16
een onderzoek geweest dot straks nog in discussie komt. In die discussie zal bekeken worden of deze be
drijven gehandhaafd kunnen worden. Wij moeten de volgende lijn volgen. Eerst krijgen wij de stede-
bouwkundige discussie die gekoppeld is aan de hele discussie over de vorm van de plannen van de Stich
ting Echo. Wij moeten een en ander dan tegen elkaar gaan afwegen. Het punt over de woningbouw in
dit gebied zal ook in discussie moeten komen. Uit de discussie zal blijken of het mogelijk is om de pan
den te handhaven. In dat geval kunnen wij ook een haalbaarheidsstudie gaan plegen. Ik zeg dat om
geen overbodig werk te doen. Nu een haalbaarheidsstudie gaan plegen is vooruitlopen op een discussie
die over dat andere onderwerp nog gepleegd moet worden. Het lijkt mij niet juist om dat nu te doen. Ik
heb al gezegd dat wij kort na de vakantie die discussie zullen aangaan.
De heer Timmermans heeft ook nog gevraagd wat de algemene lijn is met betrekking tot dit soort
marginale bedrijven in stadsvernieuwingsgebieden. Men zal mij niet horen zeggen dat dit soort bedrij
ven niet in stadsvernieuwingsgebieden thuis zou horen. Het is duidelijk dat wij altijd gepleit hebben
voor een multi-functioneel karakter van de binnenstad en daarin past ook dit soort bedrijven. In de dis
cussie die plaats zal vinden over de te ontwikkelen nota Werkgelegenheid zullen wij ons ook met die
algemene lijn bezig moeten houden. Een en ander zal namelijk in een wat bredere context geplaatst
moeten worden.
Ik stel de volgende gang van zaken voor. Wij krijgen eerst de discussie over de bestemming van het
totale gebied. Uit die discussie kan naar voren komen dat de bedrijven gehandhaafd kunnen worden.
Daarna is het praktisch om een haalbaarheidsonderzoek te realiseren naar de stand van de panden.
De Voorzitter: Punt 2 Mededelingen is hiermee afgehandeld. Wij gaan dan nu over naar de behan
deling van agendapunt 23.
Punt 23 (bijlage nr. 249).
De Voorzitter: Zoals bij de aanvang van deze vergadering is besloten, stel ik nu de realisering van
een pleinafsluitend gebouw aan het Wilhelminaplein aan de orde. Hierover is een brief binnengekomen
van de Commissie Centrum-Winkeliers van 21 juni 1983, terwijl wij tevens een brief hebben ontvangen
van de heren Bouma en Oosterhoff, die zij namens een aantal mede-ondertekenaars hebben ingediend.
Deze brief is gedateerd 22 juni 1983. Beide brieven kunnen deel uitmaken van de beraadslagingen.
De heer Ten Hoeve: Het pleinafsluitend gebouw: een moeilijk en zwaar punt, waarover de laatste
maanden veel is gesproken, soms genuanceerd, ook wel ongenuanceerd en fel, hetgeen heel begrijpelijk
is, want er zijn heel veel belangen mee gemoeid en veel consequenties aan verbonden. Consequenties
voor de winkeliers, voor de ondernemers, voor de middenstanders, consequenties die positief of negatief
kunnen uitvallen. Tevens zijn er consequenties aan verbonden voor de gemeente en ook die kunnen po
sitief of negatief uitvallen. Het grote punt op dit moment is dat er in Leeuwarden - ook in andere plaat
sen, maar mijns inziens in Leeuwarden in versterkte mate - sprake is van een negatieve spiraal: het
winkelapparaat zakt af. De vraag is: Leggen wij ons daarbij neer, kijken wij toe, of is er een andere
weg? Ik moet dan even denken aan de mythologie. Daarbij is vaak sprake van een held, waarvoor hier
zou kunnen worden ingevuld: een goede winkelier, een goede ondernemer of een actief en alert ge
meentebestuur. En wat doet zo'n man? Die gaat op avontuur. Hij stort zich niet in een avontuur, maar
hij gaat op weg en hij gaat zien wat hij tegenkomt. Soms keert hij op zijn stappen terug en probeert zo
het doel te bereiken, maar hij is ook niet bang om, wanneer blijkt dat er iets fout gaat, een stap terug
te doen. De vraag is dus of wij blijven toekijken of op weg gaan. Mijn totale fractie zegt dat wij moe
ten doorgaan. Twijfels zijn er, maar die zijn er altijd. Er waren indertijd ook twijfels toen wij besloten
tot de bouw van de parkeergarage. Bij ons overheerst echter dat de negatieve spiraal moet worden door
broken. Leeuwarden heeft een oppepper nodig.
