigs en nuttigs kost extra geld. Laten wij zo'n evaluatie verrichten, dan is over schrijding van het krediet de schuld van de raad omdat die een evaluatie heeft gewild. (De heer Geerts (weth.): Het is de raad zijn verantwoordelijkheid, dat is heel wat anders!) Ik heb dit vaker meege maakt, mijnheer Geerts. Het belangrijkste van de hele zaak is de status van de Commissie voor het Grondbedrijf. Deze com missie is een adviescommissie aan b. en w. Het reorganisatie-onderzoek wordt onder verantwoordelijk heid en sturing van de stuurgroep verricht. Hoe gaat dat in zijn werk? Er komt een eind aan een be paalde fase, die in eerste instantie in de stuurgroep aan de orde wordt gesteld. In die fase zullen be paalde keuzen zitten, waaruit de stuurgroep een keuze maakt. Daartoe is de stuurgroep, volgens het model van b. en w., ook bevoegd. Aan de hand van deze keuze gaat Twijnstra Gudde aan het werk. B. en w. denken dan ineens aan het regelmatig overleg met de Commissie voor het Grondbedrijf en vragen zich af wanneer dat overleg is. Het blijkt dat dat overleg al over een week is, maar dan hebben b. en w. de stukken nog niet klaar. Over een maand komt een en ander dan in de Commissie voor het Grond bedrijf aan de orde, terwijl de keuze van de stuurgroep een maand geleden al is gemaakt en Twijnstra Gudde inmiddels al aan het werk is. Stel dat de Commissie voor het Grondbedrijf zegt dat het met het onderzoek helemaal de verkeerde kant uitgaat en dat zij daarbij bepaalde dingen wil betrekken. Wet houder Geerts zal daarop zeggen dat, willen wij Twijnstra Gudde terugfluiten, dat extra geld kost ter wijl wij geen kredietoverschrijding willen. Willen wij toch dat dat werk wordt uitgevoerd, wie is dan de schuldige van de kredietoverschrijding? De raad. Deze werkwijze levert enorme tijdvertragingen op en uiteindelijk kan de wethouder zeggen - dat doet hij nu ook al en terecht, want hij mag dat doen - dat hij het advies van de commissie meeneemt naar b. en w. Het college kan dan zeggen dat het een leuk bedacht advies is, maar dat dat niet wordt uitgevoerd. De Commissie voor het Grondbedrijf heeft dus geen enkele poot om op te staan, want zij heeft de status niet om sturend in dit ontzettend belang rijke en gecompliceerde onderzoek op te treden. Doet men dat via de raad, via vragen of via andere commissies dan kost het weer extra geld. Kortom, een en ander gaat op deze manier helemaal de ver keerde kant uit. Ik heb ook helemaal geen vertrouwen in vage toezeggingen als "regelmatig overleg met" en "diepgaand betrekken bij", want die zeggen als het erop aankomt helemaal niets. De wethou der, voorzitter van de Commissie voor het Grondbedrijf, zegt dat hij het advies van die commissie mee neemt naar b. en w. Twee weken later lees ik dan in de besluitenlijst van b. en w. dat het college dat advies afwijst en doorgaat op een bepaalde weg. Wij schieten daarmee natuurlijk niets op. Uiteindelijk krijgen wij een hele stapel rapporten die wij wel door kunnen nemen, maar ten aanzien waarvan wij in feite geen enkele sturingsmogelijkheid hebben gehad. Wij waren eigenlijk van plan om voor dit organisatie-onderzoek te stemmen, als een volwaardig or ganisatie-onderzoek dat duidelijk is te onderscheiden van een herwaarderingsonderzoek, maar als het op deze manier gaat, die mij erg verbaast, dan hebben wij geen vertrouwen in de wijze waarop het krediet wordt besteed. Bovendien hebben wij er dan geen vertrouwen in of het krediet op de juiste manier wordt besteed. Wordt onze motie niet aangenomen dan zullen wij, bij gebrek aan vertrouwen ten aanzien van de besteding van een dergelijk groot krediet, tegen het voorgestelde stemmen. Op mijn opmerking dat het niet alleen gaat om overlappingen, maar dat het ook kan gaan om taak verschuivingen bij de afdeling ROV en de DSO wil ik graag een reactie van de wethouder hebben. De wethouder zegt dat het inventarisatierapport prima werk is en dat er heel erg hard aan is ge werkt. Dat zal ik ook niet ontkennen, want het zal best waar zijn dat er hard voor gewerkt is om de cijfers in dat dikke boek te krijgen. De interne kosten van de DSO bedragen nu al 220.000,ter wijl b. en w. het in de raadsbrief hebben over een bedrag van 125.000,--. Waar is dat verschil in gelegen? Ik wil graag antwoord op die vraag hebben. Hebben wij bij de DSO toch nog ergens een potje gevonden om die 95.000,te dekken? Ik wil dat graag weten, want het gaat hier om een nogal groot bedrag. De afdeling Financiën en Belastingen stelt voor om voor de overschrijdingen alvast p.m.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 11