4 Mevrouw Van der WerfIk wil het verzoek van mevrouw Brandenburg van harte ondersteunen. Men zal ons standpunt over deze materie overigens wel kennen, want een en ander is al eens eerder in de raad aan de orde geweest. De Voorzitter: Het college is bereid om de suggestie van mevrouw Brandenburg op te volgen. Besloten wordt overeenkomstig de door de voorzitter gedane toezegging. Sub N. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Punt 3 (bijlage nr. 218). De Voorzitter: Dit punt luidt: Advies inzake de beslissing op het Arob-bezwaarschrift van de heer W.K. Brouwer te Goutum. Zowel de voorzitter als de vice-voorzitter van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften is absent. Zij zijn beide verhinderd om vanavond aanwezig te zijn. De heer Janssen, raadslid en lid van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften is bereid om, wanneer er vanuit de raad opmerkingen worden gemaakt betreffende dit en het volgende agenda punt, namens de commissie een toelichting te geven. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Op bladzijde vier van de raadsbrief staat onder punt 5 Overwe gingen van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften: "Nu uit het voorbereidings- besluit met bijbehorende tekening niet ondubbelzinnig valt op te maken op welke percelen dat besluit betrekking heeft, met name of het ook betrekking heeft op het perceel Tearnserdyk 12, dat evenals het perceel De Pol Ie 6 aan het perceel van bezwaarde grenst en waarop ook zonder vergunning was ge bouwd, kan niet worden gezegd, dat het besluit met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Door de ze omstandigheid is bezwaarde naar het oordeel van de commissie in zijn belangen geschaad." Onze fractie meent dat dit bezwaarschrift op grond van de onzorgvuldigheid bij de behandeling gegrond moet worden verklaard. Bovendien zijn wij van mening dat het bouwwerk op het perceel De Pol Ie 6 niet be hoeft te worden afgebroken of verplaatst. Ik wil voorstellen om in de eerstvolgende vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening de procedure opnieuw te starten. De heer Dubbelboer: Bij een eerdere behandeling van deze materie in de Commissie voor de Ruim telijke Ordening en in de raad heeft mijn fractie gezegd dat er veel problemen voorkomen hadden kun nen worden als er op adequate wijze was gereageerd door de afdeling Bouw- en Milieutoezicht. Door dat niet adequate optreden van deze afdeling dient opnieuw over dit voorbereidingsbesluit gesproken te worden. Wij kunnen ons wel vinden in de door de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaar schriften gedane uitspraak, maar wij hebben toch nog een paar vragen over onduidelijkheden die daarin zitten. Op de bij het voorbereidingsbesluit behorende kaart is ook opgenomen - mevrouw Brandenburg heeft daar zonet ook al over gesproken - het perceel Tearnserdyk 12. Derhalve is, naar ik aanneem, in de raadsvergadering van 21 februari 1983 ook ten aanzien van dat perceel een voorbereidingsbesluit geno men. De reactie van het college hierop is geweest dat er sprake is van een misverstand waar het college ook niets aan kan doen. De heer Brouwer dringt met betrekking tot dit zelfde punt aan op overleg met betrokkene. De Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften laat het al of niet vallen on der het voorbereidingsbesluit van het perceel Tearnserdyk 12 in het midden. Het besluit dat bij het nu aan de orde zijnde raadsvoorstel behoort, rept daar gemakshalve ook maar niet over. Wellicht kan hef college of de heer Janssen daarover enige opheldering verschaffen. De heer Janssen: Ik heb begrepen dat de raad het met het advies van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften eens is. Het perceel Tearnserdyk 12 speelt echter nog wel een rol. Wanneer wij het gehele besluit, dat wij in de ogen van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Be zwaarschriften ten onrechte hebben genomen, terugdraaien dan draaien wij daarmee ook meteen terug het opnemen op de kaart van het voorbereidingsbesluit van het perceel Tearnserdyk 12. Op deze kaart is dat perceel met een stippellijn aangegeven. Wanneer het college voornemens is om, zoals mevrouw Brandenburg heeft voorgesteld, weer opnieuw een voorstel voor een voorbereidingsbesluit in te dienen, dan zal op de daartoe strekkende tekening duidelijk aangegeven moeten worden dat het alleen gaat om het perceel De Polle 6. 