12 die ik nu zal noemen zonder daarbij al teveel op de details in te gaan. De eerste voorwaarde is dat een en ander niet ten koste mag gaan van de snelheid waarmee dit project gerealiseerd moet worden, want wij hebben niet de ruimte om de MPA nog jarenlang in deze verbrokkelde situatie te laten functioneren. De tweede voorwaarde is dat de procedurelijnen niet zo zijn dat wij veel tijdverlies lijden ten aanzien van de gehele planning. De derde voorwaarde is dat de exploitatielasten niet uit de hand mogen lopen waardoor men in de totaal-conceptie met extra lasten komt te zitten. De vierde voorwaarde is dat het kerkgebouw aan optimale voorwaarden moet voldoen om als auditorium te kunnen functioneren. Tegen deze achtergrond zijn wij bereid het programma van eisen dat over enige maanden klaar zal zijn te checken in relatie met de brief die hier op tafel ligt. Wij komen daarover dan ongetwijfeld terug bij de raad. De heer Timmermans: Ik ben blij met de toezegging van de wethouder om het programma van eisen ook te toetsen aan de situatie rondom de Bonifatiuskerk. Ik wil toch nog een opmerking maken over het feit dat de suggestie van de Initiatiefgroep Wonen in de Binnenstad vrij plotseling naar boven zou zijn gekomen. Volgens mij ligt het om verschillende redenen voor de hand dat die inbreng zo plotseling naar voren komt. Aanvankelijk lag het in de verwachting dat de MPA pas over enkele jaren aan bod zou ko men voor wat betreft nieuwbouw en dan gaat men dergelijke dingen niet combineren. Bovendien is pas recent het rapport van de rooms-katholieke gemeente naar buiten gekomen, waaruit blijkt dat men ver moedelijk een aantal kerkgebouwen in onze gemeente, waaronder de Bonifatiuskerk, niet meer zal kun nen exploiteren. Die kerkgebouwen zullen dus misschien vrijkomen. Er zijn dus wel argumenten waarom deze zaak toch vrij plotseling naar boven is gekomen. Nogmaals, ik ben blij met de toezegging van de wethouder. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder. Sub S. De Voorzitter: Dit punt luidt: Verzoek om woonruimte afkomstig van de heer A.V. Veenendaal (in gekomen op 8 juni 1983). De heer Niemeijer: De brief onder punt S van de mededelingen betreft een verzoek om woonruimte afkomstig van de familie Veenendaal. Ik heb mijn hoofd even om de hoek van de problematiek gestoken, maar ik moet erkennen dat die verschrikkelijk ingewikkeld is. Ik zal het college dan ook niet vragen om daarover een uitspraak te doen of welke mening het daarover heeft. Wat ik aan de orde wil stellen is de door b. en w. voorgestelde beantwoording van de brief. Het hier aan de orde zijnde probleem komt er kort samengevat op neer dat de familie Veenendaal zonder woonruimte is komen te zitten doordat haar, vanwege huurachterstand bij een van de woningcorporaties, de huur is opgezegd. De familie Veenen daal vraagt daarom aan het college om woonruimte. Het college van b. en w. antwoordt op dat verzoek dat het bereid is mee te willen werken aan het verkrijgen van woonruimte zodra er een gerechtelijke uitspraak is in het geschil met de betreffende woningstichting over het al dan niet bestaan van een vor dering. Volgens mij is het in ons recht zo dat iemand, zolang een rechter in een bepaalde procedure nog geen uitspraak gedaan heeft omtrent het schuldig of niet schuldig zijn, onschuldig wordt geacht. Een en ander betekent dat lopende de procedure de zaak open ligt en dat er als zodanig ten opzichte van de familie Veenendaal een wat positiever beleid gevoerd zou kunnen worden. Het is misschien verstandig dat wij voor dit soort zaken een tijdelijke oplossing vinden. De situatie kan zich voordoen dat de rechter beslist dat de familie Veenendaal wel een huurachterstand heeft. Wij moeten dan maar bekijken hoe wij uit de tijdelijke situatie komen. Stel dat de familie Veenendaal door de rechter in het gelijk wordt gesteld, wordt dan met terugwerkende kracht een woning ter beschikking gesteld? Hoe denkt het college dat op te lossen? Als de familie Veenendaal in het ongelijk wordt ge steld hoe gaat deze zaak dan verder, want daarop wordt in het antwoord niet verder ingegaan. Op wel ke manier wordt dan in de woningnood van deze familie voorzien? Ik heb begrepen dat er een tijdelijke oplossing gevonden is, die overigens door de familie Veenendaal zelf is gevonden. Ik ben van mening dat wij moeten proberen te komen tot een beleid ten aanzien van tijdelijke oplossingen voor dergelijke moeilijke situaties. De heer Miedema (weth.): Het gaat hier om een, zoals de heer Niemeijer ook stelt, wat moeilijke situatie. Deze kwestie loopt sinds een week of vijf. Ik heb contact gehad met de rechtskundige van de familie Veenendaal en met de woningstichting waar het hier om gaat. De meningen staan lijnrecht te 13 genover elkaar. Zolang deze zaak bij de rechter in behandeling is, is het een goede zaak dat het col lege geen uitspraak doet - maar dat vraagt de heer Niemeijer ook niet - over wie het gelijk aan zijn kant heeft. Het is