dat wij op dit moment geaccepteerd hebben als jaarlijkse verhoging voor de invoering van de minicon-
tainers. Onze motie gaat dus iets verder. Aan de andere kant ben ik, gezien de situatie waarin wij ons
nu bevinden, blij met de motie van de PvdA. De motie die ik had gemaakt laat ik hier dan ook maar op
tafel liggen. Namens onze fractie sluit ik mij alsnog aan bij de motie die door de PvdA is ingediend.
De heer De Jong: Talloze brieven van en gesprekken met inwoners van de wijk Aldlan na de uit
spraak van de raad over de terugkoop door de gemeente van de bekende minicontainers, hebben onze
fractie aan het twijfelen gebracht over de juistheid van de beslissing van oktober. Aan die beslissing
hebben wij echter van harte meegewerkt. De huidige situatie voor de bewoners van Aldlan ten opzichte
van bewoners van andere wijken is in feite hoogst ongelukkig. Wij willen daarom graag dat deze mate
rie nog eens opnieuw wordt bekeken. Zou het college de raad toe willen zeggen dat het de zaak van de
minicontainers in Aldlan opnieuw in overweging neemt, dat een en ander opnieuw aan de orde wordt
gesteld in de Commissie voor de Dienst Reiniging en Brandweer en dat er over niet al te lange tijd een
nieuw voorstel aan de raad wordt voorgelegd? Daarbij zou met name aandacht moeten worden gegeven
aan het in goed overleg met de bewoners van de wijk Aldlan aanpassen van de overnameregeling van de
minicontainers. Over de feitelijke bedragen laten wij ons nu niet uit, maar het zal duidelijk zijn dat er
naar ons oordeel van een verbetering sprake moet zijn.
Wij willen eerst het antwoord van de wethouder afwachten, voordat wij een oordeel geven over de
ingediende motie.
De heer Burg: Ook wij hebben ons gerealiseerd, na de reacties in ingezonden stukken en brieven
en via telefoontjes, dat wij ons onvoldoende op de gevolgen van de terugkoop van de containers hebben
beraden. Ik zou het voorstel dat de heer De Jong heeft gedaan willen ondersteunen. De motie die door
mevrouw De Haan is ingediend gaat mij, hoe sympathiek de motie ook lijkt, eerlijk gezegd in eerste in
stantie te ver, in die zin dat ik eerst graag de gevolgen van het in de motie gestelde op financieel ge
bied en alle ins en outs die daar om heen hangen wil bekijken. De heer Niemeijer voert nog een aantal
andere factoren op. Die zouden wij in de Commissie voor de Dienst Reiniging en Brandweer nog wel
eens uitgebreid kunnen bekijken. Ik wil graag het voorstel van de heer De Jong ondersteunen om deze
hele materie nog weer eens de Commissie voor de Dienst Reiniging en Brandweer te behandelen.
De heer Miedema (weth.): De raad heeft een duidelijk geluid laten horen over het voorstel van 24
oktober 1983 en de reacties die dienaangaande zijn gekomen. Het lijkt mij goed dat ik even inga op de
bezwaren en op datgene wat er zo al is gebeurd. Vlak na de behandeling van het raadsvoorstel in de
raad van 24 oktober 1983, kreeg ik een verzoek van de wijkorganisatie Aldlan voor een gesprek. Dat
gesprek heeft begin november plaatsgevonden. De wijkorganisatie had terecht nogal wat wrevel over het
feit dat er geen enkele vorm van inspraak was geweest met de wijk in casu de eigenaars van de contai
ners. Die kritiek was terecht, maar ik heb toen gesteld dat wij als college duidelijk een keus moesten
maken wat wij het eerst zouden doen. De zaak van de minicontainers was een erg omstreden zaak, zo
wel in de raad als in de commissie. Het voorstel heeft een lange tijd van voorbereiding gehad en het is
drie keer in de commissie behandeld. De uitslag van de behandeling was niet duidelijk te voorspellen.
