60
De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen.
De heer Kessler (weth.): Er kan onderscheid worden gemaakt tussen twee problemen. Ten eerste:
wat is de opstelling van b. en w. ten aanzien van de maatregel van 3% korting? Ten tweede: welke
opstelling dient men te kiezen ten aanzien van de werkonderbreking? Voor beide punten heeft PAL een
motie geformuleerd.
Wat betreft het eerste punt is het wellicht goed om de opvattingen weer te geven die het Centraal
Orgaan ten aanzien van deze problematiek naar voren heeft gebracht. Het Centraal Orgaan kan men
vergelijken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), maar dan op het gebied van de
werkgeversactiviteiten van de overheid. Het Centraal Orgaan heet met een mooi woord Centraal Bureau
inzake gemeenschappelijke behandeling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden. Dit orgaan
heeft op een aantal punten ferme kritiek op het hele beleid van de rijksoverheid. Ik zal de twee be
langrijkste punten van kritiek naar voren brengen. Het Centraal Orgaan vindt dat er tussen het Ministe
rie van Binnenlandse Zaken en de lagere overheden ten aanzien van dit soort maatregelen op een onvol
doende wijze overleg wordt gepleegd. Men zegt dat er geen sprake is geweest van open en reëel over
leg en dat op een dergelijke wijze het bestuurlijk beraad, dat is het gesprek dat plaatsvindt tussen de
minister en de overige overheden, devalueert tot een horen van de overige overheden. Dit is op zich
een belangrijk punt van kritiek dat door het Centraal Orgaan naar voren is gebracht. Ook de bonden
hebben dit als punt van kritiek naar voren gebracht.
In dit verband bestaat er alle aanleiding om de hele procedure voor de wijze waarop de onderhan
delingen gevoerd worden tussen overheid en bonden een keer kritisch te bekijken. Degenen die de krant
lezen en met name zij die de NRC lezen, hebben daarover de afgelopen week ook een aantal artikelen
kunnen lezen. Ik wil hieruit een gedeelte voorlezen van prof. Albeda, ex-minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid. De heer Albeda zegt dat de overheid en de bonden niet zijn gewend aan onder
handelen. Zoals in het bedrijfsleven gebruikelijk is, bestaan er voor beide partijen geen echte marges
waarbinnen kan worden onderhandeld. De voornemens van het kabinet liggen vast in de door het parle
ment gesanctioneerde miljoenennota. Hieraan kan en mag een bond niet tornen. Overleg voordat een
beleid wordt vastgelegd in een miljoenennota is daarom volgens prof. Albeda noodzakelijk. Dit is in
feite ook de kritiek die het Centraal Orgaan naar voren heeft gebracht.
Voor het tweede punt van kritiek dat naar voren is gebracht moet ik een citaat aanhalen uit de
brief die het Centraal Orgaan gestuurd heeft aan de minister. In deze brief geeft het Centraal Orgaan
te kennen dat het gepresenteerde pakket voor 1984 niet verantwoord is, met name wanneer wordt gezien
naar de cumulatie van maatregelen. Een dergelijke eenzijdige afwenteling op ambtenaren doet de vraag
rijzen hoe serieus wij, aldus het Centraal Orgaan, ons zelf als werkgever nog kunnen nemen. Dit is dus
het standpunt van het Centraal Orgaan, zeg maar alle gemeenten te zamen.
Tegen deze achtergrond hebben wij ons binnen het college beraden over een eventueel in te nemen
standpunt. Wij hebben ons daarbij ook gerealiseerd dat de politieke kleur van de leden van het college
een belangrijke rol speelt. Als plaatselijke werkgever achten wij het belangrijk dat wij met een heel
duidelijk standpunt naar voren komen. Uiteindelijk heeft het collegeberaad geresulteerd in de volgende
uitspraak: b. en w. betreuren de door de regering genomen salarismaatregel van 3,5%, aangezien zij
van oordeel zijn dat het veel meer in de reden ligt de noodzakelijke ombuigingen een breder draagvlak
te geven. Tegen deze achtergrond wil ik een aantal opmerkingen maken over het eerste deel van de
door mevrouw Van der Werf ingediende motie.
