10 fietser te maken. De vorige sprekers hebben er al terecht op gewezen dat dat geheel gezien moet wor den binnen de historische context van de binnenstad en haar vormgeving. Er zijn ons drie modellen voorgelegd, die in de diverse commissies zijn besproken en waarover anderen zich hebben gebogen. Model drie is daaruit gerold en ligt momenteel ter beoordeling voor ons. Ik wil dit model even doorne men. Wij kunnen constateren dat de auto het er voorlopig niet slechter op heeft gekregen, je zou kun nen zeggen zelfs wat beter. De bochten zijn wat vloeiender gemaakt en de situatie is ook inzichtelijk gemaakt. Er wordt ruim baan geboden aan de auto. Ik neem aan dat de Oosterkade herbestraat zal wor den, zodat het rijden met de auto daar wat soepeler zal verlopen. Wat betreft de fiets is gekozen voor het aanliggende fietspad. Ik heb begrepen dat de argumentatie daarvoor is gelegen in de compromissfeer; daarop is door de eerste van de vorige sprekers ook gewezen. Onze fractie heeft duidelijk gezocht naar een opstelling, omdat het probleem natuurlijk niet eenvoudig is. Niettemin zitten wij op dit moment ten opzichte van model drie met het probleem dat daarin de vei ligheid voor de fietser te negatief uit de verf is gekomen. Welke problemen doen zich namelijk voor? Het begint met het weven bij de Beursbrug tussen autoverkeer en fietsers. Ik kan mij niet voorstellen dat fietsers het proberen te weven met snelverkeer, wanneer het regent, men het regenpak aan heeft en men bovendien de wind tegen heeft, een gelukkige oplossing vinden. Bovendien wordt de hele route perma nent gekruist door verkeer dat parkeerplaatsen zoekt. De situatie wordt nog verergerd op het Blokhuis plein waar de bus - ik moet zeggen dat dat een nieuwe variant is in de problematiek van de roodge schilderde verkeersstrook - ook de fietsroute gaat kruisen. Dat zich daarbij onmiddellijk problemen gaan voordoen bij voorrangskwesties en dat er onduidelijkheid bestaat ten opzichte van het Wegenverkeersre glement lijkt mij duidelijk. Maar als dat niet zo is dan hoor ik dat graag van het college. Volgens mij mag het fietsverkeer dat zich op de fietsroute bevindt niet door het andere verkeer worden gehinderd. Nu heeft de bus ook weer zijn eigen voorrangsregels. Vanuit de vertrekpositie van de bus gezien heeft deze voorrang op het overige verkeer. De voorrangsregels lijken mij strijdig met de regels die gelden voor het fietspad. Wij hebben inmiddels echter nogal wat van deze aanliggende fietspaden binnen onze gemeente. Afgezien van onduidelijkheden in het gebruik van deze fietspaden geloof ik, dat is mij vanmiddag pas duidelijk geworden na navraag bij de politie, dat de meeste inwoners van Leeuwarden eigenlijk niet eens weten hoe men moet voorsorteren. Men ziet diverse varianten: voorsorteren naast de fietsstrook en voorsorteren op de fietsstrook. Ik heb inmiddels begrepen dat men moet voorsorteren op de fietsstrook mits men het overige verkeer, de fietser, niet hindert ook als dat rechtdoor of rechtsaf gaat. Duidelijk heid daarover is er echter niet, want men kan veel varianten waarnemen. Erger wordt het als blijkt dat op deze fietsstrook regelmatig wordt geparkeerd, geladen en gelost. In bepaalde situaties wordt zelfs, dat is overigens ook bij dit plan het geval, parkeergelegenheid aangeboden aan de andere kant van de rijweg naast de fietsroute. Het verkeer dat wil parkeren moet in dat geval de fietsroute kruisen. Ook in die situatie ziet men veelvuldig dat er geparkeerd, geladen en gelost wordt op die route. Men kan zich afvragen of ik deze problematiek overdrijf en hoe vaak het door mij gestelde voorkomt. Een discussie daarover zal heilloos zijn en daarom heb ik een kleine inventarisatie uitgevoerd. Zo'n inventarisatie komt niet in het in de raadsbrief genoemde rapport voor, maar is toch wel belangrijk. Vrijdag ben ik met een fotocamera de stad ingegaan en heb ik binnen