12
De heer Meijerhof: De eerste vraag die wij vanavond moeten beantwoorden is of er wel of niet een
organisatie-onderzoek moet worden gepleegd. In de raadsbrief is sprake van een bedrag van
690.000,om minimaal 345.000,boven water te krijgen. Als het wat meezit mag dat laatste
bedrag ook 690.000,zijn. In het bij de raadsbrief behorende besluit wordt echter gesproken over
een krediet van 680.000, Het gaat hier om ongeveer 1% van de totale jaarlijkse kosten die de
Dienst Stadsontwikkeling (DSO) heeft. Het college heeft in de raadsbrief een drietal redenen genoemd
waarom het komt met dit voorstel
De eerste reden, die staat op bladzijde één van de raadsbrief, is dat in de inventarisatiefase duide
lijk werd dat vanwege de samenhang met de heroverweging van het takenpakket de totale organisatie
structuur van de DSO nader onderzoek vereiste. Een en ander is dusdanig ingewikkeld dat men niet zo
maar een beslissing kan nemen. De derde reden, die staat op bladzijde twee van de raadsbrief, is dat
het is aan te bevelen om de dienst Bouw- en Milieutoezicht (BMT) ook bij het totale onderzoek te be
trekken, gelet op de samenhang die er bestaat tussen het takenpakket van de DSO en BMT. Deze twee
redenen kunnen geen reden zijn om een dergelijk organisatie-onderzoek te doen, gelet op het bedrag
dat ik zonet heb genoemd en gelet op de structuur van de dienst en de taken die men als dienst heeft.
Verondersteld moet worden dat wij weten hoe een en ander in elkaar zit, omdat wij in het verleden ook
al eens een organisatie-onderzoek bij de DSO hebben gehad.
De tweede reden, die staat op bladzijde één van de raadsbrief, is dat de bouwproduktie afneemt en
dat er door het rijk een aantal maatregelen wordt genomen dat van invloed is op het totale pakket aan
werkzaamheden van de DSO. Deze reden is volgens mij de zwaarstwegende om het onderzoek verder te
laten gaan dan tot nu toe het geval is geweest. Naar aanleiding van deze tweede reden willen wij het
college vragen of het het in deze reden genoemde wat nader kan kwantificeren. Met andere woorden,
over welke bedragen praten wij? Bij de behandeling van een vorig agendapunt hebben wij gehoord dat
er een bedrag van anderhalf miljoen gulden binnen zal komen. Als wij dat bedrag niet hadden gekregen,
neem ik aan dat dat ook zijn invloed zou hebben gehad op de dienst waarover wij nu praten. Mijn vraag
is dus welke bedragen een rol spelen bij de tweede door het college genoemde reden.
Het onderzoek betreft de DSO en BMT. In de raadsbrief merkt het college op dat het niet in de be
doeling ligt de gemeentelijke secretarie-organisatie en daarmee de taak van de afdeling Ruimtelijke
Ordening en Volkshuisvesting (ROV) ten principale ter discussie te stellen. Ik denk dat deze zinsnede
aanleiding kan geven tot misverstanden, want het college noemt hier in feite de organisatie en een taak
en dat zijn twee verschillende dingen. Stel dat men tijdens het organisatie-onderzoek tot de conclusie
komt dat een bepaalde taak zowel bij de DSO plaatsvindt als bij de afdeling ROV. Die taak zal dan so
wieso bij de afdeling ROV blijven en bij de DSO verdwijnen, zo staat dat tenminste in de raadsbrief.
Maar ik denk dat dat niet de bedoeling is van het college. Ik neem aan dat het college bedoeld heeft
dat de organisatie van de diensten en de secretarie-afdeling niet ter discussie staan. Daar heeft het col
lege ook wel bepaalde redenen voor, gelet op de ervaringen elders in den lande. De taken zoals de af
deling ROV die op dit moment uitvoert zullen wel, wil men een totaal-beeld krijgen van het ruimtelijke
ordeningsgebied, in het organisatie-onderzoek moeten worden meegenomen.
