22
ken om in zo'n nieuw en natuurlijk mooi gebouw voldoende winkels met een upgrading karakter te krij
gen, hoe zou dat dan uitwerken op de bestaande goede zaken die wij hier hebben? Hoe lang zullen die
het kunnen uitzingen als een omzetvermindering door de nieuwe concurrentie en door de economische
recessie plaatsvindt? Wij zijn dus niet overtuigd van het feit dat die winkels het door een upgrading
centrum beter zouden kunnen doen. Wij vragen ons ook af hoe de mobiliteit van de bevolking uit de re
gio zich, juist in een tijd van recessie, ontwikkelt. De auto wordt duurder, het openbaar vervoer wordt
duurder. Op grond van dit alles is dan ook onze mening: vooral om de economische terugslag op de be
staande zaken, geen upgrading centrum net in deze tijd. Wij vinden dat middenstanders en gemeente ge
zamenlijk de stad moeten promoten, de positieve punten moeten etaleren, zoals de herinrichting van de
Nieuwestad/Wirdumerdijk, de knelpunten die er nog zijn moeten opsporen en trachten op te lossen, bij
voorbeeld bewegwijzering naar het centrum. Laten wij dan ook vooral steun geven aan een nieuwe city
club en samenwerken. Wij hebben een brief ontvangen van de Commissie Centrum-Winkeliers; later is
er nog een brief ontvangen van winkeliers aan de Bleeklaan, de Prins Hendrikstraat, het Zaailand enz.
Wij constateren dat verschillende keren dezelfde naam voorkomt en dat er vrij grote ketens bij zijn. Het
verbaast ons dat Drontman, die wel zijn handtekening onder de brief zet, zegt dat er vooral niet alleen
upgrading winkels in het gebouw moeten komen, omdat wij die in onze goede stad genoeg hebben.
Ook bij ons blijft de wens om het Wilhelminaplein sfeervoller en gezelliger te maken, het "aan te
kleden" en er activiteiten te organiseren. Kan dat misschien ook met kleinere bouwwerken, met terras
jes rondom de Mercuriusfontein of met groenvoorzieningen? in de Commissie voor de Ruimtelijke Orde
ning heb ik destijds ook al enige opmerkingen gemaakt. Als er al een dergelijk gebouw zou komen, dan
moet er wel een oplossing gevonden worden voor de aan- en afvoer van mensen en goederen, dus voor
de verkeerssituatie rondom het gebouw. Ook zou er een oplossing moeten komen voor voldoende par
keerruimte op korte afstand, juist in de piekuren als de parkeergarage vol is.
Onze mening is gebaseerd op de actualisering van het distributie-planologisch onderzoek na drie
jaar. Nogmaals, wij zijn er tegen om op dit moment tot de bouw van een dergelijk complex te beslui
ten, waardoor het surplus aan vierkante meters verkoopvloeroppervlakte nog verhoogd zou worden.
De heer Buurman: Allereerst wil ik graag mijn grote waardering uitspreken aan het adres van de
werkgroep voor het zeer leesbare rapport. De duidelijke taal en de vele illustraties zorgen voor een
"upgrading effect" op mijn belangstelling voor stedebouw en architectuur in het algemeen en voor het
verschijnsel "pleinafsluitend gebouw" in het bijzonder. Het rapport is ook duidelijk voor wat betreft het
hoofddoel dat met het pleinafsluitend gebouw wordt beoogd, namelijk: het versterken van de regionale
winkelpositie van Leeuwarden. Anders gezegd: het krachtiger maken van de koopkrachtbinding als een
onderdeel van de centrumpositie van de stad in algemene zin. De middelen, aangewend om het hoofd
doel te bereiken, zijn onder meer de stedebouwkundige en architectonische aspecten van de zaak. Im
mers, naast het onderliggend probleem van de winkelpositie, die versterking behoeft, speelt tevens het
probleem dan wel het gegeven van de onherbergzaamheid van het Wilhelminaplein een belangrijke rol.
