straks nog op terug. Wij komen met een resumé, maar ik zeg op voorhand dat dat voor een aantal leden van de raad waarschijnlijk niet genoeg zal zijn. De heer Pruiksma heeft gezegd dat bestuurlijke moed niet beloond is. Hij heeft volstrekt gelijk met die opmerking. Even later zegt hij dat het hier om een betreurenswaardige zaak gaat. Ik wil daarop in gaan, maar vanuit een andere visie dan de heer Pruiksma bedoeld heeft. Volgens mij heeft de heer Pruiksma gedoeld op de situatie waarin wij verkeren. Ik wil daaraan toevoegen dat ik het alsnog betreu renswaardig vind dat stadsverwarming niet mogelijk blijkt. De intentie waarmee wij destijds deze zaak gestart zijn, namelijk de energiebesparing, is momenteel nog belangrijk. Het is betreurenswaardig te moeten constateren dat de weg die wij op verzoek van de rijksoverheid zijn ingeslagen, een doodlopen de weg bleek te zijn. De heer Pruiksma heeft ook nog een aantal vragen gesteld. De eerste vraag is of het college bereid is om de bewoners van Camminghaburen zo snel mogelijk te informeren over de stand van zaken van dit project. Ik ben bereid te bezien of dat op een redelijke wijze mogelijk is. Volgens mij zal een en ander best mogelijk zijn. Informatie dienaangaande is een goede zaak. Mevrouw Brandenburg heeft hier ook naar gevraagd en ik zeg beide raadsleden toe dat dit punt onze aandacht zal hebben. Wij zijn gestart op basis van het uitgangspunt dat de bewoners in Camminghaburen die op het stadsverwarmingsnet zijn aangesloten niet meer behoeven te betalen dan andere mensen in vergelijkbare woningen. Dit uitgangs punt blijft ook in de afbouwfase en ook wanneer de blokverwarming is gerealiseerd recht overeind. Col lege en raad hebben die toezegging gedaan en daar zullen en moeten wij ons aan houden. Door de heer Pruiksma is ook nog gesproken over de afbouw, waarvan hij gezegd heeft dat een en ander snel geregeld moet worden. Ik ben dat met hem eens om een aantal factoren. Wij hebben de tota le begroting, waarin de kosten zijn vermeld die gemoeid zijn met de afbouwvariant, nodig bij de afron dende gesprekken op het ministerie omdat de begroting deel uitmaakt van het uiteindelijke tekort. Wij hebben er dus zelf ook erg veel belang bij dat wij op een termijn van een aantal maanden een goed in zicht hebben in de vraag hoe de afbouw technisch en financieel opgelost moet worden. Er is nog een andere reden waarom wij toch wel enige haast hebben met de afbouw. Het jaarlijks verlies van de hui dige installatie bedraagt rond twee miljoen gulden en dat kan niet al te lang zo doorgaan. Deze twee miljoen gulden verlies kunnen wij inkrimpen wanneer wij de afbouw realiseren. Ook daarom is een snel le reactie erg belangrijk. Zoals men weet zitten wij momenteel in de vakantieperiode. Wij zullen trachten te bewerkstelligen dat wij toch op een termijn van een aantal maanden volstrekte duidelijkheid hebben over dit punt, want anders kunnen wij de raad ook niet het financiële plaatje overhandigen. Ik heb inmiddels ook antwoord gegeven op de vraag van de heer Pruiksma over het verlies over 1983. De heer Buurman heeft het gehad over het woningcontingent. Hij stelt dat, al was er een groter deel van het woningcontingent in Camminghaburen gerealiseerd, dat de stadsverwarming niet had kun nen redden. De heer Buurman stelt daarbij tevens dat er wat dat betreft een goede ingang is voor het overleg dat met het ministerie gevoerd gaat worden. Ik kan de heer Buurman geruststellen, want op de ingang die de directeur-generaal heeft aangedragen is door de wethouder van Ruimtelijke Ordening, die bij de gesprekken aanwezig is, ook in tweede instantie voldoende ingespeeld. Wij zullen ook in vol gende gesprekken hieraan de nodige aandacht besteden. Ik wil mevrouw