Op dat moment hebben wij de keus gemaakt dat wij de raad een voorstel zouden doen en dat er daarna
overleg met de wijk kon plaatsvinden. Als wij een andere keus hadden gemaakt, namelijk eerst een ge
sprek met de wijk met de kans dat de raad dan zou zeggen dat hij voor totaal Leeuwarden die kant niet
op wil, dan hadden wij een hoop bezwaren gekregen en ook een hoop onrust veroorzaakt. Ik heb daar
over een openhartig gesprek gehad met het bestuur van de wijkorganisatie. Alhoewel men op dit punt
niet volstrekt tevreden was gesteld, had men wel begrip voor deze opstelling. De bezwaren over de prijs
bleven uiteraard volledig overeind, waarbij een aantal verschillende rekenmodellen over de tafel ging.
Nadien hebben b. en w. een brief geschreven aan alle bewoners van de wijk Aldlan waarin zij een cor
rectie hebben aangebracht op de beslissing van de raad. Wij hebben niet gesproken over 52,per
container, maar wij hebben verschil aangebracht tussen het tijdstip waarop iemand de container heeft
gekregen en het geld dat men terugkrijgt. Hoe later iemand een container heeft gekregen, hoe meer
diegene terugkrijgt. Deze brief en ook de beslissing die het college genomen had, zijn in de volgende
vergadering van de Commissie voor de Dienst Reiniging en Brandweer aan de orde geweest. De commis
sieleden gingen met het een en ander akkoord.
In een later stadium is uit ingezonden stukken in de krant, uit brieven die het college hebben be
reikt en ook uit telefoontjes met mij, wel duidelijk geworden dat er toch nog een stuk onvrede bestaat
bij de eigenaars van de containers. Met name mevrouw De Haan gaat hierop in en zegt dat wij op een
gegeven moment op een verkeerde beslissing terug moeten kunnen komen. Ik erken dat graag. Wij moe
ten nooit zeggen dat de beslissing blijft zoals die genomen is, wat er ook gebeurt. Als wij gezamenlijk
tot de conclusie komen dat er een foutieve beslissing is genomen, dan moeten wij de mogelijkheid heb
ben daarop terug te kunnen komen. Mevrouw De Haan heeft daarover samen met mevrouw Brandenburg
een motie ingediend.
In de motie is een financiële opzet opgenomen en er is zelfs een dekking aangegeven. Ik heb met
de uitwerking van deze zaak toch wel enige moeite en ik zal zeggen waarom. Zoals ik al gezegd heb is
er een gesprek geweest met de wijkorganisatie. Op dit moment ligt er een brief van het actiecomité - ik
heb de indruk dat daarin voor een deel dezelfde mensen zitten als in de wijkorganisatie, maar dat is
geen bezwaar - voor een nieuw onderhoud. Wij hebben destijds ook afgesproken dat de wijk recht heeft
op inspraak. Ik ben, terwijl ik spreek, even aan het rekenen geweest en het blijkt dat wij, wat betreft
het gestelde in de motie, globaal kunnen spreken over een extra investering in de orde van grootte van
75.000,-- tot 100.000, De verlenging van de afschrijvingstermijn is inderdaad een dekkingsmid
del, maar het een en ander gaat mij op dit moment te ver. Ik heb er wel behoefte aan om te bekijken of
er nog andere mogelijkheden in dit kader zijn. Mevrouw De Haan zegt dat een afschrijvingstermijn van
tien jaar vrij normaal is en dat men die termijn in Zwolle ook hanteert. Dat is erg knap gevonden van
mevrouw De Haan, want zij heeft volstrekt gelijk dat men in Zwolle een afschrijvingstermijn van tien
jaar heeft. Assen en Apeldoorn hebben een afschrijvingstermijn van acht jaar en Harlingen heeft een af
schrijvingstermijn van zeven jaar. Als ik het gemiddelde van die termijnen neem dan kom ik op een ter
mijn van 83- jaar. Wat dat betreft zitten wij in Leeuwarden nog niet zo gek met onze afschrijvingster
mijn. Kortom, ik heb er grote moeite mee om op dit moment per motie een investering in de orde van
grootte van 75.000,-- tot 100.000,te verwerken, de dekking te accepteren en te zeggen dat wij
voortaan op die manier te werk gaan.
