6
de voorwaarden is dat het moet gaan om additioneel werk, hetgeen betekent dat werk van reguliere ar
beidskrachten niet mag worden overgenomen door vrijwilligers. Dat is een erg moeilijk punt, omdat een
en ander bijna niet is vast te leggen of te defini'éren en er met name in de gezondheidszorg hierin voort
durend een verschuiving is.
Om te voorkomen dat een instelling teveel gaat rekenen op deze hulpkrachten, stellen wij het col
lege voor om een en ander voor een periode van één jaar toe te staan. Daarna mag bijvoorbeeld de vol
gende vier jaar geen gebruik meer worden gemaakt van deze regeling.
Met deze aanvulling en de door b. en w. gestelde voorwaarden kunnen wij akkoord gaan met het
onder punt N van de mededelingen voorgestelde antwoord, waarmee wij echter niet meteen alle soort
gelijke projecten willen onderschrijven. Wij willen steeds opnieuw bekijken welke ontwikkelingen zich
voordoen en hoe die in het te maken werkgelegenheidsplan passen. Wij willen dit project dan ook zien
als een experiment, waarvan de uitkomsten in ieder geval in de Commissie voor de Werkgelegenheid op
tafel moeten komen.
De heer Siemonsma: Het college stelt voor om in het antwoord te wijzen op het feit dat er aan het
project enige voorwaarden verbonden worden en dat ten aanzien van de gehele problematiek van werken
met behoud van uitkering ook aandacht besteed zal worden in de op te stellen nota Werkgelegenheid.
Wij vinden deze strekking een beetje te lichtvoetig. Voor ons gevoel moet hier sprake zijn van een uit
zondering en ik zal zo meteen zeggen waarom. Ten principale hoort de problematiek van het werken
met behoud van uitkering behandeld te worden in de nota Werkgelegenheid en die nota zal dan ook
eerst in de raad in discussie moeten komen.
Voorop staat voor ons dat er in dit geval, in vergelijking met andere gevallen, het probleem is van
de voortgang in studiemogelijkheden voor de betrokken mensen waarvoor dit voorstel zou moeten gelden.
Het educatief aspect staat dus voorop om in dit geval groen licht te geven. Groen licht wel met de
kanttekening dat aan die voorwaarde wordt voldaan. Een andere reden om te zeggen dat dit project mis
schien door zou moeten gaan is dat in een praktisch geval ook onderzocht kan worden of met een groot
aantal voorwaarden dat gesteld wordt ook in de praktijk te werken is, of daaraan voldaan kan worden
en of dat ook de gevreesde negatieve effecten op het inschakelen van mensen met het behoud van een
uitkering kan ondervangen. Ik neem dan ook aan dat de Commissie voor de Werkgelegenheid van de
ontwikkelingen op de hoogte zal worden gesteld en de gelegenheid zal krijgen nader te adviseren over
de uitwerking van die voorwaarden en of daar dus aan voldaan kan worden en over het al of niet defini
tief groen licht geven door het college.
Ik wil het voorgaande toch met nadruk stellen, omdat ik uit de stukken van het college heb begre
pen dat in het kader van de voorzieningen voor jeugdige werklozen misschien soortgelijke projecten in
aanmerking zouden kunnen komen. Bovendien wordt er al een voorschot genomen op de besluitvorming
omtrent het voorstel van het CDVA. Voor mijn gevoel mogen wij daar niet verder op vooruit lopen en
zullen wij eerst in het kader van de nota Werkgelegenheid ten principale de discussie moeten voeren
over het inschakelen van mensen met behoud van een uitkering.
