24
morgens werkt en aansluitend overwerk verricht zal veel later recht hebben op de normale overwerkver
goeding dan de collega die 'smiddags werkt en aansluitend overwerk verricht op de avond. Dat vinden
wij niet billijk.
Overigens zijn wij mèt het college van mening dat overwerk zoveel mogelijk moet worden verme
den, zowel door deeltijdwerkers als door mensen met een volledige betrekking.
Het overgrote deel van onze fractie is het dus niet eens met de wijzigingsvoorstellen en dat deel
zal dan ook stemmen tegen Artikel I, sub A en sub C, zoals dat is opgenomen in besluit nummer 6730.
Wij willen graag dat de voorzitter de verschillende onderdelen gescheiden in stemming brengt.
De heer Siemonsma: Ik wil mij graag bij de vorige spreekster aansluiten, omdat uit het voorstel
naar voren komt dat een niet volledige baan ook als een niet volwaardige baan wordt gezien. Het uit
gangspunt is nog steeds dat een 40-urige baan een volledige en volwaardige baan is. Het wordt hoog
tijd dat er op dat punt iets verandert en dat kan alleen wanneer wij ook deeltijdbanen als volwaardige
banen gaan zien.
De hear Jansma: Fan üs kant ek in koarte réaksje, mynhear de foarsitter. Wy steane yn it foarste
plak op it stanpunt - op dit stik fan saken binne wy it iens mei itjinge yn it Centraal Orgaan sein is -
dat it dwaan fan oerwurk troch dieltiidwurkers safolle mooglik fermijd wurde moat. Dat jildt uteraard ek
foar minsken dy't 40 oeren wurkje. Wy binne it fierders folslein iens mei it foorstel sa't dat hjir troch it
kolleezje dien wurdt. Wy leauwe dat itjinge dat troch it kolleezje foarsteld wurdt in goede saak is. Wy
fiele net foar arguminten sa't dy troch it grutste part fan de PvdA-fraksje en troch de PAL-fraksje nei
foaren brocht binne.
Mevrouw De Jong: Mijn partij is van mening dat een volledige baan of een deeltijdbaan geen enkel
verschil in behandeling mag maken. Wij zullen dan ook stemmen tegen Artikel I, sub A en sub C, zoals
dat is opgenomen in besluit nummer 6730.
De heer Kessler (weth.): Het is mogelijk om twee benaderingen te onderscheiden. Men kan redene
ren vanuit het belang van de positie van de deeltijdwerker, maar men kan ook redeneren vanuit het be
lang van de positie van het apparaat, de collectiviteit om het zo maar te zeggen. Als men vanuit de
eerste benadering redeneert dan is er op zich iets te zeggen voor de zienswijze van mevrouw VIietstra.
Deeltijdwerkers werken een bepaald aantal uren voor de gemeente. Daarnaast hebben zij andere ver
plichtingen. Men zou kunnen zeggen dat zij, als zij door overwerk verhinderd worden om andere ver
plichtingen op zich te nemen - dat is een stuk overlast -, daarvoor extra betaald moeten worden. Dat is
één redenering die men kan volgen.
De andere redenering is dat men deze materie vanuit de gemeentelijke organisatie als totaliteit be
kijkt. Dan komt men tot het standpunt zoals dat in de raadsbrief is verwoord, namelijk dat het de goede
verhoudingen zal verstoren indien deeltijdwerkers overwerkvergoedingen krijgen op momenten dat hun
collega's die niet krijgen. Met andere woorden, wanneer de collega's van deeltijdwerkers het normale
uurloon uitbetaald krijgen. Dat is een ander element dat men in de afwegingen moet betrekken.
Overigens is het zo dat wij in dit voorstel niet het rijksstandpunt volgen. Het rijksstandpunt is zo
danig dat men zegt dat een deeltijdwerker pas een overwerkvergoeding krijgt op het moment dat men de
volledige 40 uur heeft volgemaakt. In ons voorstel wordt gezegd dat een deeltijdwerker een overwerk
vergoeding krijgt op het moment dat een collega die 40 uur werkt die vergoeding ook krijgt. Ik wil een
voorbeeld geven. Iemand werkt vier dagen in de week, op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag.