Inhoudelijk gezien is er een zekere overeenkomst tussen het standpunt van het Centraal Orgaan aan
de ene kant en de opvattingen zoals die in de motie naar voren komen aan de andere kant. Beide keren
wordt namelijk bezorgdheid uitgesproken ten aanzien van de procedures volgens welke er onderhandeld
wordt en ten aanzien van de eenzijdige afwenteling van de oplossing van de financieel-economische
problematiek die op dit moment in Nederland speelt. Punt één is dat er een eenzijdige afwenteling
plaatsvindt op de ambtenarensalarissen. Punt twee is dat de toonzetting van de ingediende motie aan
merkelijk scherper geformuleerd is dan het collegestandpunt. In de reactie die ik zonet hoorde van me
vrouw Van der Werf kwamen zelfs woorden als "ongehoord" en "schandalig" voor. In de motie wordt het
onaanvaardbaar uitgesproken en dat is een belangrijk punt. Wij hebben in het college een formulering
gevonden op grond waarvan wij als totaal college met een eensgezind standpunt naar buiten konden ko
men. De motie zoals die hier voor ons ligt heeft een toonzetting waarin het college zich niet kan vin
den
In het eerste deel van de PAL-motie wordt verzocht om het eventuele standpunt van de raad aan de
regering over te brengen. Volgens mij is dat een overbodige maatregel. Het Centraal Orgaan - ik heb
zonet al een aantal passages voorgelezen uit de brief die dit orgaan heeft gestuurd aan de minister van
Binnenlandse Zaken - heeft in niet mis te verstane bewoordingen het standpunt van de gezamenlijke ge
61
meenten naar voren gebracht. Uit dat standpunt komt heel duidelijk naar voren dat men het niet eens is
met de plannen van het kabinet.
Samenvattend, het eerste deel van de door PAL ingediende motie is in de eerste plaats overbodig en
in de tweede plaats is de toonzetting zodanig scherp dat wij ons daar niet in kunnen vinden.
Dan kom ik nu bij het tweede punt van de motie en bij het tweede onderdeel van hetgeen ik naar
voren wil brengen, namelijk de vraag hoe men zich dient op te stellen ten aanzien van de eventuele
acties die plaatsvinden. Het gaat hier heel duidelijk om een apart probleem. Eén ding moet voor alles
duidelijk zijn: het algemene standpunt van het college is dat over niet gewerkte uren niet wordt be
taald. Dit standpunt staat ook vermeld in het Algemeen Ambtenarenreglement in artikel Cl, lid 6. Aan
de andere kant is er een spreekwoord dat luidt: de uitzondering bevestigt de regel. Binnen dit span
ningsveld heeft het college geopereerd in de afgelopen twee weken. Het college werd op dinsdag 25
oktober met het volgende geconfronteerd. Wij kregen bericht van de vakorganisaties dat er maandag 31
oktober sprake zou zijn van een demonstratieve bijeenkomst, die met name gericht was op het overleg
dat op twee november zou plaatsvinden tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de bonden. Deze
bijeenkomst begon om drie uur in de Harmonie en was georganiseerd door de vier overheidsbondenNa
een mag ik wel zeggen toch tamelijk indringende en uitvoerige discussie in het college, hebben wij be
sloten om ten aanzien van deze demonstratieve bijeenkomst een uitzondering op de algemene regel te
maken. Er was een aantal redenen voor deze uitzondering. De demonstratieve bijeenkomst was een mil
de vorm van protest die gedragen werd door alle betrokken ambtenarenorganisaties. Het ging om een
uurtje dat men er niet was. Wij hadden toch ook enig begrip voor het feit dat ambtenaren hun ongenoe
gen over de gang van zaken naar buiten wilden brengen. Tegelijkertijd hebben wij bij ons besluit heel
nadrukkelijk gesteld: dit is een uitzondering, elk volgend geval gaan wij weer apart bekijken. Die vol
gende gevallen deden zich al snel voor, namelijk twee weken later. Wij werden toen geconfronteerd
met de volgende situatie.