Brandenburg bedanken voor de fraaie volzin waarmee zij haar betoog is begonnen. Zij stelt verder dat het Ministerie van Economische Zaken ons met de helft van het verlies laat zitten. Ik vind dat iets te fors uitgedrukt. Het ministerie heeft een garantie toegezegd van 50% dekking van het maximale tekort. Op dat moment heeft het ministerie de onderhandelingen niet afgesloten, maar is ak koord gegaan met de nadere bestudering van de problematiek en de voortzetting van de discussies in september over de andere 50%. Ik zeg niet dat wij daar overdreven verwachtingen van moeten hebben, maar om nu al te zeggen dat 50% voor rekening komt van de gemeente Leeuwarden gaat mij wat te vlot. Het college is van mening dat dat niet acceptabel is en wij zullen ons dan ook tot het uiterste gaan ver zetten om daar iets aan te gaan doen. Mevrouw Brandenburg heeft terecht opgemerkt dat het niet meer aanwezig zijn van een warmtebron, na de afwijzing van de provincie om een STEG-eenheid te bouwen, de sleutel was voor de drie partners om te concluderen dat verdergaan niet mogelijk was en dat wij in gezamenlijk overleg tot afronding van dit project konden besluiten. Zij stelt verder dat het hier gaat om een zaak van nationaal belang. Ik wil die opmerking graag onderstrepen, omdat energiebesparing een nationaal belang en een nationale zaak is. Een en ander is via het ministerie door de NEOM geactiveerd. Onze mening is, en dat is ook onze opstelling in de gesprekken op het ministerie geweest, dat voor een dergelijke nationale zaak een lagere overheid niet op deze wijze mag bloeden. Wij hopen ook in verdere gesprekken met vertegen woordigers van het ministerie dat punt regelmatig te beklemtonen. Mevrouw Brandenburg vraagt het col lege om goed te onderhandelen. Wij zullen wat dat betreft alles doen wat in ons vermogen ligt en wij zullen het een en ander ook intern zo goed mogelijk voorbereiden. Vervolgens gaat mevrouw Brandenburg nog in op het plan van het college om in september of okto ber met het uiteindelijke financiële plaatje en met de afronding van het totaal in de raad te komen. Ik hoop dat dat lukt. Het zal wat dat betreft niet aan ons liggen. Willen wij dat plan realiseren dan zijn er twee dingen nodig. In de eerste plaats is er een afrondend gesprek nodig met het Ministerie van Eco nomische Zaken. De toezegging is gedaan dat wij eind augustus, begin september opnieuw voor een ge sprek zullen worden uitgenodigd. Misschien komt daar nog een gesprek achteraan. In de tweede plaats moet de studie over de afbouwfase in een dusdanig stadium zijn dat wij het totale plaatje kunnen pre senteren. Ik denk dat het wel eind oktober zal worden voordat het totale plaatje aan de raad gepresen teerd kan worden. Wij moeten namelijk voorbereiden en afronden. Bovendien moeten wij de commissies inschakelen. Het is een erg goede zaak dat wij de afbouwfase in de commissies brengen op een moment dat er voldoende tijd aanwezig is om de problematiek te bestuderen. De heer Van der Wal heeft zich in grote lijnen aangesloten bij het betoog van mevrouw De Jong. Volgens de heer Van der Wal hebben de adviseurs gefaald, maar daarover heb ik al mijn twijfels uitge sproken. De heer Van der Wal had ook liever een kleinschaliger aanpak van het project gezien. In eer ste instantie was ook de nu aan de orde zijnde aanpak voor het ministerie te kleinschalig. Maar ook hier blijkt dat de deskundigen niet altijd blijken te sporen. Verder heeft de heer Van der Wal ons een opti mistische en een pessimistische rekensom voorgeschoteld. Het lijkt mij goed dat wij daarop in een vol gende vergadering terugkomen, maar ik geef graag de wethouder van Financiën de gelegenheid om daar zelf op te antwoorden. Wel wil ik zeggen dat er eerst