twee keer een half uur een aantal foto's gemaakt. Ik zal de gemaakte foto's even heel snel doornemen. Om 9.45 uur heb ik een fo to gemaakt van auto's die op de Bleeklaan op de fietsroute geparkeerd stonden. Om 9.55 uur heb ik een foto gemaakt van een auto die op de Groeneweg op het fietspad geparkeerd stond. Op het Zuidvliet heb ik om 10.00 uur een foto gemaakt van auto's die op beide stukken en aan beide kanten, in laad- en los- situaties, op de fietsstrook stonden geparkeerd. Om 10.30 uur heb ik op de Noorderweg een foto ge maakt van een auto die op de fietsstrook geparkeerd stond. Om 13.30 uur heb ik op de Westerplantage een foto gemaakt van vele op de fietsstrook aldaar geparkeerde auto's. Op de Tesselschadestraat heb ik om 13.35 uur een foto genomen van een aldaar op de fietsstrook geparkeerde vrachtauto. Even daarna heb ik op de Sophialaan een foto genomen van een geparkeerde auto op de fietsstrook. Eigenlijk zou ik moeten vragen om de vergadering even te schorsen, zodat wij met zijn allen de foto's even kunnen be kijken. Ik wil de heer Feikens echter even vragen om de foto's aan b. en w. aan te bieden, zodat zij een en ander kunnen controleren. Welke conclusie moeten wij hieruit trekken? De politie van Hoogeveen heeft kort geleden een werkbezoek gebracht aan Leeuwarden om het rei len en zeilen van de aanliggende fietsroutes in Leeuwarden te bekijken. Ik heb de conclusie van de Hoogeveense politie begrepen en ik zal ze met eigen woorden weergeven die echter wel de inhoud dek ken. De politie van Hoogeveen concludeerde dat aanleg van deze aanliggende fietspaden een hoop geld heeft gekost, maar dat de veiligheid er eerder minder dan beter op is geworden. Een andere conclusie van de Hoogeveense politie was dat men mensen dwingt om strafbare feiten te plegen om de levensvat baarheid van de bedrijven niet in de weg te staan. Een en ander geldt met name voor winkels en kleine 1 bedrijfjes. Te denken valt daarbij aan de Oosterkade waar een groentehandel en diverse grossierbedrij- ven zitten en waar regelmatig vrachtauto's komen die daar parkeren. Een andere conclusie was wat men daaraan moet doen. Je kan de weggebruiker pakken, maar als je die pakt dan pak je ook de winkelier, want die is dan onbereikbaar geworden. Volgens mij moeten wij daar geen aanliggende fietspaden aan leggen. Ik heb het gevoel dat de Leeuwarder politie er net zo over denkt gezien het feit dat men niet optreedt tegen de auto's die daar op de routes staan. De conclusie is dat de rode fietsstrook schijnvei ligheid biedt. Op een aantal plekken lijkt die fietsstrook te functioneren, zoals bijvoorbeeld op de Tes selschadestraat, maar daar zitten de werkelijke knelpunten niet. Op de plek waar de fietsstrook in ge compliceerde verkeerssituaties, zoals bij laden en lossen en daar waar diverse verkeerssoorten bij elkaar komen, helderheid, duidelijkheid en veiligheid moet bieden, blijkt die niet te functioneren. Er wordt op uitgebreide schaal op de fietsstroken geparkeerd, maar de politie van Leeuwarden treedt niet op om dat men dat niet wil of kan. Twee kilometer verlenging van het fietsstrokenbestand in Leeuwarden zal de situatie er niet gemakkelijker op maken. Dan rest mij nog om het voorgelegde model te bekijken vanuit de situatie van het beschermde stads gezicht. Ik wil van nu af aan twee woorden niet meer gebruiken, namelijk de woorden "kleinschalig heid" en "grootschaligheid". Als er woorden uit het jargon van vakmensen - ik hoor daar af en toe zelf ook bij - misbruikt zijn en van een eigen persoonlijke interpretatie zijn voorzien, dan zijn het deze twee woorden wel. Ik zal deze woorden niet meer gebruiken. Bruikbaarder is dat iets groot is of iets klein lijkt. Dat zijn hanteerbare begrippen waar je niet om heen hoeft te draaien. Een en ander kan men het beste ondersteunen door maar gewoon de maten te noemen, want iedereen weet hoeveel 9.50 meter of 