De hear Jansma: Wy fine it in goede saak dat foarutrinnend op it ütkommen fan de nota Wurkgele-
genheid hjir it antwurd oan de oarder komt fan it kolleezje oan de Wurkgroep Wurkgelegenheid fan it
KDFA. De wurkleazens under de jongerein is slim en in mienskip mei net tastean dat der gjin jild mear
stutsen wurdt yn wurk foar de jongerein, want dat is sosiaal net ferantwurde. It moat tastien wurde dat
de jongerein dy't helpe wol'der wêr't ferlet is helpe kin. De nota fan niisneamde wurkgroep sprekt us
dêrom oan. It is goed dat de froulju fan it KDA hjir de foarset nommen hawwe. Dat der troch b. en w.
betingsten steld wurde is ek in goede saak. De seis betingsten dy't yn de brief fan b. en w. neamd wur
de, kinne wy us mei ferienigje. Wy binne fan betinken dat dêrtroch foldwaande wissichheden ynboud
binne om de gefaren, der11 it Frouljusbun FNF en de Reade Froulju yn de PfdA terjocht op wize, üt te
sluten. It feit dat 86% fan de underfrege jonge minsken op de enkête posityf reagearre hat en ynsjocht
dat dit frijwil I igerswurk in akseptabele oplossing is, mar wol hiel wat oars is as ideaal, is foar üs fraksje
fan wichtige betsjutting. Spitigernoch giet it hjir om in beheinde groep jonge minsken, mar it liket üs ta
dat yn mear soksoarte situaasjes frijwilIigerswurk, mits foldien wurdt oan de seis niisneamde betingsten,
net yn it foar fan de han wiisd wurde moat. Der moat ynspile wurde op de aktuele situaasje en dat wurdt
hjir dien
Ik haw in bytsje muoite mei de suggestje fan mefrou Jongedijk dat in wurkjouwer yn in tiidrek fan
fjouwer jier net langer as ien jier fan sa'n frijwilIiger gebruk meitsje mei. Ik tink dat it belang fan de
wurkleaze jongere foarop stean moat en net it belang fan it bedriuw. Dêrom tink ik ek dat ien jier op
him seis wol maksimaal is, mar dat yn myn filosofy in oare frijwilliger it twadde jier in kans hawwe
moat, in oare frijwilliger it tredde jier en wer in oare frijwilliger it fjirde jier. Faaks komt myn filosofy
oerien mei dy fan mefrou Jongedijk, hoewol't ik begrepen haw dat hja der in bytsje oars oer tinkt.
7
De heer Kessler (weth.): Het is goed om eerst in zijn algemeenheid in te gaan op de problematiek
van werken met behoud van een uitkering, dan op de gestelde voorwaarden en daarna op de verschillen
de suggesties en vragen. Daar waar wij het hebben over vrijwilligerswerk met behoud van uitkering, dus
niet het echte pure vrijwilligerswerk, zijn in feite twee belangen in het spel. Aan de ene kant is dat
het belang van de vrijwilliger zelf. De meeste vrijwilligers willen wat om handen hebben en willen bo
vendien de opleiding die zij meestal genoten hebben op peil zien te houden. Zij hebben er dus alle be
lang bij ergens vrijwilligerswerk te kunnen doen, ondanks het feit dat het werk niet betaald wordt. Aan
de andere kant is dat het lange termijnbelang van de samenleving. Dat belang komt tot uiting in het feit
dat duidelijk moet blijven wat de effecten zijn van bezuinigingen, zodat een goede afweging mogelijk
blijft waar de schaarse middelen moeten worden ingezet. Bovendien zouden structurele oplossingen niet
belemmerd moeten worden. Genoemde belangen moet men met elkaar in overeenstemming zien te bren
gen.
Het is duidelijk dat men dit type vrijwilligerswerk niet zonder meer kan verbieden, want daarmee
zou het belang van de werkloze volledig genegeerd worden. Men kan een en ander ook niet helemaal
vrijlaten, want dan zal het een ratjetoe worden. Men moet proberen daartussen een soort evenwicht
zien te vinden. Het zou ideaal zijn indien men een situatie kan bereiken waarin uitkeringen worden
doorgeploegd naar de betreffende vakdepartementen en omgezet worden in normaal loon. Dat idee, dat
door de provincie geprobeerd is onder de aandacht van het parlement te brengen in het kader van de no
ta Bouwen Werkt I, is tot nu toe afgewezen door minister De Koning. Voorlopig zit die mogelijkheid er
dan ook niet in. Wat men dan wel moet doen is het stellen van heel duidelijke voorwaarden aan het
vrijwilligerswerk en dat hebben wij geprobeerd te doen.
