8
nieuwing. De gemeente wenst dus geen bezuiniging door te voeren op dit beleidsterrein, om zodoende
de voortgang van de stadsvernieuwing te kunnen garanderen. Wij zijn dan ook geschrokken van de ge
ruchten dat de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) en van
Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) dreigen af te haken voor wat betreft hun bijdrage aan de
stadsvernieuwing. Met name het afhaken voor wat betreft de bijdrage die betrekking heeft op de riole
ringswerkzaamheden zou een geweldige uitwerking hebben op de voortgang van de stadsvernieuwing,
omdat de rioleringswerkzaamheden namelijk eerst moeten worden uitgevoerd voordat andere activiteiten
kunnen plaatsvinden. Wij dringen er dan ook bij het college op aan alles in het werk te stellen om dit
afhaken te voorkomen.
Bijlage W van het rapport Bijstelling Beleidsnota Stadsvernieuwing 1983 geeft een beeld van de
stand van zaken met betrekking tot de bestemmingsplannen en de uitvoeringsplannen. Het eenmalig ver
schijnen van een dergelijke voortgangscontrole is wat ons betreft te weinig en wij willen ervoor pleiten
om die stand van zaken op zijn minst tweemaal per jaar te geven.
In de nota staat erg nauwkeurig aangegeven welke facetten per gebied tot uitvoering dienen te ko
men. Met name komen die zaken aan de orde waarop ook de rijkssubsidieregelingen in het kader van de
Interim Saldoregeling (ISR) betrekking hebben. Met andere woorden, alles staat vrij nauwkeurig aange
geven als het gaat om rioleringswerken, kadeherstel, verbeteren van de woonomgeving, sanering sloop-
lokaties en nieuwbouw. Wat wij echter in deze nota missen is een deel van het stadsvernieuwingsbeleid
dat voor het welslagen van de stadsvernieuwing als zodanig van het grootste belang moet worden geacht.
Ik doel dan met name op het behoud en het herstel van de opstallen in de desbetreffende gebieden. Mijn
fractie heeft daarover bij de recente begrotingsbehandeling al een aantal opmerkingen gemaakt. Wij
willen er daarom voor pleiten dat bij een volgende bijstelling van de Beleidsnota Stadsvernieuwing, in
1984 dus, een hoofdstuk aan de nota wordt toegevoegd, waarin met name gewezen wordt op zaken als
een strategisch aankoopbeleid, een gemeentelijk aankoopbeleid, slechte woonsituaties, een gericht
sloopvergunningenbeleid en een gericht aanschrijvingsbeleid.
Resteert nog één pijnlijke kwestie, namelijk de kwestie van de onrendabele toppen. Mijn fractie
vindt het op zich zelf acceptabel dat, wanneer het gaat om een technisch slecht pand, maar waar toch
een duidelijk monumentaal belang aan de orde is, een zo klein mogelijke onrendabele top door ons
wordt gedragen. De feitelijke onrendabele toppen, waarvan de afgelopen jaren sprake is, zijn driemaal
zo hoog dan de raming. Het bekend worden van dergelijke gegevens komt pas enkele jaren nadat het
feit heeft plaatsgevonden tot ons. Deze zaak doet toch wel twijfels rijzen over de wijze waarop de be
geleiding van de gemeentelijke dienst in dit verband plaatsvindt. Wij dringen er op aan dat het college
er op toeziet dat het zojuist genoemde wordt voorkomen en niet meer zal plaatsvinden.
De heer Sijbesma: Toen de Beleidsnota Stadsvernieuwing werd opgesteld, werd al onderkend dat de
ze nota een jaarlijkse bijstelling behoefde. Deze tweede bijstelling van genoemde nota is mede ge
schied in het kader van onze herwaarderingen. De consequenties daarvan zijn in een vorige vergadering
al besproken en daar kom ik nu niet op terug. Toch kan ook nu nog gezegd worden, net als bij de eerste
bijstelling van de Beleidsnota Stadsvernieuwing, dat op basis van de op dit ogenblik bekend zijnde ge
gevens en het op dit ogenblik bekende beleid de planning tot 1993 naar verwachting zal worden ge
haald. Wij zullen echter wel de vinger aan de pols moeten houden. De termijn waarop de nota betrek
king heeft is lang en er zijn nog veel onzekerheden; de raadsbrief geeft hiervan al een bewijs. Na het
opstellen van deze bijstelling van de Beleidsnota Stadsvernieuwing zijn al weer nieuwe gegevens bekend
geworden, die deels tegenvallen en deels meevallen.
