36 37 van zeven ton te vinden. Maar nochtans is het zo dat wij in Leeuwarden met een takenpakket zitten waarvan de kosten een veelvoud bedragen van het bedrag dat vanuit de rijkssubsidie betaald zou kunnen worden. De rijkssubsidie die ik zopas al even noemde - de heer Bron sprak over een bedrag van 45, per leerling per jaar - is in totaliteit een vrij hoog bedrag en wijst er op dat het rijk bezig is om de schoolbegeleiding, dat is ook de intentie van het rijksbeleid, successievelijk zo in te vullen dat die een basisvoorziening binnen het onderwijs wordt. Bovendien is het de intentie dat de gemeenten in de toe komst niet meer aan die basisvoorzieningen behoeven bij te dragen, althans wanneer de financiële ont wikkeling dat toestaat. De schoolbegeleiding zou eigenlijk helemaal voor rekening moeten komen van het rijk, zoals ook het onderwijs een zaak is van het rijk, voor zover dat tenminste geen tekorten bij de gemeente achterlaat. Mijnheer de voorzitter, wanneer wij tegen die ontwikkeling aankijken dan denk ik dat het niet verstandig is om het voorstel van b. en w. zoals dat hier ligt niet te volgen. Wij zouden juist de kant op willen om het wel te volgen. Wij hebben verwachtingen gekoesterd ten aanzien van rijkssubsidie, namelijk dat die aanmerkelijk hoger zou uitvallen dan wat op het ogenblik het geval is. Maar desondanks is het zo dat onze eigen fi nanciële nood zo zeer drukt tegen de mogelijkheden die wij hebben op het terrein van de onderwijsbe geleiding, dat het naar mijn gevoel niet verstandig zou zijn om op dit moment tot de beslissing te komen waarover verschillende woordvoerders hier vanavond hebben gesproken. Mijnheer de voorzitter, er is gezegd dat de bestuurscommissie en b. en w. meer op hun strepen hadden moeten staan ten aanzien van de eisen rondom de coördinator. Wij hebben dat ook gedaan in de bestuurscommissie. In het eindrapport heeft men kunnen lezen dat dat een punt was dat overgebleven was. B. en w. hebben dat punt opnieuw meegenomen en bespreekbaar gemaakt met het bestuur van het GCO. Het GCO had deze zaak echter ook al in zijn algemene vergadering aan de orde gehad, al voor een deel bijgesteld en ook al een stukje daarvan meegegeven in het overleg. Het is namelijk zo dat de kosten van de coördinator in het basispakket zitten. Enkele sprekers suggereerden dat dat bedrag ook nog wel zou tegenvallen en dat er van het voordeel dan nog minder zou overblijven dan nu het geval is. Dat is niet juist. De kosten van de coördinator zitten in het basispakket en blijven daarin. Ten aanzien van de huisvesting is het zo dat het bestuur van het GCO best begrip heeft voor het feit dat de gemeente Leeuwarden met een leegstaand Kooperberghuis, waarin nu de SAD is gehuisvest, blijft zitten en dat dat een weinig aanlokkelijk vooruitzicht is. Men heeft de garantie gegeven dat in ieder geval gedurende de eerste vijf jaar deze situatie gehandhaafd blijft en dat men in de tussentijd bereid is te onderhandelen over eventuele vestiging in het Kooperberghuis van het hele GCO-apparaat. Het bestuur van het GCO blijft achter deze concrete toezegging staan. Mijnheer de voorzitter, er is nog een punt waar ik graag de aandacht voor wil vragen. Er is name lijk gezegd dat de gemeente Leeuwarden alle bevoegdheden uit handen geeft. Dat laatste is een eigen schap die aan elke gemeenschappelijke regeling kleeft. Op die manier geeft men dus een stukje van zijn autonomie weg. Voor het GCO levert de VFG echter twee bestuursleden, waarvan er één zitting heeft in het dagelijks bestuur. Ik heb dit voorjaar via een voordracht