28 vredigen mij niet helemaal.) Akkoord, mijnheer Bijkersma, dan krijgen wij nu de tweede instantie waarbij ik eerst het woord geef aan de heer Meijerhof. De heer Meijerhof: Ik begin met het meest ver strekkende punt en dat is de motie van de heer Bij kersma. (De heer Pruiksma: Nee, dat is uw eigen motie!) Volgens mij niet, want de motie van de heer Bijkersma beoogt om de zaak af te houden en eerst in de commissie aan de orde te stellen om vervolgens weer in de raad terug te komen. Die motie zal ook wel het eerst in stemming worden gebracht, maar dat blijkt straks wel, mijnheer Pruiksma. Als je de heer Bijkersma hoort praten, dan moet je hem ergens wel gelijk geven want het gaat hier niet helemaal volgens de regels. Het verbaast mij dan ook niet dat de heer Buurman, gelet op het vast houden aan wat geschreven en gesproken is in deze raad, de heer Bijkersma daarin volgt. Van de heer Bijkersma had ik verwacht dat hij gezegd zou hebben dat wij hier nu een mooi voorbeeld hebben van deregulering, met andere woorden wij hebben bepaalde regels, maar die passen wij hier wat soepel toe omdat de zaak dan wat sneller kan worden afgewerkt. Ik heb in eerste instantie opgemerkt dat hier zes weken geleden gezegd is dat de behandeling van dit punt haast heeft: de commissie moet worden inge steld en er moeten nog allerlei werkzaamheden worden voorbereid in verband met het nieuwe seizoen. De wethouder heeft in zijn eerste instantie gezegd dat zowel het college als de directie van de betref fende dienst er behoefte aan hebben dat die commissie er snel komt. Daarom zijn wij toen als fractie ook niet op de toer gegaan van: het is niet precies volgens de regels van het spel gegaan. Het college kan hieruit opmaken hoe wij tegenover de motie van de VVD-fractie staan. Dan wil ik nog ingaan op de motie die ik zelf heb ingediend. In eerste instantie dacht ik dat het hier om een kleinigheid ging en omdat het om een artikel ging heb ik het een en ander op papier gezet. Ik had natuurlijk beter kunnen weten. De heer Pruiksma heeft als eerste op onze motie gereageerd. Ter wijl hij sprak proefde ik een aarzeling bij hem over datgene wat hij zei. De heer Pruiksma zei namelijk dat wij niet een te grote commissie moeten hebben, want de commissie moet slagvaardig kunnen optre den. Toen zei hij dat wij, als er zaken zijn waarvan wij denken dat die misschien niet goed lopen, in de verordening kunnen opnemen dat een en ander eerst in b. en w. en in de raad aan de orde moet wor den gesteld. Ik denk echter dat men, wil men slagvaardig zijn, de commissies wat groter moet maken en dat men bepaalde zaken niet bij b. en w. en de raad moet leggen omdat ook die weer een aantal weken tijd nodig hebben. Ik had de indruk dat de heer Pruiksma dat zelf ook proefde en dat hij toen ook een eind aan zijn verhaal maakte. Dat zelfde tegenspreken heb ik ook gemerkt in de woorden van de wethouder, die begint met te zeggen dat er een aantal redenen is geweest waarom het college het thans voorliggende voorstel heeft gedaan. In de eerste plaats moet er een adequaat en slagvaardig beleid worden gevoerd; de commissie moet dus niet te groot zijn. De wethouder zegt van het laatste dat dat discutabel is. In de tweede plaats moet er volgens de wethouder een goed contact zijn met de ijsclubs. Welnu, die zijn ook goed verte genwoordigd, want er is een sportvloer, een ijshal en een evenementenhal. Voor de sportvloer had men ook een vertegenwoordiger kunnen nemen van het Leeuwarder sportcentrum en een vertegenwoordiger van de ijsclubs, maar dat is niet gedaan. De goede verhouding met de ijsclubs komt in dit voorstel dui delijk naar voren en dat heb ik ook niet tegengesproken. Ik heb