28
Mevrouw De Jong: Ik ben eigenlijk ook niets wijzer geworden van de wethouders. Ik vind het zeer
vreemd dat bij een zo belangrijke kwestie de argumenten "hoop en verwachting" zijn en dat zelfs de
vraag door wethouder Miedema wordt gesteld of wij het wel aandurven. Net alsof bij een dergelijke be
slissing zoiets nog een vraag zou moeten zijn. In feite zouden de argumenten vóór zo hard op tafel moe
ten liggen dat die vraag helemaal niet aan de orde hoefde te komen. In ieder geval durven wij het niet
aan. De argumenten waarop het rapport is gebaseerd en de aanvulling hierop van collegezijde - liever
gezegd de aanvulling die wij van collegezijde niet hebben gekregen - hebben onze mening niet gewij
zigd.
Mij is niet duidelijk waarom dit punt nu juist op dit moment in de raad moet worden behandeld. Ik
beluister van diverse kanten een duidelijke twijfel, ook van PvdA-zijde. De heer Ten Hoeve zegt dat
wij altijd nog terug kunnen. Ik geloof dat wij op een bepaald moment niet meer terug kunnen. Ik blijf
het dus vreemd vinden waarom er zo'n haast wordt gemaakt. Komt dat alleen omdat het winkelbestand
het op dit moment moeilijk heeft? Dat is voor mij geen duidelijk antwoord. Ik vraag mij af of er op dit
moment afspraken zijn met een projectontwikkelaar waardoor deze haast vereist is. Misschien kan het
college mij een antwoord op deze vraag geven. Wij kunnen echt wel een prima pakket van eisen samen
stellen, maar met projectontwikkelaars lopen wij in Leeuwarden toch steeds weer tegen de lamp, die
komen steeds weer met argumenten waardoor wij een voor een onze eisen moeten laten vallen. Mijn
hoop op dit alles is dus zeer, zeer klein. Ik ben dan ook tegen, dat is heel duidelijk.
De heer Miedema (weth.): Eén opmerking die ik in de vorige ronde heb verzuimd te maken. Enkele
leden hebben hun waardering uitgesproken voor het erg leesbare rapport. Die waardering wil ik graag
aan mijn medewerkers overbrengen.
Mevrouw De Jong heeft nogmaals gevraagd waarom er zo'n haast moet worden gemaakt. Ik heb
daarover in eerste instantie ook al enkele opmerkingen gemaakt. Ik wil daaraan nog toevoegen dat het
voor de op dit moment binnen deze stad functionerende Leeuwarder ondernemers, gezien de beslissingen
die zij moeten nemen aangaande verbouw, modernisering of wat ook, een belangrijk gegeven is of deze
uitbreiding er wel of niet komt. Voor een goed beleid binnen hun bedrijf is het belangrijk te weten of
de gemeente bereid is aan deze bouw mee te werken of niet. Als men dan bedenkt dat wij als raad en
college drie jaar over deze zaak hebben gesproken, dan wordt het volgens ons tijd om op dit punt dui
delijkheid te verstrekken aan de ondernemers in deze stad. Ook de beleggers, die anderhalf jaar gele
den een reactie hebben gegeven, ideeën hebben aangedragen en zich bereid hebben verklaard mee te
werken aan deze ontwikkeling, hebben mijns inziens recht op een antwoord van Leeuwarden. Dat ant
woord kunnen wij alleen geven door de raad dit voorstel voor te leggen en te vragen of de raad bereid is
door te gaan op de weg die wij hebben ingeslagen en die het distributie-planologisch onderzoek ons
heeft gewezen. Onzes inziens zou het niet verantwoord zijn hiermee tot na de vakantie te wachten.
Vandaar dat wij op dit moment deze vraag aan de raad voorleggen.
De Voorzitter: Heeft wethouder Geerts er nog behoefte aan aan zijn betoog in eerste instantie iets
toe te voegen? (De heer Geerts (weth.): Nee, mijnheer de voorzitter.) Dan stel ik voor over te gaan
tot stemming over dit punt.
De heer De Jong: Ik heb er behoefte aan een stemverklaring af te leggen. Het feit dat de winkel-
omzetten zijn teruggevallen naar de jaren '60 en de non-foodsector een omzetdaling kent van 18%
20% ligt niet aan een verwaarloosd hoofdwinkelcentrum, doch heeft duidelijk te maken met een mindere
toonbankbesteding. Deze crisis lost zich niet op door aan de bestaande winkel vloeroppervlakte 4.500
m2 toe te voegen, hetgeen ten koste zal gaan van onze eigen ondernemers in de binnenstad. In de
Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbedrijf hebben deskundige adviseurs duidelijk uitgesproken
dit initiatief nu niet voort te zetten. Ook in de bijlage van het rapport "Aktualisering distributie-pla
nologisch onderzoek" op bladzijde 118 staat duidelijk: "Vooralsnog moet daarom de minimum-variant
(een daling in de bestedingen per hoofd van 10% tot 1990) als de meest waarschijnlijke worden be
schouwd. Het is echter niet ondenkbaar dat zelfs deze variant voor wat betreft de bestedingsontwikke
ling nog te optimistisch is. Evenals voor de dagelijkse goederen is daarom in het navolgende een extra
variant doorgerekend die in het geval van de niet dagelijkse goederen uitgaat van een daling in de be
stedingen per hoofd van 15%." Bladzijde 118 van het rapport zegt vervolgens dat er in 1990 86.400 in
woners in Leeuwarden (stad) zullen zijn. Nu zijn dat er ongeveer 80.000. Mijn conclusie is dan ook
dat, wetende dat op het moment dat de raad dit voorstel aanneemt vele panden in de binnenstad in eco
nomische waarde zullen verminderen, ik niet akkoord kan gaan met het voorstel
De Voorzitter: Ik constateer dat er niet meer stemverklaringen worden afgelegd en ik stel dan ook
voor nu tot stemming over te gaan.