Welnu, een fijn plein met daarop een architectonisch en ruimtelijk gelegen aantrekkelijk gebouw trekt
mensen naar de stad. Die stap van doel naar middel is dan ook logisch. De logica van de etaleur, die
Leeuwarden heet, weet dat een etalage, die goed verzorgd is, meer mensen de winkel binnenlokt dan
een slecht verzorgde of geen etalage. Inderdaad zou het dan reëel kunnen zijn te verwachten dat een
pleinafsluitend gebouw het bewuste "upgrading" effect teweegbrengt. Anderzijds zal de spoeling voor
de huidige middenstanders wellicht dunner worden door toenemende concurrentie en teruglopende koop
kracht. Eenzelfde soort logica leidt er toe dat meer ondernemers een zorgelijke toekomst tegemoet gaan.
Wanneer een goede etalage tot meer klanten en meer omzet leidt, zal eveneens een dunnere spoeling
tot meer faillissementen voeren, tenzij er nieuwsoortige winkels met hoogwaardige produkten bij komen
met een reële winstverwachting. Het rapport gaat daar vanuit, maar een voldoende kwantitatieve on
derbouwing ontbreekt en dat is de zwakte er van. En dat is nu juist bijzonder wezenlijk. De winstver
wachting van ondernemers met een hoogwaardig assortiment is uiterst gering. De cijfers liegen er niet
om. De koopkracht voor dit soort goederen is relatief het meest gedaald. Ook nieuwe horeca-activifei
ten zullen wellicht concurrerend werken. Het rapport spreekt daar wel over, maar daar blijft het ook
bij, om zich te haasten naar de middelen om het gebouw te realiseren. Nu zal iedereen toegeven dat
het geen eenvoudige wiskundesom is. Toch wipt het rapport wel erg gemakkelijk over deze zaken heen.
Alles afwegend moet ik u zeggen dat ik instem met het idee van een pleinafsluitend gebouw, stede
bouwkundig gezien, op deze plaats. Het is echter de vraag of de economische randvoorwaarden aanwe
zig zijn om in deze situatie tot realisering over te gaan. De in het gebouw te vestigen branches liggen
grotendeels in de non-food sfeer. Uitgesproken daarin zijn de winstverwachtingen het meest ongunstig.
De ontwikkelingen van de laatste jaren geven vaste grond voor deze conclusie. De haalbaarheid met
betrekking tot het binnenhalen van nieuwe branches acht ik daarom vrij gering. Het concentreren van
bestaande hoogwaardige branches in het gebouw betekent voor het gehele winkelapparaat van Leeuwar-
23
den geen verbetering. Over de vraag of van zo'n bundeling een wervend effect op de koopkrachtbinding
zal uitgaan, heb ik mijn twijfels. Immers, door in deze situatie dit project te starten, kan ook een pro
ces van leegstand en verpaupering in de hand gewerkt worden, waardoor de situatie verslechtert en het
gewenste doel zelfs verder van huis komt.
Ik ben mij er van bewust dat bij het ontbreken van de winkelfunctie de basis voor de andere func
ties grotendeels wegvalt. Desondanks iets over functies die wij in een eventueel te realiseren gebouw
aldaar mogelijk achten. Alhoewel naar mijn opvatting deze keuze nog niet zo actueel is, wil ik toch
het volgende ter overweging geven, daarbij voorafstel lend de functie "wonen" op deze plaats zeker ac
ceptabel te achten. Door de ligging van het te realiseren gebouw zouden er goede mogelijkheden zijn
om de functie "dienstverlening" in overweging te nemen, zij het dan op beperkte schaal. Ik denk dan
aan een aantal dependances van bestaande instellingen, zoals informatie aan stadsbezoekers en toeris
ten, een politiepost - dat zal naar ik aanneem de hele raad wel aanspreken! -, een klein postkantoor
(zoals dat nu in V&D zit), een vacaturebank en dergelijke, kortom, een sober ingerichte vorm van
dienstverlening aan de burger en de bezoeker, waardoor het gebouw een zekere levendigheid vertoont,
terwijl de burger weet waar hij voor welke zaken moet zijn.