Wij wisten dat er woensdag negen november een min of meer spontane actie werd georganiseerd die
ons niet van te voren was aangekondigd. Deze actie zou 'smorgens tussen tien en twaalf uur plaatsvin
den. Wij wisten ook dat maandag veertien november, gisteren dus, een FNV-actie zou plaatsvinden die
wel was aangekondigd en waarover een gesprek had plaatsgevonden. Deze laatste actie zou plaatsvin
den 'smiddags tussen twaalf en twee uur. Toen deed zich de volgende besluitvormingssituatie voor. Wij
konden natuurlijk zeggen dat wij nogmaals een uitzondering maken. Dat was niet zo erg voor de hand
liggend en daar waren wij het binnen het college al zeer snel met elkaar over eens. Een uitzondering is
een uitzondering. Binnen twee weken drie maal een uitzondering maken, betekent in feite dat uitzon
dering regel wordt. Bovendien wisten wij ook niet wat voor acties en demonstratieve bijeenkomsten ons
allemaal nog te wachten stonden. Wij constateerden ook nog dat het draagvlak van deze demonstratieve
bijeenkomsten minder groot was dan dat van de bijeenkomst op 31 oktober. Wij hebben daarom niet ge
kozen voor de uitzondering, maar voor wat je met een mooi woord zou kunnen typeren "een genuan
ceerd beleid". In dat raam hebben wij de volgende gedragslijn gekozen. De actie op woensdag negen
november was een niet aangemelde spontane actie. Hierover was met ons geen overleg geweest. De ac
tie vond midden op de ochtend plaats en het was duidelijk dat de ambtenaren die hieraan zouden deel
nemen een groot deel van hun werktijd niet aanwezig zouden zijn. Wij hebben daarom het strikt formele
standpunt uit het ambtenarenreglement ingenomen dat ambtenaren, die zonder meer meedoen aan de de
monstratieve optocht op negen november, ongeoorloofd afwezig zijn met als consequentie dat inhouding
op het salaris zal plaatsvinden.
Ten aanzien van de actie van maandag veertien november hebben wij een ietwat gewijzigde opstel
ling gekozen. Wij hebben geconstateerd dat deze actie wel was aangemeld, zij het alleen door de
FNV, en dat die plaatsvond tijdens de lunchpauze. Op grond daarvan hebben wij de volgende college
beslissing genomen. "De tijdig aangemelde FNV-manifestatie op veertien november van twaalf tot twee
uur in Zalen Schaaf zal door de ambtenaren slechts in eigen tijd mogen worden bijgewoond. De dienst
leiding mag echter, voor zover de belangen van de dienst zich daartegen niet verzetten, toestaan dat
de niet gewerkte tijd, voorzover deze de toegestane middagpauze te boven gaat, op andere tijdstippen
wordt ingehaald. Indien inhalen niet mogelijk is of wanneer de ambtenaar daar geen gebruik van wenst
te maken, zal hij verlof dienen op te nemen ten laste van het aantal vakantiedagen. Indien de ambte
naar geen verlof opneemt ten laste van zijn vakantiedagen, zal er op zijn salaris worden gekort." Dit is
de algemene gedragslijn.
Wij hebben voor één keer een uitzondering gemaakt. Elk volgend geval gaan wij apart bekijken
Al naar gelang de situatie die zich voordoet zullen wij ter zake een bepaald standpunt innemen. In die
zin is het college ook niet voornemens om datgene wat in het tweede deel van de motie van PAL staat
tot uitvoering te brengen, namelijk de uitzondering tot regel verheffen en in alle gevallen het soepelste
beleid voeren wat maar mogelijk is.