12
voor Wel zijnsaange legen heden net bij elkaar geweest was, maar volgens mij was er tussen 11 april en
begin juni heus wel een gelegenheid geweest om deze commissie in te schakelen. Het gaat hier over so
ciaal-culturele voorzieningen. De wethouder geeft ook toe dat dat toch wel een reden is dat ook de
Commissie voor Welzijnsaangelegenheden had moeten worden ingeschakeld. Kan dit voorstel achteraf
nog in genoemde commissie worden besproken? Misschien hebben de leden van de Commissie voor Wel-
zijnsaangelegenheden ook nog op- en aanmerkingen over de manier waarop een project kan worden ge
stuurd. Ik weet echter de werkwijze van deze commissie niet goed genoeg om dat in te schatten.
De heer Jansma wil de vinger aan de pols houden bij verschillende projecten. Dat zou betekenen
dat eventuele subsidie veranderd of ingetrokken wordt of dat er een soort censuur uitgeoefend wordt. Ik
weet niet hoe ik deze opmerking van de heer Jansma op moet vatten en daarom wil ik graag op dat punt
enige verduidelijking van hem.
De heer Jansma heeft ook iets gezegd over de Werklozenkrant. Wethouder Kessler heeft al gezegd
dat die krant hier vanavond niet aan de orde is. De heer Jansma is bang dat de Werklozenkrant om on
derwerpen of om te behandelen stof verlegen zit. Zo lang dit kabinet aanblijft, mijnheer Jansma, komt
volgens mij de Werklozenkrant wel vol.
De hear Jansma: De hear Janssen noeget my sa freonlik ut dat ik wol wat sizze moat oer itjinge hy
frege hat. Wy binne der as gemeente fansels net foar om sensuer ta te passen, mar it fait gewoan op dat
de Wurkleazenkrante in grut part fan de wurkleazen net oansprekt. Jun moatte wy beslute om foar de
frijwilligerskrante 3.110,— beskikber te stellen. Ik fyn dat in goede oangelegenheid om even op dat
feit yn te gean. Fierders bin ik mei itarttwurd fan de wethalder wol tige tefreden.
De heer Siemonsma: Ik vraag mij af waar de heer Jansma de wijsheid vandaan haalt dat de Werklo
zenkrant de werklozen niet zou aanspreken. Op grond van welke geluiden, signalen of inzichten heeft
hij die wijsheid verworven? (De hear Jansma: Ut kontakten mei de boargerij.) Dat lijkt mij eerlijk ge
zegd iets te mager om zo'n forse uitspraak te doen. Ik wil voorts in de richting van de wethouder zeggen
dat hij toch wel ruimte geeft voor enig misverstand wanneer hij zegt dat het een taak van het college
zou zijn om wat te gaan bijsturen in de richting van de Werklozenkrant. Het college heeft eerder, in
antwoord op vragen van de heer Buurman, terecht een heel duidelijk formele opstelling gekozen. Ik zie
niet in waarom deze opstelling in dit geval, nu de heer Jansma het een en ander aansnijdt, niet van
toepassing zou zijn.
Mevrouw De Jong: Ik sluit mij aan bij wat de heer Siemonsma heeft gezegd. Ook ik ben bijzonder
nieuwsgierig naar het antwoord op de vraag waar de CDA-fractie haar kennis vandaan haalt over het
feit dat de Werklozenkrant grote groepen werklozen niet zou aanspreken. Het is mij niet gebleken dat
dat zo zou zijn, maar wellicht kan de CDA-fractie een en ander met cijfers en dergelijke aantonen. Als
het zo zou zijn dat de Werklozenkrant grote groepen werklozen niet aanspreekt dan zal de Stichting
Project Mensen zonder Werk daar zeker op inspelen. Ik ben ook een beetje huiverig voor de opmerking
van de wethouder dat de Werklozenkrant doorslaat naar bepaalde categorieën werklozen, want ik proef
uit die opmerking dat men wil bijsturen in de richting van deze krant. Vrijheid van drukpers is een zeer
groot goed, mijnheer de voorzitter, en ik zou het college dan ook willen verzoeken ervoor te zorgen
dat deze vrijheid van drukpers geen geweld wordt aangedaan.
De heer Kessler (weth.): Wij zijn het er natuurlijk van harte mee eens dat de vrijheid van drukpers
geen geweld mag worden aangedaan. Als het college met een stichting praat, dan praat men over en
weer. Het is natuurlijk niet zo dat het college tegen een stichtingsbestuur zegt: jullie doen maar en wij
zien wei wat er gebeurt. Niet alleen voor de Stichting Project Mensen zonder Werk maar voor elke
stichting geldt dat wij op gezette tijden gesprekken met elkaar hebben. Wij praten dan met elkaar over
de keuzen die gemaakt moeten worden. Er komt dan een dialoog tot stand en op een gegeven moment
kan ook de Werklozenkrant in dat gesprek aan de orde komen.
Over de Werklozenkrant zijn vragen gesteld. Het is volgens mij op zich zelf helemaal geen slechte
zaak om een en ander eens te evalueren. (De heer Siemonsma: Daarbij moet de zorg die nu uitgesproken
wordt worden betrokken, maar ook de vragen die de heer Buurman heeft gesteld.) Wij moeten over deze
kwestie met elkaar een gesprek hebben. Op dit moment staat het college per se niet op het standpunt
dat het werk van de Stichting Project Mensen zonder Werk met betrekking tot de Werklozenkrant moet
worden bijgestuurd. Het is wel zo dat wij daar eens goed met elkaar over moeten praten.