De voortgang van de stadsvernieuwing is in grote mate afhankelijk van het beschikbaar komen van
de subsidies. In de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening hebben wij ook over deze bijstelling van de
Beleidsnota Stadsvernieuwing gediscussieerd en daar is wel duidelijk geworden hoe groot de druk is op
de middelen voor rioleringswerkzaamheden, omdat uit die middelen ook de kosten van de bestrijding van
de grondvervuiling moeten worden betaald. Wij weten echter dat het college niet stil blijft zitten en
dat het zal vechten om voor Leeuwarden de benodigde middelen binnen te halen.
De grond waarop wij ons stadsvernieuwingsbeleid vesten is geen rots. Wij merken steeds weer dat
wij met veel onzekerheden moeten leven. Toch moeten wij sturen.
Wij stemmen in met het voorstel van het college om de inhoud van het rapport Bijstelling Beleidsno
ta Stadsvernieuwing 1983 als ons uitgangspunt te nemen.
De heer Dubbelboer: Het betreft hier een uitermate ingewikkelde materie, die de WD-fractie toch
wel grote zorgen baart. Helaas zijn de subsidieregelingen op dit moment niet toereikend. Ik wil daarom
ook de suggestie van de heer Timmermans ondersteunen om, daar waar het mogelijk is en het in de mo
gelijkheden van het college ligt, druk uit te oefenen om die subsidies voor onze stad en gemeente zo
groot mogelijk te doen zijn. De meest recente ontwikkelingen geven ons geen reden tot optimisme, ook
al worden in de nu aan de orde zijnde nota investeringen vooruit geschoven en het zich laat aanzien dat
de rente een gunstige wending heeft genomen. Dit optimisme kan eigenlijk nauwelijks groeien door dit
soort meevallers, als je tegelijkertijd ziet dat bij afrekeningen, die gemaakt zijn en die, zoals ik heb
begrepen, op korte termijn bekend zullen worden, de tegenvallers toch op ons afkomen. Ondanks dat
geeft de nota ons een toekomstperspectief dat leidt tot voltooiing van althans dit gedeelte van de stads
vernieuwing in 1993.
De WD-fractie stemt dan ook op basis van de gegevens die er thans liggen in met het rapport Bij
stelling Beleidsnota Stadsvernieuwing 1983.
De heer Van der Wal: Bij het doorlezen van deze bijstelling van de Beleidsnota Stadsvernieuwing
had ik niet de neiging om te zeggen dat het zo'n inzichtelijk stuk is. Het gaat om een erg financieel-
kwantitatief stuk, waarbij het je al gauw begint te duizelen vanwege de cijfers en de manier waarop die
cijfers worden toegerekend, gedekt of niet gedekt worden of ten laste komen van het fonds stadsvernieu
wing. In de Adviescommissie Stadsvernieuwing is gebleken dat men eigenlijk alle voorgaande nota's
naast deze nota moet leggen. Die nota's zijn echter nog een stukje dikker dan de nu aan de orde zijnde
nota. Kortom, ik kan niet zeggen dat ik hier een inzichtelijk stuk heb over de stadsvernieuwing. Dat
kan aan mij liggen, dat zeg ik er meteen bij, hoewel ik al een tijdje in deze sector mee draai. De bij
stelling van de Beleidsnota Stadsvernieuwing moet de volgende keer wat meer vergelijkenderwijs zijn,
zodat je meer trends kunt ontdekken. Die trends zijn ook nu wel te ontdekken, zij het ontzettend moei
zaam. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Die opmerking slaat toch niet op de commissie, mijnheer Van
der Wal?) Nee, die slaat op de inhoud en presentatie van de nota. (Mevrouw Van der WerfWij zitten
niet in die commissie, maar ook wij willen graag de feiten weten.) De Beleidsnota Stadsvernieuwing is
per slot van rekening voor alle raadsleden en niet alleen voor de meest ingewijden.