In de offerte van het Raadgevend Bureau Twijnstra Gudde worden zes fases genoemd. In fase vier
wordt gesproken over het toekomstig takenpakket. Het college moet wat dat punt betreft attent zijn,
want het gaat natuurlijk niet alleen om het takenpakket maar ook om het volume. Het probleem waar
wij op dit moment bij de DSO mee zitten is dat de kosten, die ik voor mij zelf even splits in kosten in
de richting van de exploitatiesfeer en in kosten in de richting van de investeringssfeer, met name in de
richting van de investeringssfeer wat teruglopen. Er is, ook in de exploitatiesfeer, genoeg werk te doen
en daardoor krijgen wij een druk op de kosten in de richting van de exploitatiesfeer. Wij zien dat het
om behoorlijke bedragen gaat die ten laste komen van de algemene dienst. Als ik de begroting van 1983
neem dan komt er van de totale opbrengsten die de dienst heeft ongeveer 60% weg bij de algemene
dienst, de gemeentelijke bedrijven en instellingen en derden. Ongeveer 40% gaat in de richting van de
kapitaaldienst, inclusief huren en pachten. Als in die percentages een verschuiving plaatsvindt, dan
kan men organiseren wat men wil maar de druk zal er blijven. Met andere woorden, als een takenpakket
wordt vastgesteld zal men ook aan moeten geven wat het totale volume van die onderdelen zal moeten
zijn. Op welke wijze denkt het college dit punt ter hand te nemen?
Na fase zes is er uiteraard ook een fase zeven. Die fase wordt niet genoemd, maar is desalniette
min belangrijk. Wij hebben het vanavond namelijk niet alleen over een ombuigingsoperatie, maar, zo
als het college zelf in de raadsbrief zegt, over een vrij omvangrijke reorganisatie. De beslissingen die
bij fase zes zullen vallen, zullen uitgevoerd moeten worden. Op welke wijze gaat het college evalue
ren, fase zeven, wanneer de beslissingen, fase zes, worden uitgevoerd? Welke problemen kunnen wat
dat betreft eventueel nog ontstaan?
Ik weet dat ik niet de enige spreker ben. Er zal ook nog een motie worden ingediend, maar daar
13
over kan ik nu dus nog niet praten. Ik hoop dat de heer Van der Wal, wanneer hij straks de motie in
dient, ook zal vragen naar de consequenties van het een en ander voor de stuur- en de werkgroepen.
De heer Pruiksma: Wat ons betreft spreken wij vanavond alleen over het krediet van 680.000,
voor het organisatie-onderzoek. Bij de behandeling van de herwaarderingsvoorstellen tijdens de middag
vergadering van 12 april 1983, heb ik namens mijn fractie gezegd dat wij een groot voorbehoud wensen
te maken ten aanzien van het voorstel waar b. en w. mee zouden komen. Ik mag kortheidshalve verwij
zen naar dat verhaal en met name naar datgene wat wij hebben gezegd over het afwijken van de boek
houdkundige en de feitelijke rentabiliteit van de dienst. In dit voorstel en na de toelichting van de
wethouder Ruimtelijke Ordening in de Commissie voor het Grondbedrijf, blijkt de zaak toch veel ruimer
en veel grondiger van opzet te zijn dan de bespreking in de Commissie voor de Financien deed vermoe
den. In de vergadering van de Commissie voor het Grondbedrijf heeft de wethouder Ruimtelijke Orde
ning de zaak uitvoerig uiteengezet. Die uiteenzetting was veel grondiger dan een ander lid van het
college dat ten principale in de Commissie voor de Financiën heeft gedaan. Een en ander heeft ons ook
gebracht tot onze standpuntbepaling in de herwaardering.
