J8>
doorgaan van deze bouw schrijnend en triest is voor de mensen die erdoor gedupeerd worden en vanuit
die gedachte beantwoord ik zijn vraag of wij bereid zijn nog eens een poging te wagen dit vraagstuk
onder de aandacht van de staatssecretaris te brengen dan ook positief. Ik zal mij tot de diverse besturen
wenden om met hen samen te bekijken wat hier verder nog aan gedaan kan worden. De samenwerking
tussen Parkherstellingsoord en De Hofwijck zie ik hier zelfs zo ver gevorderd dat bestuursleden van beide
instellingen zich op de publieke tribune bevinden. Zij kunnen dit antwoord dan ook meehoren. Overi
gens zit de penningmeester van een van deze instellingen te mijner linker zijde, dus ook die heeft van
het antwoord kunnen genieten.
F. Diversen.
Mevrouw Van der WerfIk heb een vraag naar aanleiding van punt 300 dat gaat over de Beeldende
Kunstenaars Regeling. Als de bezuinigingen op de BKR doorgaan zoals de plannen zijn, betekent dat dat
alleen die kunstenaars in de BKR mogen blijven die tot een bedrag van 4.000,— op de vrije markt
verkopen. Een gevolg daarvan zal zijn dat er een geringer aantal kunstenaars in de BKR kan blijven dan
nu het geval is. De mensen die dan buiten de regeling vallen zullen in de bijstand terecht komen en dat
gaat de gemeente geld kosten. Ook betekent een maatregel als deze dat het kunstbeleid wordt gekraakt.
Naar mijn mening is het belangrijk dat mensen die ervoor zijn opgeleid ook in staat worden gesteld om
kunst te maken. In dat verband is wel eens het idee geopperd dat de gemeente zou kunnen proberen zelf
voor het bedrag van 4.000,-- kunst aan te kopen van bepaalde kunstenaars zodat die in de BKR kun
nen blijven. Ik zou wel eens willen weten hoe het college over een dergelijk plan denkt en of het col
lege bereid is na te gaan wat de mogelijkheden daarvoor zijn.
Een ander punt waarover ik iets zou willen zeggen is het feit dat de BKR drie mogelijkheden biedt.
Ten eerste de mogelijkheid kunst aan te kopen van BKR kunstenaars, ten tweede de mogelijkheid kunste
naars in te schakelen bij de dienstverlening en ten derde de mogelijkheid kunstenaars opdrachten te ge
ven. Met name de twee laatste mogelijkheden worden in Leeuwarden erg weinig benut. Het lijkt mij
daarom van belang dat wij eens een keer in een wat breder verband nadenken over de vraag wat wij met
die BKR zouden kunnen doen. Ik zou de wethouder dan ook willen vragen of er in de komende nota
Kunstbeleid een speciale paragraaf kan komen waarin aandacht wordt besteed aan het BKR-beleid.
De heer Heere (weth.): Ik zou graag willen, mijnheer de voorzitter, dat wethouder Kessler de vra
gen van mevrouw Van der Werf beantwoordt omdat zaken rondom de BKR tot diens portefeuille behoren.
De heer Kessler (weth.): Ik zal graag de eerste vraag van mevrouw Van der Werf beantwoorden. De
vraag in hoeverre er in de nota Kunstbeleid aandacht aan het BKR-beleid wordt geschonken kan wethou
der Heere toch het beste voor zijn rekening nemen.
Als de plannen van de staatssecretaris door de Tweede Kamer worden geaccepteerd ligt inderdaad de
drempel bij 4.000,voor welk bedrag een kunstenaar kunst op de vrije markt moet hebben verkocht
voordat hij in de BKR mag, Op dit moment is het echter nog niet zo voor de hand liggend daarover
definitieve uitspraken te doen, omdat het niet ondenkbaar is dat er tijdens de behandeling van de
plannen in de Tweede Kamer op het punt van de drempel amendementen worden ingediend of in ieder
geval wijzigingsvoorstellen worden gedaan. Mocht er inderdaad een soort minimumdrempel van
4.000,komen, dan zullen wij er verstandig aan doen eerst eens af te wachten in welke mate het
kunstenaars lukt deze drempel te halen. Het is denkbaar dat het in ieder geval voor een aantal kunste
naars haalbaar is. Voor zover dat niet mogelijk is zijn er wellicht enkele ideeön uit te werken om er
voor te zorgen dat de drempel alsnog wordt gehaald. Het idee om de gemeente het restant te laten aan
kopen is een daarvan. Tegen de tijd dat wij constateren dat enkele kunstenaars uit de BKR dreigen te
vallen is het zeker de moeite waard dit idee op te pakken en na te gaan of die mogelijkheden er inder
daad concreet zijn. Op dit moment zou ik nog geen definitieve uitspraak willen doen over de vraag of
de gemeente dan wel of niet de resterende kunstwerken aankoopt. Over deze concrete suggestie is in
het college nog nooit gesproken. Ik kan mij echter voorstellen dat men dit idee in het achterhoofd houdt
bij het opstellen van de nota Kunstbeleid en in ieder geval dat de raad het in het achterhoofd houdt bij
het becommentariëren van de nota Kunstbeleid.
De heer Heere (weth.): Deze voorzet van collega Kessler maakt mij het scoren aanzienlijk eenvou
diger. Ik ben het met hem eens dat wij het genoemde idee best in het achterhoofd kunnen houden en de
vraag van mevrouw Van der Werf of er in de nota Kunstbeleid hieraan aandacht kan worden besteed be
antwoord ik dan ook positief.