5 De heer Geerts (weth.): Mevrouw Brandenburg stelt voor om deze materie op de agenda te plaatsen van de eerstvolgende vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Dat is ook de bedoe ling. Bij de stukken van maandag zal men een voorstel voor een hernieuwd voorbereidingsbesluit vinden dat dan in de commissie kan worden behandeld. Daarna kan een en ander in een volgende vergadering van de raad worden vastgesteld. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Raadsadviescommissie voor de Beroep en Bezwaarschriften. Punt4 (bijlage nr. 219). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Advies inzake de beslissing op het beroepschrift van Wijnsma Mechanisatie te Leeuwarden. De heer IJestra: Mijn fractie kan zich vinden in de overwegingen van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften, maar is wel van mening dat Wijnsma Mechanisatie alle steun van het college moet krijgen bij het zoeken naar een oplossing in de toekomst. Het gaat hier om een bedrijf dat goed draait en goede toekomstmogelijkheden heeft. Wat denkt het college in dezen te doen? Wij zien een antwoord op deze vraag met belangstelling tegemoet. De hear Jansma: Wat ik sizze wol komt einlik oerien mei itjinge de hear IJestra sein hat. Ek wy wolle by dizze ferklearje dat wy it iens binne mei it advys fan de Riedsadvyskommisje foar de Berop- en BeswierskriftenIt advys fan dizze kommisje giet lykwols wat fierder, want hja freget de ried om it kol- leezje te fersykjen Wijnsma Mechanisatie te stypjen by it sykjen fan in alternative fêstigingsplakIk haw ut de stikken, dy't op besjen lein hawwe, begrepen dat de hear Wijnsma beswier hat tsjin in fêsti- ging fan syn bedriuw op it yndustryterreinDe hear Wijnsma is nammentlik fan betinken dat syn bedriuw wei falie sil tusken alle grutte bedriuwen dy't op it yndustryterrein steane en hy is bang dat syn klanten him der net fine kinne. Hy wol graach syn bedriuw halde yn de buert fan it plak der11 it no stiet, om't syn klanten yn it noardlike part fan de provinsje wenje. Soe it kolleezje kontakt lizze wolle mei de hear Wijnsma om te sjen hokker oplossingen der foar dit goedrinnende bedriuw, dêr't ek noch Citwrei- dingsmooglikheden yn sitte, binne ek mei besjoen ut in each fan de wurkgelegenheid en it belang fan de man sels? De heer Van der Wal: Mijn fractie kan zich wel vinden in het advies van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften voor wat betreft het ongegrond verklaren van de klacht tegen het weigeren van een bouwvergunning. De commissie heeft zich terecht tot die klacht beperkt, maar het beroep gaat echter nog wel een stukje verder. B. en w. hebben namelijk ook geweigerd om een zoge naamde anticipatieprocedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening te volgen. Dat punt wordt helemaal niet in de raadsbrief behandeld. Ik ken deze zaak niet zo goed en bovendien lagen er ook niet zoveel stukken ter inzage. Ook weet ik de omvang van de voorgestelde bouw niet. Iemand kan om hem moverende redenen geen trek hebben om naar een industrieterrein te verhuizen. Als iemand daar wel naar toe wil, dan moet diegene natuurlijk zo goed mogelijk geholpen worden. Ik kan mij echter ook voorstellen dat iemand zijn bedrijf op de plaats waar dat tot ontwikkeling is geko men, binnen de grenzen die ik nu niet kan bepalen, verder wil ontwikkelen. Mijn voorstel is om nog eens in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening te bekijken wat het bouwplan inhoudt, of dat inder daad zo ontzettend strijdig is met het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan en of er geen mouw aan te passen valt. Het gaat mij namelijk wat te ver om zo maar tegen iemand te zeggen dat men naar het industrieterrein moet verhuizen. Ik weet ook niet of dat klopt met het collegeprogramma waarin onder anderen staat dat de menging van de functies wonen, werken, enz. bevorderd moet worden. Datgene wat hier nu gebeurt wijst juist in een andere richting, namelijk dat er gezegd wordt dat men, nu men niet meer op deze plek uit de voeten kan, maar naar een industrieterrein moet verhuizen. Ik wil de mo gelijkheid van uitbreiding van dit bedrijf graag nog eens in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening bespreken Met het advies sec van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften zijn wij het eens. De Voorzitter: Heeft de heer Janssen nog behoefte om namens de Raadsadviescommissie voor de Be roep- en Bezwaarschriften kanttekeningen te plaatsen bij datgene wat gezegd is?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 3