De heer Niemeijer: Er is al uitgebreid op dit punt ingegaan en het is dus niet zinvol dat wij dat ook
nog eens een keer doen. Voor de bepaling van het standpunt van onze fractie is belangrijk wat het ant
woord is op de vraag in hoeverre het laatste gedeelte van de door de heer Sijbesma ingediende motie
hard kan worden gemaakt en in hoeverre b. en w. bereid zijn dat hard te maken als een en ander een
maal is vastgelegd. Het is duidelijk dat er momenteel een bepaalde problematiek in de buurt is. Er zijn
bezwaren tegen de functie van het gebouw voor het bejaardenwerkWij hebben het idee dat een aantal
bezwaren voortkomt uit een niet helemaal terecht wantrouwen ten opzichte van dit soort werk, geba
seerd op het wantrouwen dat bestaat ten opzichte van de activiteiten voor de jeugd die naast het be
jaardenwerk plaatsvinden. Anderzijds meent onze fractie dat het niet zinvol is een dergelijke activiteit
in het pand onder te brengen wanneer daarover tegenzin bij de buurt bestaat op grond van een aantal
grotendeels terechte bezwaren ten opzichte van het jeugdwerk. In hoeverre kan het college de beleids
maatregel hard maken dat de ruimte alleen voor bejaardenwerk wordt gebruikt? Is het college bereid te
garanderen dat die beleidsmaatregel in de loop van de tijd wordt nageleefd?
In de raadsbrief wordt voorgesteld om het beroepschrift van de Stichting Ontspanningscentrum Leeu
warden-West ongegrond te verklaren. Ons standpunt dienaangaande zal worden bepaald door datgene
wat ik zonet heb aangegeven.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Wij staan op het standpunt dat de commissie, die zich gebogen
heeft over het bezwaarschrift, een formeel juiste beslissing heeft genomen. Maar de vraag doet zich
voor hoe wij nu verder moeten. Wij hebben contact gehad met de Stichting Bejaardenwerk Leeuwarden
(SBL), die tegen ons gezegd heeft dat men waarschijnlijk het ene pand gaat huren. De beide woningen
hebben binnen geen onderlinge verbinding, die is er alleen buitenom. De SBL is bereid te garanderen
dat er in het gebouw alleen bejaardenwerk plaatsvindt. De vraag blijft dan echter hoe men een en ander
in de bestemmingen regelt. Ik wil graag antwoord van de wethouder op deze vraag.
Mevrouw De Jong: Op het eerste gezicht gaat het hier om een volledig andere aanvraag dan de
aanvraag van ongeveer twee jaar geleden. Die aanvraag was toen uitgebreider. Het gaat nu weer over
het bejaardenwerk dat uitbreiding behoeft en wil. Mijn partij staat daar zeer positief tegenover, vooral
omdat in deze wijk dienaangaande weinig te bieden is. Ons standpunt hangt echter af van de garantie
die het college wil geven dat de uitbreiding van het pand alleen wordt gebruikt voor het bejaardenwerk.
Ik wacht graag het antwoord van het college daarover af.
De heer IJestra: Mijn fractie kan zich vinden in het besluit van de Raadsadviescommissie voor de
Beroep- en Bezwaarschriften, waarin wordt geadviseerd om het beroepschrift van de Stichting Ontspan
ningscentrum Leeuwarden-West ongegrond te verklaren. Wat betreft de ingediende motie van het CDA
willen wij eerst het antwoord van het college afwachten ten aanzien van het feit dat het bejaardenwerk
straks wordt ondergebracht in het nieuwe gedeelte. Het bepalen van ons standpunt en het eventueel
meegaan met de motie hangen van dat antwoord af.
De Voorzitter: Is er voor de heer Rommerts nog aanleiding om kanttekeningen te plaatsen bij de ge
maakte opmerkingen?
De heer Rommerts: Ik heb geen kritiek op het advies van onze commissie gehoord. Dat advies is
duidelijk weergegeven in het stuk dat de raad heeft bereikt. Het ligt niet op mijn weg om momenteel
nog meer te zeggen over deze materie.
De heer Geerts (weth.): De gemakkelijkste manier van beantwoording is om te zeggen dat verbouw
niet mogelijk is omdat die in strijd is met het bestemmingsplan. Dat is niet zo maar toevallig, want hef
gaat hier om een bestemmingsplan dat heel bewust door de raad is aangenomen. De raad was van mening
dat dergelijke voorzieningen niet op deze plaats in een woonwijk zouden moeten worden gerealiseerd.