Ik wil mijn verhaal splitsen in drie punten, namelijk het upgrading centrum als zodanig - ik vind
het een naar woord -, de stedebouwkundige aspecten die er aan verbonden zijn en de procedure. Wat
het upgrading centrum, zeg maar attractiepunt, betreft: Nu hebben wij niet zo'n attractiepunt en toch
is er sprake van die negatieve spiraal. In een aantal straten sterven bepaalde stukken af, zelfs hele
straten sterven af en het lijkt er op dat dit proces zich voortzet. Het is natuurlijk bekend dat er over de
totale linie koopkrachtverlies is, de toonbankbestedingen lopen terug, mensen hebben minder om uit te
geven. Maar dat is het niet alleen, wij verliezen op het moment nog steeds heel sterk aan de regio, of
tewel aan heel Friesland; in dat verband kunnen Drachten, Dokkum, enz. worden genoemd. Dat ele
ment moet naar ons gevoel worden doorbroken en daarvoor is die oppepper nodig.
Heel veel discussie is de laatste week op gang gekomen door het verhaal van professor Bak. Hij
heeft enkele belangrijke dingen genoemd en ik wil graag op een aantal aspecten van zijn verhaal terug
komen. Wanneer je die oppepper in een stad wilt hebben, afsluitend gebouw of niet, zo zei professor
Bak, dan zal er in de allereerste plaats - hij heeft dat heel sterk onderstreept - door de ondernemers aan
promotie moeten worden gedaan. Er moet samenwerking, eendracht, zijn, men moet niet miezemuizen
en kissebissen - ik citeer, hoor - je moet je buurman ook een kwartje gunnen want misschien verdien je
dan zelf een gulden, je moet niet zeuren over luifels en je moet elkaar niet in de haren vliegen om bij
voorbeeld tweehonderd gulden, de prijs van een advertentie. Als praktijkvoorbeeld wil ik de Peperstraat
aanhalen. Eendracht, samenwerking, maakt macht. Er moet in grotere verbanden worden gedacht en dat
ontbreekt vaak in Leeuwarden. Dat laatste heeft professor Bak niet gezegd, maar dat zeg ik. Bak heeft
wel gezegd dat er een grote taak voor het gemeentebestuur ligt, het moet de stad aantrekkelijk en toe
gankelijk maken en soepeler zijn met bepalingen, waarop kan worden gezegd dat het gemeentebestuur
daar al jaren mee bezig is geweest en op het moment in heel sterke mate mee bezig is. Op het moment
ligt de stad immers overhoop en wordt er hard gewerkt aan de inrichting van het winkelgebied. Ook aan
de parkeergelegenheid, een belangrijk punt in dit verband, is heel veel gedaan. Er komt parkeergele
genheid bij het Hoeksterend, wij hebben een parkeergarage. Er zijn 2.500 parkeerplaatsen geconcen
treerd binnen een afstand - loopafstand wel te verstaan - van 400 meter van het eventueel te creëren
pleinafsluitend gebouw en opgeteld zijn er 3.000 parkeerplaatsen in de omgeving van het winkelgebied
daar. Bovendien hebben wij een aantrekkelijke stad met daarin een aantrekkelijk centrum.
Naar ons gevoel moet die oppepper er komen. "Upgrading" - ik zeg liever aantrekkelijk - hoeft
voor ons niet per se gekoppeld te zijn aan de 4.400 m2 vloeroppervlak die in het rapport wordt ge
noemd. Het gebouw zal zonodig moeten worden opgezet dat er verschuivingen in plaats kunnen vinden.