Hij moet donderdagavond overwerken. Hij krijgt dan een overwerkvergoeding. Ook de collega die 40
uur werkt krijgt in dat geval een overwerkvergoeding. Zou de deeltijdwerker daarentegen ook een deel
van de vrijdagmorgen moeten werken, dan krijgt hij geen overwerkvergoeding. Ik heb hiermee in feite
de beide posities aangegeven waar tussen men moet kiezen.
Op zich is er voor beide standpunten iets te zeggen. De goede verhoudingen, de scheve ogen bin
nen het ambtelijk apparaat, hebben bij ons toch de doorslag gegeven. Ik wil daaraan toevoegen dat wij
het voorstel mede gedaan hebben omdat op landelijk niveau tussen de vakorganisaties en het Centraal
Orgaan overeenstemming over dit standpunt is bereikt. Nu is het niet zo dat, als er op landelijk niveau
in het Centraal Orgaan overeenstemming is bereikt, dat per definitie altijd betekent dat men datgene
waar overeenstemming over is bereikt moet volgen. Ik vind het echter wel een uitgangspunt dat zoveel
mogelijk moet worden gehanteerd. Dat is voor ons mede een argument geweest om te kiezer, voor de be
nadering zoals wij die in de raadsbrief naar voren hebben gebracht.
25
Mevrouw Vlietstra: Ik denk dat ik de wethouder niet kan overtuigen en zal dat dan ook niet probe
ren. Ik heb niet willen zeggen dat men deze materie alleen moet bekijken vanuit de belangen van de
deeltijdwerker. Men moet een en ander bekijken vanuit een principiële benadering, namelijk dat men
geen onderscheid moet maken tussen soorten werknemers. Een deeltijdwerker is ook een werknemer en
die dient op gelijke wijze te worden behandeld als iemand met een volledige betrekking. Ik vind dat
men dat uitgangspunt voorop moet stellen.
Mevrouw Brandenburg— Sjoerdsma: Het is best denkbaar dat wij in de toekomst als gemeente banen
aanbieden voor 32, 35 of 36 uur, terwijl degene die die baan aanneemt best 40 uur zou willen werken.
Als wij het hebben over scheve verhoudingen, dan ben ik bang dat die op dat moment komen en niet
wanneer het gaat over zaken waarover wij het nu hebben, namelijk over afspraken die wij gemaakt heb
ben met iemand die voor 20 uur, 24 uur of voor welk aantal uren dan ook werkt. Ik wil daarmee be
klemtonen dat die problemen er nu eenmaal zijn. Wij streven ernaar om zelf straks ook banen van min
der dan 40 uur aan te bieden. Niemand heeft dan meer een keuze en moet de baan voor bijvoorbeeld 35
of 36 uur accepteren.
De heer Siemonsma: Ik wil een opmerking maken in de richting van mevrouw Brandenburg. Ik denk
dat men een kleiner probleem niet oplost door daar een groter probleem tegenover te stellen.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: De heer Siemonsma begrijpt mij verkeerd. Ik heb niet bedoeld te
zeggen dat ik het met wethouder Kessler eens ben, maar ik heb bedoeld te zeggen dat ik het met me
vrouw Vlietstra eens ben. Straks nemen wij mensen aan voor een baan van 36 uur, maar die wel 40 uur
zouden willen werken. Wanneer ze dan op een gegeven moment overwerken krijgen ze niet eerder een
overwerkvergoeding dan wanneer men op die 40 uur zit.
e heer Kessler (weth.): Ik heb in eerste instantie getracht een uitleg te geven. Er is sprake van
twee posities waartussen gekozen moet worden.
De Voorzitter: Ik stel voor om tot stemming over te gaan.
Besluit nr. 6730, artikel I, sub A en sub C, wordt aangenomen met 19 tegen 17 stemmen.
iegen dit gedeelte van het besluit stemmen van de fractie van de PvdA de dames Brandenburg-
Sjoerdsma, De Haan-Laagland, Jongedijk-Welles, Visscher-Bouwer, Vlietstra en Wielinga-Graansma
en de heren Bron, Ten Hoeve, Janssen, Meijerhof, Schagen en Timmermans alsmede de leden van de
fracties van PAL en D'66.)
en aanzien van besluit nr. 6730, artikel I, sub B, sub D en sub E, en artikel II, wordt z.h.st. be
sloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Ten aanzien van besluit nr. 6731 wordt z.h.st. besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 30 en 31 (bijlagen nrs. 174en 193).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
De Voorzitter sluit, om 22.25 uur, de vergadering.