ook geen bezwaar gemaakt tegen het feit dat er twee vertegenwoordigers namens de ijsclubs in de commissie komen. In de derde plaats heeft de wethouder het over de goede samenwerking tussen de gemeente en de gebruikers. Het is mij niet zo duidelijk waarom de commissie daardoor niet uit vier raadsleden zou kunnen bestaan. Volgens het voor stel zouden twee gemeenteraadsleden zitting moeten hebben in de commissie. De wethouder geeft ver volgens een opsomming van hetgeen de commissie eigenlijk doet. Ik heb begrepen dat men voor het con tact met het bedrijfsleven de reclameborden kan gebruiken. Verder blijft er ook niet zoveel over. Als dat allemaal waar is, dan zeg ik dat er één commissie voor het Marktwezen en de Frieslandhal moet ko men en dat wij het hele spel van twee commissies dan ook niet hoeven te spelen. Datgene wat hier op papier staat met betrekking tot de bevoegdheden die de commissie heeft, geeft volgens mij aan dat er meer aan de hand is dan hetgeen de wethouder in eerste instantie naar voren heeft gebracht. De commissie kan toch eigenlijk niet zoveel en is met handen en voeten aan alles ge bonden. De opmerking die de heer Buurman in dat kader heeft gemaakt is ook een overbodige opmerking geweest. Uit de beantwoording van de wethouder blijkt echter weer van niet, want hij zegt dat het col lege zal denken aan datgene wat de heer Buurman heeft gezegd. In de hele beantwoording van de wet houder en ook in de woorden van de woordvoerder van het CDA, de heer Pruiksma, vind ik een tegen strijdigheid zitten. Er moet namelijk snel en adequaat worden opgetreden, want de commissie heeft toch niet zoveel te zeggen. Voor mij is dat een reden om de door mij ingediende motie te handhaven, tenzij er, want dat gevoel kreeg ik even, iets achter de kiezen blijft en dat er toch iets anders aan de hand is waarom deze verhouding is gekozen en niet een andere. Ik heb dat niet gehoord, dus neem ik aan dat dat niet het geval is. Mijn motie blijft overeind. 29 De heer Pruiksma: Ik begrijp dat ik geroepen word om de twijfels van de heer Meijerhof weg te ne men. Dat doe ik dan graag bij dezen. Als de heer Meijerhof meent dat in mijn woorden enige tegen strijdigheid ligt opgesloten, dan moet ik dat bestrijden. Ik heb namelijk gezegd dat men in deze club, met name rond de Ijshal, een zekere slagvaardigheid moet kunnen inbrengen. Ik bestrijd dat men een en ander zou afzwakken door te zeggen dat b. en w. daarbij een vinger in de pap moeten hebben. Men kan via een systematiek van stilzwijgendheid steeds in een procedure b. en w. laten instemmen met be sluiten en dergelijke. Ook de heer Meijerhof weet, althans dat vermoed ik, althans dat hoop ik, dat de Bestuurscommissie voor de Schooladviesdienst te Leeuwarden één raadslid kent en ongeveer 12 niet- raadsleden. Die procedure heeft nooit aanleiding gegeven tot dit soort discussies. Voor het overige denk ik dat men zich gewoon kan aansluiten bij het voorstel van b. en w. Ik heb geen enkele aanleiding te veronderstellen dat iemand, van welke fractie ook, wat dan ook maar achter het bolwerk van zijn tanden zou hebben gehouden. Ik meen dat ik in eerste instantie volstrekt duidelijk ben geweest. De heer Bijkersma: Ik wil enkele reacties geven op de opmerkingen van de mede-raadsleden en op de antwoorden die het college heeft gegeven. De heer Van der Wal heeft gezegd dat mijn motie eigen lijk niets zou betekenen, maar dat ik in principe wel gelijk heb. Nou, mijnheer Van der Wal, het gaat mij om de zorgvuldigheid bij het instellen van commissies en zeker bij het instellen van deze commissie waar straks veel financiële consequenties aan vast zitten. Mijn motie beoogt dat een en ander goed be sproken