Dat er een aantal winkels in komt is belangrijk, maar ook andere dingen zijn belangrijk. Bij "upgra
ding" wordt gedacht aan winkels in de zeer luxueuze sfeer, ook daarop heeft professor Bak zijn betoog
in grote mate toegespitst. Wij moeten ons wat dat betreft realiseren dat wij een provinciehoofdstad zijn
en zeker niet de grootste van het land. Er zal meer aan verscheidenheid moeten worden gedacht, ook
aan speciaalzaken, en het assortiment zal breder moeten zijn dan nu in de binnenstad aanwezig is. Men
kan denken aan een thematische invulling van het gebouw. In de sector sport kan bijvoorbeeld worden
gedacht aan bowling, squash of denksport, maar ook kunnen kleine dienstverlenende kantoren, kantoren
met een baliefunctie, er een plaats in vinden. Sommigen hebben categorisch het wonen afgewezen,
want "dan hangt er was aan de lijn". Net of er in een binnenstad niet gewoond kan worden en of dat
wonen voor bepaalde groepen niet geschikt zou zijn. Ook horeca in een bepaalde sfeer - ik wil in dit
verband niet alleen hotels noemen - kan in zo'n gebouw een plaats vinden. De gebruiksmogelijkheden
zullen in de eerste plaats flexibel moeten zijn. Voor mij spreekt het vanzelf dat er in ieder geval op de
begane grond winkels komen, hoewel ik tegen winkels in de kelder geen bezwaar heb. Ik vind wel dat
er met ontwikkelingen rekening moet worden gehouden. Het gebouw moet zo worden opgezet dat er,
wanneer het nodig mocht zijn, parkeergelegenheid kan worden gecreëerd. Als voorbeeld wil ik het vol
gende noemen. Wij liepen eens in 's-Hertogenbosch in een parkeergarage, waarin de ruimte boven ons
hoofd nogal verschillend was. Toen ik aan onze begeleider vroeg waarom dit zo gedaan was, zei hij:
Och, wij weten niet of wij over tien jaar nog in auto's rijden, misschien kunnen wij het gebouw dan
voor wat anders gebruiken. Ik bedoel dus dat het gebouw moet kunnen worden aangepast. Wat mij be
treft kunnen er ook op de tweede verdieping winkels worden gecreëerd, maar er moet verschuiving mo
gelijk zijn
Ik kom nog even terug op het betoog van professor Bak. Zijn verhaal was humoristisch, lakoniek en
er werd wel om zijn woorden gelachen. Ik heb ook erg gelachen, maar naderhand had ik toch een beet
je een kater. Later vond ik namelijk dat Bak zijn hoogleraarschap gebruikte om verhalen te vertellen,
zonder dat er een wetenschappelijke onderbouwing aan werd gegeven. Het lijkt er echter wel op dat het
evangelie in Leeuwarden neerdaalt wanneer zo'n hoogleraar spreekt, maar ik voel toch meer voor een
ander evangelie. Bak heeft stellingen naar voren gebracht die discutabel en in een aantal gevallen ook
beslist niet waar zijn. Hij heeft verkeerde voorbeelden gekozen, zoals Babyion en Haarlem. Ik wil op
de details niet ingaan, daarover hebben wij in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening al genoeg
gezegd. Het viel op dat de heer Bak de stad wel kende, maar niet meer van de laatste jaren. Hij noem
de een aantal zaken die lang niet meer kloppen, hij had het er onder andere over waar de kern van het
winkelgebied ligt. Voorbeelden van winkelcentra waarmee het niet zo goed gaat, hoewel daarover ook
heel andere informatie bestaat, zijn door hem genoemd, maar die centra hebben een heel andere plaats
dan het centrum waarover wij nu praten. Je kunt rustig zeggen dat er op dit moment geen enkele stad in
Nederland is met zo'n unieke plaats om een dergelijk gebouw te realiseren. Daarom moeten wij ook zo
voorzichtig zijn met die plaats, er moet iets goeds worden gecreëerd. De zaken die Bak heeft genoemd
kunnen wat dit betreft beslist niet worden vergeleken met Leeuwarden. Ook door hem genoemde bereke
ningen kloppen niet en slaan niet op de Leeuwarder situatie. Heel sterk is voorbijgegaan aan de regio
nale component, ik heb dat zopas ook al gezegd. Wij moeten proberen die regionale component terug te
winnen, want daardoor kan een groot stuk koopkracht terugkomen in Leeuwarden.
Bak heeft gezegd dat de kern van de binnenstad ten noorden van het Wilhelminaplein ligt. Dat is