wel een feit dat, zolang er een eis van ontruiming bij de rechtbank ligt op basis van een erg hoge huurschuld, geen enkele corporatie bereid is deze familie een woning te verhuren. Er is namelijk een onderlinge afspraak dat bij grote huurachterstand niet opnieuw een woning wordt verhuurd. De heer Niemeijer zegt verder dat er toch een oplossing gevonden zal moeten worden. Deze oplos sing kan alleen gevonden worden wanneer het Gemeentelijk Woningbedrijf aan deze familie een woning verhuurt. Die verhuur zal dan echter niet op tijdelijke basis zijn, want wij nemen een huurder van de woningcorporatie over. Zolang er geen duidelijkheid bestaat over een rechterlijke uitspraak, ben ik niet bereid om een toezegging aan de familie Veenendaal te doen. Ik denk namelijk dat wij dan, maar dat moet niet verkeerd worden opgevat, de woningcorporaties te gemakkelijk afhelpen van huurders met enige schuld. Inmiddels heb ik wel een afspraak gemaakt met de betreffende corporatie, die inhoudt dat zij, als de rechtbank een uitspraak doet waaruit blijkt dat de schuld niet zo groot is al de eiser stelt, onvoorwaardelijk de familie Veenendaal als huurster terugneemt. Wij hebben ook een aanbieding gedaan aan de familie Veenendaal om tijdelijk opgenomen te worden in De Wending. Zij heeft dat om haar mo verende redenen geweigerd. Wij hebben de familie Veenendaal ook gezegd dat zij, als de uitspraak van de rechter er is, wellicht weer geaccepteerd wordt als huurster door of de woningcorporatie waar zij tot nu toe een woning van heeft gehuurd of door de andere woningcorporaties. Zouden de corporaties dat op dat moment weigeren dan ligt de zaak anders en zal het Gemeentelijk Woningbedrijf aan de fa milie Veenendaal een woning verhuren. De heer Niemeijer: De wethouder gaat meer in op de kwestie rondom de genoemde familie dan op het beleid ter zake. Ik heb uitdrukkelijk het beleid aan de orde willen stellen. Het beleid zoals dat nu gevoerd wordt, kan betekenen dat mensen tussen wal en schip verzeild raken. Er is nog geen antwoord gegeven op mijn vraag wat er gebeurt als de familie Veenendaal in het gelijk wordt gesteld, want dan is zij in ieder geval toch een aantal maanden onterecht behandeld. Het blijkt dat de familie Veenendaal zelf een oplossing heeft gevonden. Ik weet echter niet of wij dat soort oplossingen zo voorstaan. Het is wellicht zinvol om hier niet verder over deze kwestie te praten, maar ik heb er wel behoefte aan om hierop toch nog eens een keer nader in te gaan. Ik vraag mij alleen af welke commissie daarvoor de meest geschikte is. Ik kan wat dat betreft wel een voorstel doen, maar ik ga er ook mee akkoord wanneer het college zegt binnen welke commissie deze kwestie behandeld kan worden. De heer Miedema (weth.): Strikt formeel is er geen commissie die het hier aan de orde zijnde pro bleem kan behandelen. Dat klinkt wel wat gek omdat wij heel veel commissies hebben. In de Commissie voor het Woningbedrijf komen het beheer van onze woningen en de eventuele problemen die wij met be paalde huurders van onze woningen hebben aan de orde. De heer Veenendaal huurt echter geen woning van ons en formeel gesproken hoort deze kwestie dus ook niet thuis in de Commissie voor het Woningbe drijf. Het is evenwel goed dat wij eens een gesprek hebben in deze commissie over het handelen in dit soort gevallen en de taak die het Gemeentelijk Woningbedrijf wat dat betreft heeft. Misschien kan een en ander een oplossing brengen, zij het dat dat niet op korte termijn zal zijn. Wat de definitieve uit spraak van de rechtbank betreft, ik verwacht die toch wel binnen enkele weken. Het door mij zojuist gedane voorstel lijkt mij de meest goede oplossing. Ik ben best bereid te bevorderen dat dit punt op de agenda van de Commissie voor het Woningbedrijf wordt geplaatst. Als de heer Niemeijer zegt dat hij het niet over de familie Veenendaal wil hebben, maar over de achtergronden en de gang van zaken, dan wil ik daarop zeggen dat het goed duidelijk moet zijn dat de ze familie niet op rechterlijk bevel uit de woning is gezet. Er is gedreigd met een uitzetting en de fa milie Veenendaal heeft daarop de woning verlaten. Als de familie op basis van een rechterlijke uit spraak de woning was uitgezet waren er meer mogelijkheden geweest dan in dit geval waarbij zij vrij willig de sleutel van de woning heeft ingeleverd. Er is ook een gesprek geweest met de maatschappelijk werkster van het bedrijf waar de heer Veenendaal werkt. Zij heeft de gang van zaken erg betreurd, maar het feit is eenmaal geschied. Ik heb daar in bepaalde omstandigheden ook wel begrip voor, maar het maakt de zaak wel extra gecompliceerd. De Voorzitter: Hoewel deze kwestie niet helemaal thuishoort in de Commissie voor het Woningbe drijf kan daarin, zoals is toegezegd, nog wat nagepraat worden over beleidsmatige aspecten in dezen. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging van de wethouder.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 7