24 gelezen het voorstel, bijlage nr. 206, besluit artikel 2, lid 1, van de Verordening, regelende de samenstelling, de taak en de werkwijze van de Commissie voor het beheer van de Evenemen tenhal en de Ijshal, als volgt te laten luiden: 1De commissie bestaat - naast de voorzitter - uit zeven leden, waarvan vier lid van de Gemeenteraad zijn." De motie, die misschien niet eens in stemming hoeft te worden gebracht, is mede-ondertekend door mevrouw Brandenburg. De Voorzitter: De motie van de heer Meijerhof en mevrouw Brandenburg maakt thans deel uit van de beraadbeslagingen. De heer Pruiksma: Mijn fractie gaat akkoord met het thans voorliggende voorstel van het college. Wij willen echter wel een kanttekening plaatsen bij met name het punt van de inrichting van de com missie die het geheel rond de Ijshal op een voor ons als raad aanvaardbare wijze moet gaan beheren. Die commissie wordt in het voorstel iets anders ingericht dan wij gewend zijn. Toch zijn wij als fractie van oordeel dat de omstandigheden rond de Ijshal - de voorgeschiedenis daarvan hoeven wij hier niet meer te schetsen - de instelling van een commissie zoals die door het college wordt voorgesteld zeker rechtvaardigen, vooral omdat een dergelijke commissie slagvaardiger, zeg maar als een commerciële entiteit, kan optreden dan overeenkomt met de dagelijkse gang van zaken in de commissie zoals wij die nu kennen. Daarmee wil niets gezegd zijn ten nadele van de hier bestaande commissie, maar de filoso fie daar is nu eenmaal een wat andere dan de meest wenselijke werkwijze die ons hier voor ogen staat. De motie van de heer Meijerhof en mevrouw Brandenburg bedoelt meer raadsleden in die commissie te benoemen. Ik neem aan omdat men vindt dat zulks uit financieel oogpunt naar de gemeente toe zorg vuldiger zou zijn. Maar daarop kan het antwoord van mijn fractie alleen maar zijn dat dat veronderstel de probleem eenvoudig via de redactie van de instellingsverordening zou kunnen worden opgelost, bij voorbeeld door bepaalde besluiten ter fiattering dwingend voor te leggen of aan b. en w. of aan de vol tallige raad. Ik realiseer mij echter dat niet elke visie in staat is om het meest wenselijke ook feitelijk realiseerbaar en aannemelijk te maken. Wij hebben nog wel een vraag. De redactie van de raadsbrief zou de conclusie kunnen rechtvaardi gen dat eventuele tekorten van de Ijshal zouden kunnen worden gecompenseerd met het resultaat van de Evenementenhal. Ik heb inmiddels van de wethouder begrepen, informeel, dat dat niet de bedoeling van het college is. Maar voor het verslag is het toch wellicht goed om op te merken dat de raadsbrief die conclusie mogelijk maakt. De heer Bijkersma: Het raadsvoorstel zoals dat hier ligt omvat eigenlijk twee aspecten. Op het in houdelijke aspect zijn de heren Meijerhof en Pruiksma - de laatste wat minder intensief - ingegaan. Ik wil ingaan op de procedure. Na een jarenlange discussie in de Commissie Een Goede Raad is er door de raad een aantal commis sies ingesteld. Die instelling is wel overwogen gebeurd en in de raadsvergadering van 8 juni 1982 zijn deze commissies vastgesteld. Toen is door verschillende sprekers op het toen voorliggende voorstel gere ageerd en zijn er vragen over gesteld. Vragen die veelal te maken hadden met procedurezaken, zoals de vraag hoe het nu gaat in den vervolge met het instellen van commissies, met het veranderen van de werkwijze van zo'n commissie, enz., enz. Een van de sprekers op 8 juni 1982 was de toenmalige frac tievoorzitter van het CDA, de heer Heere. Hij zei toen onder anderen: "Tenslotte merk ik op dat door lichting en herijking van het gemeentelijk stelsel van commissies en raden ook in de komende jaren zal doorgaan. Dat zal dan wel gebeuren in de nieuwe Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden en Openbare Orde." Daarna gaat de heer Heere op andere zaken over. Het antwoord dat de heer Heere van de voorzitter krijgt wil ik de raad niet onthouden en luidt: "De heer Heere heeft nog opgemerkt dat hij ervan uitgaat dat de Commissie Een Goede Raad na deze raadszitting zal kunnen worden opgeheven en dat de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden de taken van de commissie zal kunnen en moe ten overnemen. Dat ligt ook in het voornemen." Deze toezegging heeft de voorzitter van de raad op 8 juni 1982 aan deze raad gedaan. Toen in april 1983 de kwestie van de Ijshal in deze raad aan de orde is geweest heeft ook mijn fractie er op aangedrongen dat een samenvloeien van de Commissie voor de Dienst voor het Marktwezen en de Frieslandhal met de Evenementenhal en de Ijshal noodzakelijk is. Het college is wat dit betreft ook meegegaan, getuige het nu voorliggende voorstel. Dit punt is ook in de vergadering van de Com missie voor de Dienst voor het Marktwezen en de Frieslandhal aan de orde geweest. Nu ben ik lid van deze commissie, maar ik ben ook lid van^de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden waarin alle 25 fracties zijn vertegenwoordigd. Ik heb