Ik wil dan nu nog een antwoord geven op de vraag waarom de Commissie voor Welzijnsaangelegen-
heden niet is ingeschakeld. De circulaire van de minister van WVC was van 11 april 1983. Het is na
tuurlijk niet zo dat op dat moment ook alle projecten er lagen. Het kost een ongelofelijke hoeveelheid
13
tijd om alle instellingen die eventueel projecten hebben op te bellen en daarover met hen overleg te
voeren. Daarna moet het een en ander nog eens worden kortgesloten met het Ministerie van WVC. Dan
pas zijn de stukken zodanig beslissingsrijp dat ze naar de commissie gestuurd kunnen worden. Deze hele
procedure duurde toch langer dan de periode 11 april 1983 tot begin juni. Dat is de reden geweest
waarom wij de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden niet hebben kunnen inschakelen, wat echter
niet betekent dat wat mij betreft deze projecten niet alsnog een keer in deze commissie aan de orde
zouden mogen komen. Maar ik vraag mij af, hoewel ik er op zich zelf geen problemen mee heb, wat
daar precies de zin van is.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 20 (bijlage nr. 294).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 21 (bijlage nr. 274).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Het vaststellen van de bedragen, bedoeld in artikel 88, le lid, van
de Wet op het voortgezet onderwijs, over het jaar 1980 voor:
a. de gemeentelijke scholen voor Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs, Hoger Algemeen Voort
gezet Onderwijs en Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs;
b. de Gemeentelijke Opleidingsschool voor Kleuterleidsters.
De heer Visser: Onderwijsvoorstellen van deze strekking gaan in de regel zeer vlot onder de hamer
door van de voorzitter van de raad. Dat zal niet het geval zijn bij dit voorstel. In het voorstel van het
college is een alinea opgenomen met betrekking tot de externe administratiekosten. Dat zijn kosten die
op de secretarie worden gemaakt. Op dit moment hebben wij wat dat betreft enige twijfel, die gesterkt
wordt door geluiden uit het onderwijsveld die ons op dit punt bereikten. Mijn vraag is of het college
genegen is deze kostencomponent eens onder de loep te nemen en daarnaar een onderzoek in te stellen.
Ik herinner mij dat ik in 1966/1967 deze zaak in algemene zin, dus betrekking hebbende op alle onder
wijssoorten, ook eens aan de orde heb gesteld. Dat heeft er toen toe geleid dat bij de aanbieding van
de begroting 1968 het kostenbedrag met 100% werd verhoogd. Met betrekking tot de situatie van nu
zegt dat natuurlijk niets, hoewel het wel een aanwijzing is. Mocht het college genegen zijn om een
onderzoek in te stellen en mocht blijken dat er een gat gevallen is of dat er een gat dreigt te vallen
- dat kan natuurlijk ook en het gat wordt dan steeds groter - dan zou ik willen wijzen op de jaarlijkse
overschrijdingen bij het onderwijs. Ik praat daarover nu even in het algemeen, want vanavond is het
voortgezet onderwijs aan de orde waar de overschrijdingen gelukkig niet groot zijn wat onze gemeente
betreft.
Ik zou het college in overweging willen geven om eens te bekijken of het mogelijk is om van de te
korten een procentueel deel toe te rekenen aan deze kostencomponent. Er is nog een andere ontwikke-
ling gaande, namelijk de terugloop van het aantal leerlingen. Deze ontwikkeling speelt niet alleen in
Leeuwarden, want het gaat hier om een landelijk verschijnsel. Ook deze ontwikkeling heeft stellig in
vloed op de kostencomponent. Het rijk stelt in dit geval het bedrag vast en de gemeente blijft dat om
haar moverende redenen hanteren, maar daar kom ik zo meteen nog op terug. Het college hanteert het
rijksbedrag, wat niet wil zeggen dat dat bedrag in overeenstemming is met het uitgangspunt van financi
ële gelijkstelling. Is de werkelijke uitgave hoger dan het rijksbedrag dan zal de gemeente het tekort
moeten aanvullen. Ik heb daarover op dit moment echter geen exacte cijfers, vandaar ons verzoek. Het
is ook mogelijk om in contact te treden met de schoolbesturen. In dat geval zou men handelen zoals de
gemeente Groningen een paar jaar geleden heeft gedaan. De gemeente Groningen is namelijk met de
schoolbesturen om de tafel gaan zitten en men is toen tot een bepaalde oplossing gekomen.
Wat betreft de externe administratiekosten, de kosten dus die op de secretarie worden gemaakt, is
er ten opzichte van 15, 16 jaar geleden niet veel veranderd. Er vindt een verstrengeling van taken
plaats en in dat moeras is het natuurlijk heel moeilijk om met exacte cijfers voor de dag te komen.
Niettemin zou ik het college willen verzoeken om aandacht aan dit punt te schenken.
Wij zullen niet moeilijk doen over dit voorstel. Onze fractie zal met het voorstel akkoord gaan,
maar wij zouden het zeer op prijs stellen wanneer het college enige toezegging in onze richting zou
doen.