Op het ogenblik is er een beperkte accommodatie waarin jeugd en bejaarden bezig zijn. Deze accom
modatie zou uitgebreid moeten worden. In de motivatie van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en
Bezwaarschriften staat dat het de raad indertijd vooral ging om de jeugdactiviteiten en dat men daarom
het reeds genomen voorbereidingsbesluit weer heeft ingetrokken. Ik heb twijfels over het feit of de
overwegingen van de raad zo duidelijk en zo expliciet in die richting waren.
De hoofdvraag van vanavond is welke garanties het college kan geven dat alleen bejaarden gebruik
maken van het pand Roekstraat 45 en dat daarin geen jeugdactiviteiten zullen plaatsvinden. Ik weet
niet welke garanties daar voor te geven zijn. Misschien kan men iets in de voorschriften van het be
stemmingsplan opnemen, maar ik kan dat niet helemaal beoordelen. Zo iets is natuurlijk voor het mo
7
ment wel een waterdichte zaak, maar ik kan mij voorstellen dat, als de structuur van het bejaardenwerk
op een gegeven ogenblik wijzigt en er dus een nieuwe situatie ontstaan is, er toch wat met dat gebouw
moet gebeuren. Dan blijft ook de constatering overeind staan dat het om een voorziening gaat die, op
goede gronden, in strijd is met het bestemmingsplan. Ik vind het moeilijk om hier nu op die vraag te re
ageren, want eigenlijk is die vraag niet aan de orde. Nu is aan de orde het advies van de Raadsadvies
commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften.
Het is het beste om de vragen, die gesteld zijn, te beantwoorden en om de raad gedegen beslissin
gen te laten nemen op basis van alle informatie die er is. Ik wil de heer Sijbesma vragen zijn motie in
te trekken, met de toezegging mijnerzijds dat dit onderwerp aan de orde wordt gesteld in de Commissie
voor de Ruimtelijke Ordening, want daarin kunnen alle ins en outs, alle mogelijkheden voor garanties
en dergelijke, behandeld worden. Op grond van de discussie in die commissie komen wij met een voor
stel in de raad. Het voorstel kan eventueel negatief zijn, maar de raad heeft dan de mogelijkheid er
een positief voorstel van te maken. In ieder geval zijn dan tenminste alle ins en outs van dit onderwerp
aan de orde geweest. Ik stel de raad voor om deze weg te gaan bewandelen.
De Voorzitter: Het voorstel dat wethouder Geerts namens het college heeft gedaan is een goed
voorstel, omdat deze kwestie reeds eerder, ongeveer twee jaar geleden, in de raad speelde. Een vrij
groot aantal raadsleden kent dus de voorgeschiedenis totaal niet of weet er heel weinig van.
De heer Sijbesma: Ik heb op zich geen problemen met het voorstel van de wethouder, maar ik wil
liever de motie aanhouden dan intrekken.
De heer Geerts (weth.): Dat lijkt mij niet zo zinvol, mijnheer Sijbesma. Ik zeg u toe dat wij met
een voorstel in de raad komen om wel of geen voorbereidingsbesluit te nemen. Komen wij in de raad met
een voorstel om wel een voorbereidingsbesluit te nemen, dan is de raad tevreden. Komen wij in de raad
met een voorstel om geen voorbereidingsbesluit te nemen, dan kan de raad dat amenderenWij zullen
dan wel de benodigde kaartjes en dergelijke maken, zodat de raad in een keer het besluit kan nemen.
De heer Sijbesma: Zonet had de wethouder het over de commissie, nu heeft hij het over de raad. Ik
ga met het voorstel van de wethouder akkoord en ik trek de motie in.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Raadsadviescommissie voor de Beroep
en Bezwaarschriften met inachtneming van de toezegging van de wethouder.
Punt 4 (bijlage nr. 190).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Raadsadviescommissie voor de Beroep
en Bezwaarschriften.
De Voorzitter: Uw taak zit er op, mijnheer Rommerts. Hartelijk dank voor uw medewerking.
De heer Rommerts verlaat hierna de vergadering.
Punten 5 te.m. 17 (bijlagen nrs. 168, 167, 185, 171, 176, 163, 164, 166, 172, 187, 184, 170, 192 en
191).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
(De heer Boelens wordt geacht niet te hebben deelgenomen aan de stemming met betrekking tot agendapunt 13.)
Punt 18 (bijlage nr. 169).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Bijstelling Beleidsnota Stadsvernieuwing 1983.
De heer Timmermans: Het rapport Bijstelling Beleidsnota Stadsvernieuwing 1983 is uitgebreid aan
de orde geweest in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Wij willen dan nu ook volstaan met het
plaatsen van een enkele kanttekening.
Mijn fractie gaat akkoord met de inhoud van het rapport zoals dat voor ons ligt, hetgeen betekent
dat wij ook instemmen met de door het college voorgestelde jaarlijkse stortingen in het fonds stadsver-