29
Het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 21 tegen 14 stemmen.
(Tegen het voorstel stemmen van de CDA-fractie de heren Boelens en De Jong, alsmede de leden van de
fracties van VVD, PAL, D'óó en GPV/RPF/SGP.)
De heer Bijkersma: Ik constateer dat de heer Pruiksma niet namens zijn fractie heeft gesproken. Dat
is weer de onduidelijkheid van het CDA.
Punten 3 t.e.m. 6 (bijlagen nrs. 252, 241, 227 en 232).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
De heer Ten Hoeve heeft de vergadering inmiddels verlaten.
Punt 7 (bijlage nr. 250).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Verkoop van een in het ontwerp-uitwerkingsplan Camminghaburen-
deelgebied II gelegen perceel bouwterrein aan J. Bosma te Leeuwarden.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Onze fractie stemt tegen artikel 8 van de verkoopvoorwaarden,
waarin staat dat het de koper verboden is zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van b. en w.
van Leeuwarden in de op het gekochte te stichten woningen het beroep van huisarts, tandarts, fysiothe
rapeut of verloskundige hulp, vallende binnen de zogenaamde le lijns gezondheidszorg, uit te (laten)
oefenen
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de VVD-
fractie wenst te worden geacht te hebben gestemd tegen artikel 8 van de verkoopvoorwaarden.
Punten 8 en 9 (bijlagen nrs. 240 en 255).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 10 (bijlage nr. 253).
De Voorzitter: Aan de orde is thans: Vaststelling van het bestemmingsplan Camstraburen-Zuid.
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Onze fractie heeft een aantal bezwaren tegen het nu voorliggen
de bestemmingsplan. Langs de Dokkumer Ee is, in aansluiting op de daar al gebouwde woningen voor
een- en tweepersoonshuishoudens in drie en vier woonlagen, een zelfde vervolg gepland. Alle nieuw
bouw daar zal in drie of vier woonlagen worden gerealiseerd. Met de meerdere malen uitgesproken wens
in zowel de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening als de raad bij de behandeling van dit plan, dat
toen nog een ISR-plan was, om eengezinswoningen te bouwen is geen rekening gehouden. Een en ander
wordt als volgt in de raadsbrief gemotiveerd op bladzijde één: "Voor wat betreft de bouw van eenge
zinswoningen merken wij op, dat zulks, in verband met een aantal tot dit moment bestaande onzekerhe
den, te zijner tijd via een wijziging van het plan onder ogen moet worden gezien." Die onzekerheden
zijn van financiële aard. De financiële opzet van dit plan gaat ook uit van enkele aannames die dan
ook nog lang niet hard zijn. Ons inziens moet de raad nu in het plan vastleggen wat hij langs het water
van de Dokkumer Ee werkelijk wil realiseren. Wij willen daar niet meer middelhoogbouw en niet nog
meer woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens, want op die manier zal daar sprake zijn van een
monocultuur met een zeer vlottende bevolking. Wij zijn bezig met stadsvernieuwing en dit gebied ligt
dichtbij de binnenstad. Er is een stadsvernieuwingsfonds en bovendien hoeven er ook niet allemaal wo
ningwetwoningen te worden gebouwd. Wij stellen voor langs de Dokkumer Ee, vanaf de Dirk Zeperweg
tot aan de twee reeds bestaande eengezinswoningen voorbij de Dekamastraat, eengezinswoningen,
waaronder bejaardenwoningen, te bouwen. De bouw van die bejaardenwoningen is ons in het verleden
door de vorige wethouder Ruimtelijke Ordening toegezegd. De bejaardenwoningen zijn nu wel in het
plan opgenomen, maar zij staan opgenomen in de vorm van hoogbouw.
Toen wij in juni 1981 bij de vaststelling van het uitvoeringsplan akkoord gingen met het kantoorge
bouw op de hoek Spanjaardslaan/Rengerslaan maakten wij een voorbehoud over de vormgeving van het
gebouw. Ik kom zo meteen nog even terug op het feit of wij nu nog vinden dat aan die plek alleen de
bestemming "kantoor" moet worden gegeven. Ik wil eerst iets zeggen over de vormgeving. Over de
rooilijn wordt in het plan helemaal niets gezegd. Er wordt wel een bebouwingsvlak aangegeven, maar