Over de architectuur en de plaats van het gebouw in het geheel nog het volgende. Woorden schie
ten tekort wanneer het gaat over de beschrijving van de individuele non-conformistische architectuurop
vattingen. Biedt dit ook de garantie dat het gebouw qua stijl en ruimte in de omgeving past? Op dit
moment zijn vele stijlen aanwezig rond het WilhelminapleinOnze Friese voorouders bouwden traditio
neel, met ruimtewerking en verticale lijnen, stoer, mild en bescheiden. Maar alles paste in de omge
ving. Tegenwoordig is de stijl veelal afhankelijk van de materialen, materialistisch, hard, bepaald niet
mild. Het past vaak niet in de omgeving, omdat het individuele voorop staat en daardoor de harmonie
met de omgeving ontbreekt. Mogelijk dat een en ander bij eventuele realisering van het gebouw meege
nomen kan worden.
Een heel ander aspect is de formeel-procedurele kant van de zaak. Aangezien geen bestemmings
plan voorhanden is en slechts een voorbereidingsbesluit is genomen, zal de realisering niet via de geëi
gende bestemmingsplanprocedure kunnen verlopen, maar zal artikel 50 van de Woningwet het beslis
singskader moeten zijn. Ik ben met deze gang van zaken niet gelukkig, omdat de rechtszekerheid van
de burger door de artikel 50-procedure niet optimaal uit de verf komt. Plannen en beslissingen van we
zenlijk belang worden heden ten dage begeleid met een uitgebalanceerd complex van inspraakmogelijk
heden. Dit is een zaak die mijn fractie als een positieve verworvenheid aanmerkt. Welnu, deze zaak is
bepaald geen sinecure, zodat de bestemmingsplanprocedure hier toch wel de geëigende werkwijze is.
Niet voor niets is deze procedure met zorgvuldigheid in de Wet op de ruimtelijke ordening geregeld met
bijvoorbeeld de verplichting gedetailleerde kaarten op te nemen, zodat de burger precies weet waar hij
aan toe is. Het veelvuldig gebruik dat van de procedure artikel 50 van de Woningwet en ook artikel 19
van de Wet op de ruimtelijke ordening in het verleden is gemaakt, doet aan dit principe niets af. Ik stel
dit niet nu pas, het staat ook in ons gemeenteprogramma.
Resumerend: geen enkel bezwaar tegen realisering van een pleinafsluitend gebouw op zich, twijfel
aan de haalbaarheid met betrekking tot de hoofdfunctie "winkels" en niet bijster gelukkig met de voor
gestelde procedure.
Slotconclusie: ik heb mij voorgenomen tegen het nu voorliggende voorstel te stemmen.
Mevrouw De Jong: Net als in november 1981 kan mijn partij best meegaan met de realisering van
een pleinafsluitend gebouw op het WilhelminapleinSterker nog, een gebouw dat architectonisch boven
de middelmaat uitsteekt vinden wij een aanwinst voor het plein. Een pleinafsluitend gebouw, mits een
gebouw van allure, vinden wij dus uit stedebouwkundig oogpunt meer dan de moeite waard. Het kan het
onmetelijke plein corrigeren tot een hanteerbaarder en gezelliger plein. Het kan bovendien de zeer on
gelukkige ingang van de parkeergarage camoufleren en het kan het plein, dat nu alleen op maandag en
vrijdag, als er markt is, wordt bevolkt tot een uitnodigende ontmoetingsplaats maken, ook voor de ove
rige vijf dagen van de week.
Net als in 1981 keren wij ons echter tegen de functie die dit gebouw wordt toegedacht. In 1981
stelde ik dat een hoogwaardige winkelvoorziening op die schaal een bedreiging vormt voor een groot
deel van onze middenstanders, die aan het einde van de winkelbanaan gevestigd zijn. Ik denk dan met
name aan de winkeliers van de Voorstreek en omgeving. Voor velen van hen, die noodgedwongen voor
de keus staan hun bedrijf over te plaatsen naar het pleinafsluitend gebouw, noemde ik de verkoop- of
verhuurprijs in het nieuwe gebouw een zeer waarschijnlijk financieel struikelblok. Bovendien vroeg ik
mij af of deze zaken wel zo hoogwaardig zijn om zich in het gebouw te kunnen vestigen. Ik sprak de
vrees uit voor toenemende leegstand in ons winkelbestand, dat ongetwijfeld een verpaupering in onze
kwetsbare binnenstad teweegbrengt. Verder wees ik er op dat een grootschalig gebouw met hoogwaardi
ge winkelvoorzieningen in de nabijheid van openbaar vervoersknooppunten berust op inmiddels achter-