hier voor mij dat grote vel papier waarop alle commissies zijn aangegeven. (De heer Pruiksma: Dat is te groot!) Ik ben zeer serieus bezig met het bespreken van de procedure, mijnheer Pruiksma, en dat moet u wel aanspreken. De Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden moet adviseren over bestuurlijke aangelegenheden op grond van artikel 62, lid 2, van de Gemeentewet. In deze commissie hebben 5 tot 10 leden zitting die allen raadslid zijn. Bovendien zijn hierin alle fracties vertegenwoordigd. De Commissie voor Be stuurlijke Aangelegenheden moet een voorstel dat vanavond aan de orde is eerst bekijken, want dat is ook door de voorzitter van de raad op 8 juni 1982 toegezegd. Ik kan mij niet voorstellen dat de hui dige voorzitter van de raad de woorden van de voorzitter van de raad van 8 juni 1982 niet wil onder strepen. Dat zou op verkeerd bestuur lijken en ik twijfel er niet aan dat de voorzitter de zaak goed wil besturen. Voor deze vergadering heb ik al tegen het college gezegd dat het juister is dat de procedure wat dit voorstel betreft goed wordt gevolgd. Ik heb ook uitgelegd waarom ik dat juister vind. Tot mijn spijt is hierop van de kant van het college niet ingegaan en daarom wil ik thans tegen de raad zeggen dat wij hier een voorstel hebben waaraan een verkeerde procedure vastzit, een procedure die wij niet hebben afgesproken. Ik vind dat wij de juiste procedure moeten volgen. Misschien zal het college zeggen, verwijzende naar de redenen die op 25 april 1983 zijn genoemd, dat er haast is. Ik moet dan wel constateren, mijnheer de voorzitter, dat op donderdagavond a.s. een vergadering was gepland van de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden. Die vergadering is ge schrapt en dat is uw goed recht, maar in die vergadering had zeker dit agendapunt besproken kunnen worden. Dit voorstel had dan op zijn merites bekeken kunnen worden en alle fracties hadden hun licht hierover kunnen doen schijnen. In dat geval was er, zoals ook is toegezegd, een juiste procedure ge volgd. Wij kunnen daarom het feit dat het college geen juiste procedure, die zo diepgaand insnijdt op het fungeren van deze commissie, heeft gevolgd niet accepterenWij hebben daartoe een motie ge maakt die eigenlijk beoogt dat het college het voorstel weer terugneemt, want dat heeft het college tot nu toe niet willen doen. De motie luidt als volgt. "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 6 juni 1983, behandelende agendapunt 18, constaterende dat: - bij dit agendapunt een commissie wordt ingesteld; - de instellingsvoorbereidingen niet zijn behandeld in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden, zoals op 8 juni 1982 bij agendapunt 35 van die vergadering door de raadsvoorzitter werd toegezegd, draagt het college op het nu voorliggende raadsvoorstel, voorafgaande aan een raadsvoorstel, in eerder genoemde commissie te behandelen." De motie is mede-ondertekend door de heer De Beer. Wanneer dit voorstel in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden wordt behandeld, wordt de juiste procedure gevolgd die is toegezegd. Dat wil de WD-fractie graag en ik hoop dat de raad daarin mee kan gaan, want anders zijn wij op de verkeerde weg, mijnheer de voorzitter. De heer Van der Wal: Wat de motie van de VVD-fractie betreft heb ik het idee dat de heer Bijker sma probeert om met een kanon een mug uit een boom te schieten. In principe heeft hij waarschijnlijk wel gelijk. Wat dit voorstel betreft zie ik eigenlijk de enorme diepgang niet die de heer Bijkersma we! ziet. Bovendien zit er een element van afkeuring in de motie en is er een gebrek aan vertrouwen. Wij zullen de motie niet steunen, want dat gaat ons wat te ver. Wat het voorstel betreft zijn wij tevreden over het feit dat onze suggestie over de taakverdeling tussen de Commissie voor de Dienst voor het Marktwezen en de Frieslandhal en de Commissie voor het beheer van de Evenementenhal en de Ijshal is overgenomen. Om dezelfde argumenten die de heer Meijerhof naar voren heeft gebracht zijn ook wij van mening dat de Commissie voor het beheer van de Evenementenhal en de Ijshal, waaraan verantwoordelijkheden en besluitbevoegdheden worden overgedragen, toch uit ten minste vier raadsleden en drie andere leden zal moeten bestaan. De motie van de heer Meijerhof zullen wij dan ook ondersteunen. Mevrouw De Jong: Ik vind het een goede zaak dat de exploitatie van de Evenementenhal en de Ijs hal als één geheel wordt bezien. Ik ben blij dat de suggestie dienaangaande, die ook ik de vorige keer heb gedaan, is overgenomen door het college. Ook ik hik aan tegen artikel 2, sub 1, van de Verorde ning, regelende de samenstelling, de taak en de werkwijze van de Commissie voor het beheer van de Evenementenhal en de Ijshal. Wat betreft het in dit artikel gestelde dat de commissie naast de voorzit ter uit vijf leden, waarvan twee lid van de gemeenteraad zijn, bestaat ben ik van mening dat het aantal

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 13