16 1 of 2 vertegenwoordigers van het extern adviesbureau; 1 of 2 door het college aan te wijzen ambtenaren ter ondersteuning van de commissie De motie is mede-ondertekend door mevrouw Van der Werf. Het in de motie genoemde getal van 7 raadsleden is gebaseerd op twee leden van de grootste frac ties en één lid van de overige fracties. Wat mij betreft mag men in die verdeling schuiven, als iedere fractie in principe maar in de commissie vertegenwoordigd blijft. Ik wil er tot slot nog op wijzen dat bij het vorige reorganisatie-onderzoek DSO exact dezelfde constructie is gekozen. Wat dat betreft is er dus niets nieuws onder de zon. Wij vinden het door ons voorgestelde erg aanbevelenswaardig. Mevrouw De Jong: Dat er vanwege een terugloop van de bouwopdrachten iets moet gebeuren aan de omvang van de DSO was en is al geruime tijd heel duidelijk. Nu ligt er een voorstel van het college waarin wordt gevraagd om een krediet van 680.000,beschikbaar te stellen. Tegen dat bedrag heeft mijn partij erg aan gehikt, want het is niet niks. Ik heb kritiek op de hoogte van het bedrag ad 680.000, In de raadsbrief is het bedrag van 680.000, gesplitst in onder anderen 350.000,— ten behoeve van interne DSO-kosten. In hoeverre zijn dit reële kosten of gaat het hier om een zuiver administratieve berekening? Ik wil graag antwoord op de vraag of het hier enkel een intern boekhoud kundige zaak betreft. In principe kunnen wij met dit onderzoek akkoord gaan. Wij hebben geen kritiek op de hoogte van het krediet als uit het onderzoek een goed georganiseerde en efficiënte DSO te voorschijn zal komen, want dat is het einddoel. Wij kunnen, zij het met moeite, over de kosten van 680.000,-- heen stap pen, in aanmerking genomen dat het kostenonderzoek eenmalig is en dat het uiteindelijke resultaat een structureel karakter heeft. Wij verwachten dat er uit het onderzoek een maximaal rendement komt. Ik heb ook nog een vraag over een zin in de raadsbrief. Daarin staat namelijk dat het niet de be doeling is om de taak van de afdeling ROV ten principale ter discussie te stellen. Ik ben het niet eens met die formulering en die wekt ook mijn verbazing. Wij gaan bezig met een vrij omvangrijk reorgani satie-onderzoek. Ik ben van mening dat de taak van de afdeling ROV zeker in de taakstelling moet worden meegenomen. De heer Van der Wal: Ik wil nog een aanvulling geven op de door mij ingediende motie. Het in de motie genoemde aantal van zeven raadsleden is gebaseerd op de samenstelling van de oude raad. Inmid dels is er in de raad een fractie bijgekomen. De in de motie opgenomen zinsnede: "7 door de raad te benoemen raadsleden; moet worden gewijzigd in: "8 door de raad te benoemen raadsleden; De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering. De Voorzitter: Wij gaan verder met onze discussie over het organisatie-onderzoek DSO. Het woord is aan wethouder Geerts. De heer Geerts (weth.): Ik constateer dat men in het algemeen akkoord gaat met het voorstel. Er is een aantal opmerkingen gemaakt waar ik graag op in wil gaan. De heer Meijerhof heeft geconstateerd dat de argumenten, die genoemd staan onder het eerste en derde dwarsliggende streepje op de bladzij den één en twee van de raadsbrief, op zich niet voldoende zijn om het organisatie-onderzoek te ver richten. Wat dat betreft ben ik het niet met hem eens, want de zojuist genoemde argumenten zijn van zodanig belang dat die op zich een onderzoek rechtvaardigen. De heer Meijerhof heeft in mijn ogen wel terecht opgemerkt dat ons een groot probleem wacht, namelijk de toekomstige ontwikkelingen. Daarbij kunnen wij in het oog houden dat het bestemmingsplan Camminghaburen zich lang niet in het tempo ontwikkelt als wij in het verleden altijd hebben gedacht. Dat feit houdt in dat wij een aantal kosten van de DSO, die wij toerekenen aan de grondopbrengst, daaraan niet meer kunnen toerekenen. Daarnaast hebben wij te maken met een ongewijzigd bestand aan personeel, hetgeen vrij aanmerkelijke consequenties kan hebben. De heer Meijerhof heeft om getallen gevraagd. Ik heb niet veel getallen, alleen het getal dat de heer Van der Wal ook al heeft genoemd. De verwachting is dat alleen al bij de stedebouwkundige afdeling in 1986 op grond van het zojuist door mij genoemde een tekort zal zijn van 1,2 miljoen gulden. Over het woord "tekort" wil ik nog wel even spreken, want het gaat natuurlijk om een kwestie van definiëring. "Tekort" betekent in dit geval dat iets niet meer opgebracht kan worden op basis van de 17 grondkosten, maar dat dat op andere wijze betaald moet worden. Zo iets gebeurt natuurlijk bij meer diensten. Als volstrekt willekeurig voorbeeld wil ik de Dienst voor Sport en Recreatie (DSR) noemen, waar ook een heleboel geld van de algemene dienst bij moet. Wij zeggen echter dat dat geld goed wordt besteed - de DSR beheert daar onder andere sportvelden mee - en het maatschappelijk nuttig en relevant is. De vraag die je moet stellen wanneer je van een tekort spreekt is of er voldoende werk is voor zo'n dienst en wel zodanig dat men maatschappelijk belangrijke zaken kan uitvoeren. In deze raad is al een aantal keren gesproken over het grote belang dat men