van het bestuur van de VFG de plaats ingenomen van de heer Jongstra uit SmalIingerlandEen paar maanden geleden ben ik in het da gelijks bestuur van het GCO gekozen tot penningmeester. Ik praat nu eigenlijk vanuit een heel wonder lijke situatie, omdat ik mij verantwoordelijk voel voor zowel het bestuur van het GCO als voor het rei len en zeilen van het GCO. Ik moet ook eerlijk mededelen dat ik, nu wij in het bestuur van het GCO een klein beetje aan elkaar gewend zijn, daarin helemaal niet meer de sfeer van de onderhandelingspe riode terugvind. Ik heb de hoop en de verwachting dat wij op een constructieve wijze met elkaar verder kunnen. Vandaar dat ik het dan ook ondanks alles een beetje teleurstellend vind dat er gezegd wordt wat wij in de toekomst van het GCO kunnen verwachten. Daarmee wordt gelijkertijd gezegd wat wij in de toekomst van deze wethouder kunnen verwachten. Ik wil nog graag een opmerking maken aan het adres van de heer De Beer, die zegt dat de functie van coördinator is weggevallen. Het is voor de heer De Beer niet aanvaardbaar dat deze coördinator niet binnen de directie kan functioneren. Tussen neus en lippen voegt de heer De Beer hier aan toe dat de functie die de coördinator nu aangeboden wordt op de afdeling Onderwijs een volkomen overbodige functie is. Ik wil met klem tegen die opmerking protesteren, want dat is niet juist en niet waar. Wij hebben voor deze functionaris niet alleen een bijzonder volwaardige, maar ook een belangrijke functie in ons apparaat beschikbaar omdat de gemeente Leeuwarden vooral nu in tal van opzichten voor ontwik kelingen op onderwijskundig gebied staat, waarbij ondersteuning van ons ambtelijk apparaat bijzonder welkom is. Ik wil over de financiële opstelling ook nog een opmerking kwijt. Er is min of meer gesuggereerd dat die opstelling natte vingerwerk of anderszins is geweest. Ik geef toe dat wij geschoven hebben en dat er een aantal dingen op termijn is gesteld met verwachtingen, prognoses. Daarover bestaat dus nog geen zekerheid. Het een en ander kan dus meevallen, maar kan ook tegenvallen. Wij vinden echter dat wij in de laatste opstelling die de raad heeft bereikt min of meer een situatie hebben geschapen met een vrij redelijke uitkomst. Als men vraagt of wij die uitkomst volledig hard kunnen maken, dan zeg ik "nee", want dat kunnen wij in tal van andere situaties ook niet. Deze getallen, die zijn gebaseerd op prognoses, komen het college als reëel en acceptabel voor. Mijnheer de voorzitter, ik wil afsluiten want ik denk dat de voornaamste dingen zo ongeveer ge zegd zijn. De nu ontstane ontwikkeling in Leeuwarden hebben wij niet kunnen voorzien en hadden wij ook niet verwacht. Wij hebben er echter wel mee te maken. Ik wijs nogmaals op het grijze boekwerk waarmee de raad rekening moet houden bij het nemen van een beslissing. Ik heb het gevoel dat wij, wanneer de raad zo meteen ook nog met de mededeling komt dat de bedragen die wij aan rijkssubsidies laten schieten door de SAD ingeleverd moeten worden, dan een situatie hebben bereikt waarin het niet meer interessant is. Wij hebben in het overgangsrapport de afspraak liggen dat de werkgelegenheid voor onze medewerkers gegarandeerd zou zijn. Ik wil hierbij opmerken dat wij ons uiterste best willen doen om die toezegging na te komen, maar ik zeg erbij dat wij dit rapport hebben opgesteld op een moment dat wij op geen stukken na de reële armoede van dit moment konden inschatten. Ware dat wel het geval geweest, dan weet ik niet of het overgangsrapport geconcipieerd zou zijn op de wijze zoals dat nu het geval is. In 