De vraag of er meer gedaan zou kunnen worden aan een van de drie door de BKR geboden mogelijk
97
heden - ik denk dan aan de mogelijkheid kunstenaars opdrachten te geven - wordt natuurlijk bepaald
door de budgettaire ruimte die daarvoor ter beschikking moet worden gesteld. In de BKR sec is die ruim
te op dit moment betrekkelijk mager. Als wij aan die mogelijkheid meer zouden willen doen dan vanuit
de BKR mogelijk is, zouden wij daarvoor in het kader van het budget voor culturele zaken een budget
voor moeten afzonderen. Wellicht kunnen wij aan de hand van de nota Kunstbeleid over dit punt discus
siëren. (Mevrouw Van der WerfIk doelde niet op een directe verruiming van een budget, alhoewel die
mogelijkheid natuurlijk te overwegen zou zijn. Er zijn echter binnen de BKR zoals die nu is mogelijkhe
den voor een opdrachtenbeleid en dat kost geen cent meer. Die mogelijkheden worden echter vrijwel
niet benut. Ik zou het een goede zaak vinden hierover eens meer na te denken zodat er van die moge
lijkheid meer gebruik gemaakt wordt.) Collega Kessler en ik hebben de laatste maanden regelmatig van
gedachten gewisseld over de zaken rondom de BKR. Een en ander heeft nog niet geleid tot het opstellen
van een concrete nota waarin voorstellen aan de raad worden gedaan. Dit zal echter binnenkort, mis
schien zelfs los van de nota Kunstbeleid, gebeuren.
PAR. 12. BELEIDSSECTOR CULTUUR.
A. Cultuurbeleid.
De heer Timmermans: De vragen 302 en 303 gaan over de nota Kunstbeleid. In april van dit jaar is
er uitgebreid over deze nota gesproken. Wij hebben toen een motie ingediend die na de toezegging van
de wethouder is ingetrokken. De toezegging hield in dat de nota er voor het eind van het jaar zou ko
men. Het moest zo lang duren omdat er toen een vacature was. Die vacature is er bij mijn weten nu nog
en het ligt voor de hand dat er in het kader van de herwaardering wellicht weer verder op de personele
bezetting wordt bezuinigd. Mijn vraag is daarom hoe hard het streven van het college is om de nota
Kunstbeleid op tijd het licht te doen zien.
De heer Heere (weth.): Als er iemand is die het betreurt dat het niet gelukt is de nota Kunstbeleid
voor het eind van het jaar-gereed te hebben, ben ik het wel. Ik ben het met de heer Timmermans eens
dat het beter zou zijn geweest als het wel was gelukt, maar het is inderdaad door gebrek aan personeel,
bij met name het bureau Cultuur, onmogelijk gebleken met de opstelling van de nota gereed te komen.
De heer Timmermans zegt dat de vacature die er was nog steeds niet is vervuld. In zekere zin is dat zo.
U zult echter wel weten dat er inmiddels een reorganisatie van de afdeling heeft plaatsgevonden waar
door het bureau Cultuur is veranderd in bureau Cultuur en Sportzaken. Daardoor is er in ieder geval
weer een bureauhoofd gekomen en die functie was een van de openstaande vacatures. De leiding van de
afdeling en ik hebben ons de laatste tijd vrij uitvoerig bezig gehouden met de vraag hoe wij nu verder
moeten want er zal toch een nota moeten komen. Wij hebben uiteindelijk besloten dat wij de prioriteit
voor dit gebeuren zo hoog zullen stellen dat wij in het voorjaar de werkzaamheden kunnen afronden en
de nota aan de raad ter vaststelling kunnen voorleggen. Een en ander zal waarschijnlijk de omvang van
de nota niet ten goede komen maar ik hoop dat het aan de kwaliteit daarvan niet zoveel zal afdoen.
De Voorzitter: Ik stel nu de vragen 170 en 171 aan de orde die van de tweede afdelingsvergadering,
par. 3. Beleidssector Ruimtelijke Ordening, Openbare WerkenVerkeer en Vervoer, zijn blijven lig
gen.
De heer Timmermans: Beide vragen gaan over de 1%-regeling voor het realiseren van kunstprojec
ten bij nieuwbouw. In het verlengde van de discussie die zojuist heeft plaatsgevonden over de BKR moet
ik zeggen dat ik het antwoord op deze vragen nogal teleurstellend vind. Ik heb sterk de indruk dat het
hanteren van de regeling, die geen officiële regeling is, meer een kwestie is van mentaliteit dan van de
afwezigheid of aanwezigheid van de 1%. Ik vraag mij af bij welk project het afgelopen jaar ook maar
overwogen is iets in de zin van deze regeling te doen. Ik ben bang dat de opmerkingen over deze aan
gelegenheid in het collegeprogramma meer "lippendienst" bewijzen dan dat ze echt inhoud hebben ge
kregen. Ik zou daarom graag van de wethouder de toezegging hebben dat de toepassing van deze rege
ling, naar de inhoud uiteraard, bij voorkomende gemeentelijke projecten echt zal worden overwogen.
De heer Heere (weth.): Bij het toepassen van de 1%-regeling zijn in eerste instantie altijd andere
pottefeuillehouders dan die voor Welzijnsaangelegenheden betrokken. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan
de wethouder van Onderwijs. Vroeger werd bij scholenbouw vaak aan dit soort zaken gedacht, maar de
normbedragen voor scholenbouw zijn op dit moment zo karig dat zelfs de 1% daar niet meer in zit. Ze
ker als het gaat om bouw voor het basisonderwijs kan de 1% niet meer uit de door het rijk ter beschik-