Ik ben best bereid om het gesprek met de wijkorganisatie voort te zetten en in een volgende verga
dering van de Commissie voor de Dienst Reiniging en Brandweer over deze zaken te spreken en de ver
schillende oplossingen naast elkaar te leggen. Wij kunnen dan gezamenlijk eens bespreken hoe deze
materie zou kunnen worden opgelost. Het college is bereid op redelijke termijn met een raadsvoorstel,
dat expliciet gaat over deze zaak, bij de raad terug te komen waarop hij dan kan reageren. Het is goed
dat wij de zaak even op zijn merites bekijken en dat wij nog een gesprek hebben met de wijkorganisatie
en dat wij dan bij de raad terugkomen.
Mevrouw De Haan—Laagland: Ik constateer dat de wethouder de prijs van de minicontainers wil her
overwegen en dat hij met nieuwe voorstellen in de commissie komt. De motie trek ik hierbij in, want wij
zijn er van overtuigd dat wij opnieuw over de prijs kunnen praten.
Over het overleg zegt de wethouder dat het wel terecht is dat de wijk heeft gezegd dat men dat
gemist heeft. De wethouder zegt hier gelijk bij dat het college ook wel een argument had wat betreft
het tijdstip van het overleg. Het college was namelijk bang dat het hele voorstel niet door zou gaan,
wanneer er van tevoren overleg was gepleegd. Ik ben van mening dat de wethouder dan wel de raad on
derschat. Het argument van het college vind ik geen argument om geen overleg met een wijk te plegen.
De heer Niemeijer: Op zich kan ik met de voorgestelde procedure akkoord gaan. Ik wil alleen nog
een essentiële opmerking maken. Ik vind namelijk dat het antwoord van de wethouder principieel de
verkeerde kant op gaat. Het gaat erom welke verplichtingen wij zijn aangegaan, wat voor beleid wij
hebben gevoerd en wat daarvan voor ons de financiële consequenties zijn. Wij hebben ons zelf op een
aantal dingen vastgelegd. Ik heb in eerste instantie gerefereerd aan de uitspraak van de wethouder in de
raadsvergadering van 24 oktober 1983 dat iedere Leeuwarder evenveel moet betalen ongeacht het inza
melingssysteem. In dat raam hebben wij verplichtingen en zullen wij tot een beslissing moeten komen.
Het een en ander laat onverlet de vraag waar wij de dekking vinden. Ik vind het natuurlijk fijn dat wij
op een correcte en juiste manier dekking vinden, maar het gaat volgens mij op dit moment om de princi
piële vraag waartoe wij ons hebben verplicht. Die vraag heeft het grootste deel van de raad helaas la
ten passeren. Evident is dat ik het doodzonde geld vind, maar daarom ga je niet om je verplichtingen
heen. Het hele voorstel is helaas doodzonde geld, maar daar gaat het niet om. Het gaat om de vraag
welke verplichtingen wij ons hebben aangehaald op basis van morele verplichtingen en op basis van uit
spraken van de wethouder die door de raad akkoord bevonden zijn.
De heer Miedema (weth.): Ik wil nog even kort ingaan op de opmerkingen van de heer Niemeijer.
Als ik zeg dat het college bereid is een nieuw voorstel te maken, dat een investering behelst in de orde
van grootte van 75.000,— tot 100.000, dan doet het college dat alleen op basis van verplich
tingen, want anders zouden wij dat niet doen.