hecht aan het maken van bestemmings plannen. Bovendien willen wij dat de stadsvernieuwing op gang blijft. Wij hebben een groot aantal ver zoeken in de richting van de dienst. Op een heleboel van deze verzoeken heeft men gezegd dat men daar tot nu toe geen tijd voor heeft. Wij hebben het altijd een goede zaak gevonden dat die verzoeken worden uitgevoerd. Met name in fase vier van het onderzoek, waarin ook over de taakopdracht van de dienst wordt gesproken, kunnen wij als raad nagaan wat er aangaande de planning op het terrein van de ruimtelijke ordening moet gebeuren. Een en ander bepaalt het takenpakket van de dienst, het volume van het takenpakket van de dienst en de mankracht die nodig is om dat takenpakket uit te voeren. Als nu blijkt dat de mankracht en het volume van het takenpakket met elkaar corresponderen, dan is er geen discrepantie tussen personeelsbezetting en takenpakket. Het is de vraag of men dan nog van het woord "tekort" kan spreken, want er is dan een situatie ontstaan die er bij andere diensten al lang is. Ik wil er ook op wijzen dat wij bij de DSO voor 1972 een heel ander toereken ingssysteem hadden. Toen was het zo dat veel meer kosten door de algemene dienst werden gedragen. De bekostiging zoals wij die tot nog toe vanaf 1972 realiseren, een en ander is trouwens ook in stappen gebeurd, kunnen wij nu niet meer overeind houden. Dat heeft natuurlijk wel belangrijke consequenties, want dat bedrag zal ergens vandaan moeten komen. De heer Van der Wal zegt dat dat bedrag maar uit de ruimtelijke orde ning-sector gehaald moet worden, maar dat is voor mij nog de vraag. Wij zullen straks moeten zien wat de totale tekorten zijn. Bij het door de raad uitgesproken takenpakket zullen ook de tekorten geteld moeten worden. Daarna zullen wij een verdeling van de bezuinigingen over de sectoren moeten realise ren en daar hoort het zojuist door mij genoemde bedrag ook bij. Ik wil hiermee niet uitspreken dat alles wat wij tekort komen door het toereken ingssysteem automatisch voor rekening van de ruimtelijke orde ning-sector moet komen. Op dat punt wil ik de heer Van der Wal toch wel even corrigeren. Hierover kan de raad een uitspraak doen. Wij zullen echter moeten beginnen met vast te stellen wat het taken pakket is en wat wij maatschappelijk nuttig vinden. Op basis daarvan moeten wij bekijken welk perso neelsbestand daarvoor nodig is en hoeveel geld er nodig is. Het uitgangspunt van dit onderzoek is nog steeds dat er geen gedwongen ontslagen vallen. Het gaat hier om een uitgangspunt dat ook in het colle geprogramma verwoord staat. Op basis van dit uitgangspunt vindt het onderzoek plaats. De vraag is wat men uit dit onderzoek kan halen. De toekomst zal ons dat moeten leren, want ik kan daar geen voor spellingen over doen. Het is echter wel duidelijk dat wij krijgen te maken met grote bedragen die op de een of andere wijze gedekt moeten worden. Wat de taak van de afdeling ROV betreft hebben wij als college gezegd dat die taak niet ter dis cussie staat, ledereen is het er volgens mij over eens dat de secretarie-afdeling ROV naast de DSO een aparte taak toekomt. De heer Van der Wal heeft het in dat kader gehad over beleids- en besluitvoorbe- reidende taken versus uitvoerende taken. Ik weet niet of die scheidingslijn zo strikt ligt, maar dat is wel globaal het beeld waarin zich een en ander afspeelt. Er zijn gemeenten waar men diensten en se cretarie-afdelingen geïntegreerd heeft. Men komt daar, gezien de resultaten, snel op terug. In de da gelijkse bestuurspraktijk heeft men namelijk ontdekt dat integratie niet een erg werkbaar systeem is. Daarom hebben b. en w. gezegd de afdeling ROV niet primair bij dit onderzoek te betrekken. Wij kijken wel of er ook overlappingen zijn, bijvoorbeeld ten aanzien van het maken van voorschriften bij bestemmingsplannen. Gebeurt een en ander zowel bij de DSO als bij de afdeling ROV en is er aanlei ding om te bekijken of dat werk of door de DSO of door de afdeling ROV moet gebeuren? Als men zo'n uitspraak doet, komt men natuurlijk in aanraking met het gebeuren op de afdeling ROV en dat is wat in de raadsbrief getracht is te verwoorden. Daar waar namelijk taken in beschouwing worden genomen die te maken hebben met het werk van de afdeling ROV en waarover beslissingen worden genomen, zullen automatisch ook beslissingen ten aanzien van het takenpakket van de afdeling ROV genomen moeten worden De heer Meijerhof zegt dat er ook een fase zeven moet komen en hij vraagt hoe het college denkt die fase uit te voeren. Fase zeven is een evaluatie van hetgeen na de besluitvorming heeft plaatsgevon den. Heeft datgene gewerkt zoals wij nu met elkaar hebben besloten? Het is zinnig om na een onder zoek te gaan evalueren. Aan de andere kant zal men daarmee natuurlijk - die opmerking is ook eerder eens gemaakt - vrij constant bezig moeten zijn. Men moet niet op één moment evalueren, maar men moet vrij constant nagaan of de organisatie nog efficiënt werkt. Als men maatregelen heeft genomen, dan moet men ook nagaan of die maatregelen het gestelde doel hebben veroorzaakt. Het is de vraag of

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 9