wordt en waarbij alle fracties hun inbreng kunnen hebben. In de Commissie voor de Dienst voor het Marktwezen en de Frieslandhal hebben niet alle fracties een inbreng, want in deze commissie zitten maar enkele leden van deze raad. Niet alle fracties zijn in die commissie vertegenwoordigd. Daarom wil ik graag zorgvuldigheid met betrekking tot het instellen van deze commissie. De heer Meijerhof heeft gezegd dat deregulering mij wel moet aanspreken. Wel, dat spreekt mij bijzonder aan, mijnheer Meijerhof. Ik heb in eerste instantie gezegd dat er oorspronkelijk donderdagavond a.s. een vergadering van de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden was gepland. Die vergadering had best door kunnen gaan omdat er op 27 juni 1983 nog een raadsvergadering is. Er had ook nog wel een andere dag gevonden kunnen worden voor de vergadering die donderdag a.s. niet doorgaat. De voorzitter is op de kern van mijn betoog ingegaan. Hij heeft gezegd dat de vorige voorzitter van deze raad bedoeld heeft te zeggen, toen hij het had over de procedure met betrekking tot de com missies en raden, dat, wanneer men deze hele zaak opnieuw gaat bekijken, een en ander in de Commis sie voor Bestuurlijke Aangelegenheden aan de orde komt. Met een incidenteel geval zal dat niet het geval zijn. De voorzitter vindt dat het hier om een incidenteel geval gaat. Ik wil verwijzen naar een vergadering van één december 1982 van de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden, waarbij de Commissie voor het Grondbedrijf wordt belast met het beheer van de DSO. Dit incident is besproken en is goed bekeken door alle fracties. Dat was volgens mij ook de bedoeling van de toenmalige voorzitter van de raad in juni 1982. Ik hamer zo op dit punt, omdat ik van mening ben dat hier een aantal zaken te snel gaat. De heer Meijerhof zegt dat hij het gevoel heeft dat er zaken achter de kiezen worden gehouden. Dat is een opmerking van hem, maar ach, een goed verstaander heeft maar een half woord nodig. Ik kan natuurlijk niet verder op die opmerking ingaan. De heer Meijerhof heeft het gevoel dat er iets achter de kiezen wordt gehouden, misschien hebben anderen in de raad dat ook wel, maar dat kan ik natuurlijk niet bewijzen De procedure is onzorgvuldig geweest. Er moet meer zorgvuldigheid worden betracht. Als de voor zitter zegt dat wij een en ander straks nog eens een keer in de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegen heden kunnen bekijken, dan vraag ik mij af wat hij daarmee bedoelt. Kan de Commissie voor Bestuurlij ke Aangelegenheden dan nog eens op deze materie ingaan en kan er dan nog iets worden veranderd? Of is het maar een vrijblijvend iets. In dat laatste geval hoeft deze kwestie natuurlijk niet in die commissie aan de orde te worden gesteld. Als dit punt teruggekoppeld moet worden, dan vind ik dat er ook echt iets moet gebeuren. Ik wil de raad er op wijzen dat hij, wanneer deze verordening wordt vastgesteld, een heleboel bevoegdheden - gelet op artikel vier van het besluit - uit handen geeft. Dat lijkt niet zo, maar volgens mij gaat het om veel bevoegdheden. Er zal veel geld mee gemoeid zijn. Ik had het voor stel graag met wat meer zorgvuldigheid willen bekijken, maar die mogelijkheid is mij nu ontnomen. In houdelijk wil ik nu niet op het voorstel ingaan, want ik heb er het mijne al over gezegd in de Commis sie voor de Dienst voor het Marktwezen en de Frieslandhal waarin echter niet alle fracties zijn verte genwoordigd. De door ons ingediende motie handhaven wij. Als onze motie wordt verworpen, dan heb ik het ge voel dat mijn fractie wel met de motie van de PvdA mee zal gaan.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 15