De toelichting van de wethouder Ruimtelijke Ordening heeft mijn fractie echter doen besluiten om
ons voorbehoud, dat wij op 12 april hebben gemaakt, te laten varen en in te stemmen met dit krediet
dat nodig is om een externe adviseur in te huren die een diepgaand reorganisatie-onderzoek zal instel
len naar het takenpakket van de DSO. De resultaten van dat onderzoek over negen maanden, wachten
wij met grote belangstelling af.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: In het verleden heeft de VVD ook gepleit voor een onderzoek naar
de organisatie van de DSO. Wij hebben kennis genomen van de werkzaamheden die tot nu toe via een
intern gemeentelijk onderzoek in het kader van het herwaarderingsonderzoek zijn verricht. De wethou
der Ruimtelijke Ordening heeft een en ander in de Commissie voor het Grondbedrijf uitvoerig toege
licht. Gebleken is dat nu tot een vollediger reorganisatie-onderzoek zal moeten worden overgegaan,
hetgeen de mankracht van de eigen dienst te boven gaat. Ik heb daarover in de betreffende commissie
enkele vragen gesteld. Het college heeft de redenen voor de nadere heroriëntering op de omvang, de
taakstelling en het takenpakket van de DSO in de raadsbrief omschreven.
Wij kunnen instemmen met het inschakelen van een extern bureau, omdat men daarmee ervaring
binnenhaalt van mensen die ook buiten onze gemeente gewerkt hebben. Mensen dus zonder affiniteit tot
deze dienst. Wij vinden dat belangrijk aangezien er veel mensen bij het onderzoek betrokken zijn en de
materie gevoelig is en vanwege de noodzaak om op een redelijk korte termijn tot een advies over deze
materie te komen. Wij stemmen er uiteraard ook mee in dat BMT en de secretarie-afdeling ROV in het
onderzoek worden betrokken. Wij gaan akkoord met een opdracht aan het Raadgevend Bureau Twijnstra
Gudde op grond van de door dit bureau verstrekte offerte.
Ten aanzien van de financiële consequenties willen wij wel graag een toezegging hebben van het
college over een geregeld overleg met de Commissie voor het Grondbedrijf. Bovendien willen wij graag
de verzekering van het college dat er geen overschrijding van het maximumbedrag van de totale kosten
zal plaatsvinden en dat het aantal uren van vergaderingen, interviews en dergelijke strikt in de hand
zal worden gehouden.
Ons rest nu alleen nog de vraag hoe men straks de uiteindelijke adviezen over de reorganisatie van
de DSO zal verwezenlijken. Wij willen graag antwoord op die vraag, voor zover daarover nu al iets te
zeggen valt.
De heer Van der Wal: Wat begonnen is als een van de herwaarderingsonderzoeken voor de hele
ruimtelijke ordeningssector met een, gezien de omvang van deze sector, bescheiden taakstelling van
ongeveer zeven ton, is binnen korte tijd uitgegroeid tot een volwaardig voorstel voor een reorganisatie-
onderzoek. Het is wel tekenend dat zo'n herwaarderingsonderzoek meteen leidt tot een compleet orga
nisatie-onderzoek terwijl, om een voorbeeld te noemen, in de sociaal-culturele sector een bezuiniging
van meer dan één miljoen gulden per jaar in 1982 praktisch zonder slag of stoot is doorgevoerd. In die
sector is bezuinigen blijkbaar gemakkelijk, maar in onze eigen organisatie blijkt dat op verschrikkelijk
grote problemen te stuiten. Aanvankelijk zou het organisatie-onderzoek acht tot tien ton moeten kosten
- een bedrag dat ook in de ter inzage gelegde nota's is genoemd en dat wij al eerder als belachelijk
hoog hebben gekwalificeerd - om zeven ton te bezuinigen. B. en w. denken nu dat het onderzoek voor
680.000,kan worden uitgevoerd, 330.000,voor het Raadgevend Bureau Twijnstra Gudde en
350.000,voor de interne kosten DSO. Het lijkt dat het bedrag van 680.000,aardig minder is
dan het bedrag van acht 6 tien ton, maar het blijft altijd nog een zeer fors bedrag. Als men echter het
advies van de afdeling Financiën en Belastingen leest, dan blijkt dat het bedrag voor de interne kosten