Zoals ik gezegd heb gaat het hier om een erg financieel-kwantitatief stuk. De inhoudelijke kant
van de stadsvernieuwing, de meer kwalitatieve kant, komt niet of nauwelijks aan bod. Daarmee bedoel
ik renovatie versus nieuwbouw, sloop en nieuwbouw. Een beleid dus om je meer te richten op het in
stand houden van bestaande bebouwing, en zeker van de beeldbepalende bebouwing, door middel van
een aanschrijvingsbeleid en nog een aantal maatregelen waarop de heer Timmermans ook al heeft gewe
zen. Dat aspect vinden wij niet terug in deze nota en dat vinden wij een gemis. Een volgende keer
zouden wij een en ander graag zien opgenomen.
Als men de nota en de conclusie ervan doorneemt, dan lijkt het er op dat redelijkerwijs het pro
gramma tot 1993 wel gehaald kan worden, ook bij de huidige stand van de stortingen in het fonds stads
vernieuwing. Het is duidelijk dat een verdere verlaging van de stortingen in het fonds stadsvernieuwing
per se niet kan. Een paar jaar geleden stond dat ook al in de stadsvernieuwingsnota, maar toch zijn er
daarna steeds weer kortingen op de stortingen toegepast. Kortingen waar wij, zoals men weet, steeds
tegen hebben gestemd. Als men de raadsbrief leest, dan zijn er intussen al weer forse tegenvallers op
komen dagen, met name ten aanzien van de veel grotere onrendabele toppen van bouwwerken, die wij
in het verleden hebben gerestaureerd c.q. gerenoveerd. Die toppen worden nu pas duidelijk en komen
rechtstreeks ten laste van het fonds stadsvernieuwing. In feite hebben wij op basis van het rapport Bij
stelling Beleidsnota Stadsvernieuwing 1983 te maken met een tekort aan stortingen in het fonds stadsver
nieuwing. In die zin zien wij deze ontwikkeling ook als een ondersteuning van ons standpunt om niet
verder te korten op de storting in dit fonds, willen wij de hoge prioriteit en de flexibiliteit van de
stadsvernieuwing in stand houden. Want wat hebben wij eraan als een zeer groot gedeelte van de kosten
voor de stadsvernieuwing in de plankosten gaat zitten.
In de nota wordt duidelijk geconstateerd dat de plankosten, die worden gemaakt door de Dienst
Stadsontwikkeling (DSO), aan de zeer hoge kant zijn en dat het noodzakelijk is, of tenminste zeer ge
wenst is, dat die plankosten naar beneden gaan. Bij het organisatie-onderzoek DSO, bij agendapunt 24
zullen wij daarover praten, is dit een van de elementen die meegenomen moet worden. De plankosten
worden namelijk gemaakt door de DSO. Willen wij de stadsvernieuwing die hoge prioriteit blijven ge
ven, dan is het een must dat wij werkelijk aan stadsvernieuwing gaan doen en minder aan plankosten
gaan uitgeven. Hoe minder men aan plankosten uitgeeft, hoe meer men overhoudt voor de werkelijke
stadsvernieuwing.
Over de uitvoering van de rioleringswerkzaamheden bestaat, zoals is gezegd, grote onzekerheid.
Ik begrijp uit de woorden van de heer Timmermans dat hij informatie heeft waaruit blijkt dat het er
nog duisterder uitziet dan wij in de betreffende commissie al hadden begrepen. Een en ander zal bete
kenen dat, wanneer de rioleringswerkzaamheden niet door kunnen gaan, ook de woonomgevingsverbete-
ring niet door kan gaan, hetgeen het rapport Bijstelling Beleidsnota Stadsvernieuwing 1983 en de plan
ning volledig op losse schroeven stellen. Het verdient aanbeveling om druk uit te oefenen zodat de rio-