10.50 meter is. Als men dat niet weet dan moet men maar even kijken. Ik heb gisteren de Groeneweg opgemeten. Deze weg is, rijbaan inclusief beide fietsstroken, 10.50 meter breed. Het pro fiel van alternatief drie is over een aantal stukken gemeten 9.70 meter. In tegenstelling tot de Groene weg, waar niet geparkeerd wordt, wordt in alternatief drie op veel plaatsen naast de rijbaan en de fietsstrook wel geparkeerd en dat feit verruimt in eerste instantie het voor het verkeer beschikbare ge deelte tot ongeveer 11 .50 meter. Ten opzichte van de breedte van de Groeneweg is er dan al een ver schil van één meter. Wat zegt dit nu allemaal? Niets! Of iets breed of smal is wordt door meer dingen bepaald dan alleen door de werkelijke maten. Of iets groot of breed lijkt wordt bepaald door factoren als vormgeving, materiaalgebruik, aanwezige obstakels en plaats van bomen en de zone waar deze staan. In alle alternatieven die ter tafel hebben gelegen wordt aan ontwerpers een ruime mogelijkheid geboden om met een zorgvuldig materiaalgebruik, een zorgvuldige bomenplaatsing en een zorgvuldige detaillering tot goede oplossingen te komen. Wat daar grootschalig of kleinschalig aan is, zijn persoon lijke interpretaties. Het is mij volslagen onduidelijk waarom maten, gemeten tussen de stoepranden on derling, die kleiner zijn dan genoemd in alternatief drie, sowieso grootschalig moeten zijn. Wij hebben in de betreffende commissie geprobeerd ideeën aan te dragen, zonder daarbij te zeggen dat die zo moe ten worden uitgevoerd of dat die de beste oplossing zouden zijn. Wij hebben in de Commissie voor Openbare Werken willen laten zien welke andere alternatieven er bestaan en dat de hand van een goe de ontwerper maakt of zoiets een plezierige oplossing gevonden wordt. Die oplossing moet niet te groot zijn en moet de afmeting hebben die harmonieert met het bestaande stukje binnenstad. Daar gaat het uiteindelijk om. In de betreffende commissie heeft mijn fractie het betreurd dat, alhoewel waardering bestaat voor de drie alternatieven die zijn aangereikt waardoor een stuk discussie kon ontstaan, die discussie is te ruggebracht tot het niveau van: Voor welk model ben jij? Oh, ben jij voor model drie, nou ik ben voor model één. Onze fractie heeft er op gewezen dat de verdeelroute waar wij over praten door een zeer divers gebied van de binnenstad gaat. In dit gebied doen zich zeer diverse verkeerssituaties voor. Er is geen enkele overeenkomst tussen de verkeersproblematiek bij de Beursbrug en de verkeersproblema tiek op de Oosterkade. Ook in ruimtelijke waarde is er geen enkele overeenkomst tussen de situatie bij de Beursbrug en die op de Oosterkade. Onze fractie pleit ervoor die aspekten te betrekken in het vorm geveri van het een en ander; dat is in een motie vertaald. Men moet voor die vormgeving bekwame ont werpers hebben, maar dat zet je niet in een motie. Onze fractie heeft ervoor gepleit om meer knelpun ten te signaleren en deze op te lossen aan de hand van de ter plaatse aanwezige ruimtelijke waarde en de aanwezige beschikbare ruimte. Dat is helaas niet gebeurd, want er is een ikke-pikke-porretje"-spel ontstaan op de manier van: "Ik ben voor model één en jij bent voor model drie." Uiteindelijk is men tot de conclusie gekomen dat de meeste stemmen gelden en dat het dus alternatief drie moest worden. Ik vind dat jammer, want ik heb hopelijk duidelijk genoeg geschetst hoe divers het gebied is, zowel stede bouwkundig als qua verkeerssituatie. Onze fractie staat een situatie voor waarin wordt geprobeerd om ter plekke oplossingen te beden ken. Een en ander is geprobeerd te verwoorden in een motie die ik direct zal indienen. Het plan moet oeter zijn dan de motie, want met woorden kan men niet altijd alles op een zinvolle manier vorm geven, want dat moeten de vormgevers doen. De motie luidt als volgt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 6