meer zicht op de zaak moet zijn voordat wij een dekkingsvoorstel op tafel kunnen leggen. De heer Van der Wal heeft een opmerking gemaakt over de onderhandelingen met betrekking tot de overdracht van het GEB aan de provincie. Hij wil graag dat het college in een openbare vergadering van de raad verklaart dat die onderhandelingen gekapt worden. Het wordt een beetje moeilijk om dat te verklaren. In maart van dit jaar is een afspraak gemaakt om in september een oriënterend gesprek te la ten plaatsvinden tussen het college van gedeputeerde staten en het college van b. en w. van Leeuwar den in het kader van de ontwikkelingen van het rapport van de Commissie Concentratie Nutsbedrijven (Coconut). Het is niet verstandig om dat gesprek te annuleren. Formeel kan ik dus niet aan het verzoek van de heer Van der Wal voldoen. De heer Van der Wal heeft nog de concrete vraag gesteld waarom de woningen, op basis waarvan de investeringen de afgelopen maanden moesten plaatsvinden, niet gebouwd zijn. De raadsbrief die toen is opgesteld, is opgesteld op basis van informatie van de Dienst Stadsontwikkeling (DSO) en op basis van de plannen die op grond daarvan zijn gemaakt. Ik ben wel wat gevaarlijk bezig als ik zeg dat wijziging in contingenteringen en dergelijke de reden is geweest van het door de heer Van der Wal gesignaleerde. De advisering en de rapportage van ae DSO over de stand van zaken hebben op dat moment het college doen besluiten om dit voorstel in de raad te brengen. Achteraf had dat misschien iets later gekund. De heer Kessler (weth.): Er zijn twee vragen aan mijn adres gesteld. De eerste vraag is hoe het te kort zal worden gedekt. Over de wijze waarop dat zal gebeuren hebben wij op dit moment nog geen uitspraken gedaan. Volgende week maandag zullen wij binnen het college praten over het eerste con cept van de meerjarenraming 1984-1988. Het nu aan de orde gestelde punt zal daarin ook aan de orde komen. Op de omvang van het tekort is wethouder Miedema al ingegaan. In feite kunnen wij over de omvang van h^t tekort nog geen expliciete uitspraken doen, want een en ander hangt sterk af van de onderhandelingen in september en van de precieze afbouwvariantenVermoedelijk zullen wij over de omvang van het tekort wel aannames opnemen. Aan die aannames zal, als wij over de twee eerste pun ten nog geen echte zekerheid hebben, toch altijd een zekere mate van onzekerheid kleven. Het antwoord op de vraag welke lasten er voor de burger komen is erg simpelAls wij ervan uitgaan dat er een verlies resteert, dan zal dat verlies op de een of andere manier gedekt moeten worden. Daar toe staan twee wegen open. Wij kunnen of de uitgaven van de gemeente verlagen of wij kunnen de in komsten van de gemeente verhogen. De keuze van een van die twee mogelijkheden maken wij niet af zonderlijk; wij maken die keus dus niet alleen in het kader van het stadsverwarmingsproject. De keuze wordt meegenomen in het hele financiële plaatje van de beleidsplanperiode 1984-1988. Geconstateerd kan worden dat dit verlies, als er tenminste een verlies resteert, indirect of direct door de bewoners van deze stad zal moeten worden opgebracht. In die zin is het te hopen dat de onderhandelingen in septem ber een zo gunstig mogelijk resultaat voor onze gemeente zullen opleveren. De heer Bijkersma: Ik ben een beetje geschrokken van de uitspraak van wethouder Kessler dat er twee mogelijkheden zijn om het tekort te dekken, namelijk door de uitgaven te verlagen of door de in komsten te verhogen. Wij zijn dan duidelijk bezig met het financiële plaatje en het lijkt alsof het col lege aan niet meer mogelijkheden denkt. Ik vind het niet juist dat wij nu alvast zeggen in welke rich-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 27