Van de voorwaarden zal ik de belangrijksten even noemen. Een eerste voorwaarde is dat het moet
gaan om additioneel werk. Een tweede voorwaarde is dat er een relatie moet bestaan tussen inkomen en
prestatie. Een derde belangrijke voorwaarde die wij genoemd hebben - overigens hebben wij meer voor
waarden genoemd - is dat de ondernemingsraad, de medezeggenschapscommissie of welke vertegenwoor
digers van een instelling ook, akkoord moeten gaan met het betreffende project.
Door de verschillende sprekers is een aantal punten genoemd. Mevrouw Jongedijk heeft de vraag
gesteld of het aanbeveling verdient om de eerste voorwaarde, waarbij wij gezegd hebben dat het om ad
ditioneel werk moet gaan, te koppelen aan een termijn van één jaar. Ik kan daar in zijn algemeenheid
wel positief op reageren. Het gaat hier om een suggestie die min of meer in het verlengde ligt van het
gesprek dat wij hierover hebben gehad in de Commissie voor de Werkgelegenheid. Het is in feite ook
een soort uitwerking van de voorwaarde die wij in de brief aan de Werkgroep Werkgelegenheid van het
CDVA naar voren hebben gebracht, namelijk dat wij vinden dat projecten gestopt moeten kunnen wor
den zonder dat het hele functioneren van de instelling wezenlijk in gevaar komt. Ook een heel belang
rijk argument is dat het hier om een termijn gaat die heel duidelijk aansluit bij hetgeen in het kader van
de werkverruimende maatregel gehanteerd wordt. Kortom, het is een redelijke suggestie om er in princi
pe vanuit te gaan dat voor dit soort projecten een periode van ongeveer één jaar zou moeten gelden.
Dat wil echter niet zeggen dat men daarna direct met dat hele initiatief op zou moeten houden. Het is
goed om na een periode van één jaar over te springen naar projecten bij andere instellingen. Ik weet
niet of, als wij de termijn van één jaar voor een project hanteren, wij daarna vier jaar helemaal niets
doen en dat wij dan weer bij de betreffende instelling opnieuw beginnen. Het hangt ook een beetje af
van de investeringen die een bepaalde instelling gedaan heeft in dit type initiatieven. Ik kan mij voor
stellen dat een periode van vier jaar wel wat erg lang is.
Een andere relativerende opmerking in dit verband is dat het hele project zich nog in een pril sta
dium bevindt. Het basisidee is geleverd door het CDVA en is vervolgens, naar aanleiding van een ge
sprek in de Commissie voor de Werkgelegenheid, min of meer geamendeerd door het college, in die zin
dat er een aantal voorwaarden aan is toegevoegd. Verder dan die fase zijn wij op dit moment nog niet.
Het hele project moet nog verder worden uitgewerkt en moet nog handen en voeten worden gegeven.
Daar moeten wij de komende paar maanden mee aan de gang. Ik kan mij voorstellen dat bij die verdere
uitwerking blijkt dat de voorwaarden die wij nu gesteld hebben niet in alle opzichten voldoen en bijge
steld zouden moeten worden. Op zichzelf is het goed om daarvoor enige ruimte open te laten. Mocht
een en ander natuurlijk heel sterk gaan afwijken van de voorwaarden die wij nu gesteld hebben, dan is
het zonder meer vanzelfsprekend dat de Commissie voor de Werkgelegenheid daarover nogmaals haar
standpunt bepaalt. Ook los daarvan is het een goede zaak dat de Commissie voor de Werkgelegenheid
op de hoogte wordt gehouden van de verdere uitwerking van dit project.
Een soortgelijke opmerking wil ik maken voor het geval wij als college ook nog op andere terreinen
initiatieven willen ontwikkelen of gaan ontwikkelen. Op dit moment is men binnen de afdeling Onder
wijs in samenwerking met de ABOP bezig om te kijken of er binnen het onderwijs een soortgelijk project
van start kan gaan. Ook daarmee willen wij aan de gang opdat in de maanden oktober, november vol
doende informatie beschikbaar is over de concrete problemen waar wij tegenaan lopen om zodoende de