1982 hadden wij in de onderwijssector een tekort van 6,4 miljoen, waarvan bijna drie miljoen toe te schrijven was aan tekortschietende rijksvergoedingen. In dat bedrag zat ongeveer 2,1 miljoen voor onze schooladviesdienst. Mijnheer de voorzitter, op dat niveau van 2,1 miljoen hebben wij een behoorlijk functionerende dienst in stand kunnen houden. Wij zullen evenwel terug moeten en wanneer de raad besluit om niet te integreren dan ben ik er zeker van dat dat nog een heel moeilijk proces zal worden. Aanmerkelijk moeilijker dan wanneer wij zouden integreren. De heer Visser: Ik heb een concrete vraag gesteld over de controle op de besteding van de middelen die Leeuwarden beschikbaar stelt voor het extra takenpakket. Ik wil daar graag een antwoord op heb ben De heer De Vries (weth.): Ik heb zonet gezegd dat de stuurgroepen die hier straks moeten gaan functioneren een onderdeel zijn van de gemeenschappelijke regeling. Wij stellen ons voor dat wij in Leeuwarden het totale onderwijsveld bij elkaar proberen te brengen in een goed afgewogen commissie, die van de raad de financiële randvoorwaarde krijgt waarbinnen de schoolbegeleiding haar extra taken pakket kan invullen. Wij moeten ervoor oppassen dat wij niet de vergissing maken dat het GCO vast stelt wat er gebeurt. Het GCO is niets anders dan een service-apparaat naar de kant van het onderwijs toe. Het zijn de individuele schoolbesturen die uitmaken wat er straks aan extra takenpakketten wordt afgenomen. Deze schoolbesturen zullen daarvoor in de gelegenheid moeten worden gesteld via de finan ciën die door gemeenteraden dienaangaande beschikbaar worden gesteld. De Voorzitter: Aan de orde is de tweede instantie. De heer Bron: In de eerste plaats wil ik de wethouder complimenteren voor de wijze waarop hij ge tracht heeft het collegevoorstel te verdedigen. Hij heeft dat met verve gedaan. Toch wil ik graag een aantal opmerkingen maken. De wethouder is begonnen met te zeggen dat er op het moment dat wij vorig jaar hebben besloten om de wijziging van de gemeenschappelijke regeling te aanvaarden eigenlijk een bestuurlijk kader is geschapen om tot besluiten over te gaan. Dat is waar, maar het gevaar is bij een dergelijke opstelling niet denkbeeldig dat daarmee een goede besluitvorming geweld wordt aangedaan Voorshands heeft de discussie over wel of niet overgaan dan eigenlijk geen betekenis, want het gaat al leen om de vraag op welke wijze wordt overgegaan. Dat aspect heeft tot mijn teleurstelling zelfs door gespeeld bij de standpuntbepaling van de Bestuurscommissie voor de SAD om wel tot integratie over te gaan. Toegegeven moet worden dat de opdracht aan deze commissie een andere was dan datgene wat hier voor ons ligt. Wat betreft de subsidie heeft de wethouder dankbaar gebruik gemaakt van het wapen dat ik hem in handen heb gegeven, namelijk het bedrag van 45, Ik heb gezegd dat dat bedrag een maximalise ring is van de subsidie op langere termijn. Als ik de zaken goed heb nagegaan dan voert het rijk eigen lijk een tweeslachtig beleid. Enerzijds schept het rijk een basisvoorziening voor onderwijsbegeleiding, anderzijds stelt het er geen geld voor beschikbaar. Op termijn moeten wij de 45,-- relateren aan een eerder afgesproken bedrag van 132,voor een maximale dienstverlening, aan een later afgesproken bedrag van 102,voor een sobere dienstverlening en aan het op dit ogenblik aan de orde zijnde be drag van 33,-- voor een minimale dienstverlening. Wij hebben ons altijd blind gestaard op de bedra gen van 132,-- en 102,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 19