26
huurders, maar als jullie c.v. willen hebben dan zijn er elders wel woningen die c.v. hebben en ver
huis daar dan maar naar toe. De wijkgebondenheid en het altijd hebben gewoond in een wijk, dat geldt
zowel voor ouderen als voor gezinnen, spelen ook een rol.
Ik ben best bereid om de directie van het Gemeentelijk Woningbedrijf er alsnog op te wijzen dat er
bij individuele aanvragen voor aanleg van een c.v.-installatie goede voorlichting wordt gegeven en dat
ook de mogelijkheid wordt besproken van een eventuele verhuizing. Ik ben echter wel van mening dat
wij, wanneer iemand die jaren in een wijk heeft gewoond en door welke omstandigheden ook graag c.v.
wil hebben, dan die aanvraag niet moeten afwijzen. In die gevallen kunnen wij het raamkrediet gebrui
ken. Aan de mensen zal dus goede voorlichting moeten worden gegeven over de kosten en over de alter
natieven die mogelijk zijn. Maar om te zeggen dat er geen c.v. meer mag worden aangelegd en dat wij
die mogelijkheid volledig moeten stoppen vind ik geen goede zaak.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Ik wil nog wel even op het betoog van de wethouder ingaan, want het
gaat mij juist om het volgende. Als individuele huurders nu een aanvraag doen voor aanleg van een
c.v.-installatie, dan krijgen later nieuwe huurders te maken met de hoge huur. Wanneer mensen be
hoefte hebben aan c.v. dan kunnen zij gaan verhuizen of hun huis op een andere manier verwarmen,
bijvoorbeeld door middel van gaskachels. Het gaat mij erom dat eens grondig wordt bekeken of het be
leid ter zake kan worden gewijzigd. Wij moeten deze problematiek eens goed bekijken, want wij weten
allemaal wel dat het Gemeentelijk Woningbedrijf een aantal huurders heeft dat de huur en de energie
kosten niet kan opbrengen. Het is onze plicht erg kritisch te zijn in dit soort zaken. Wij moeten niet zo
maar op individuele aanvragen ingaan, want er zijn wel andere oplossingen. Wij kunnen volgende be
woners niet confronteren met een hoge huur die ze niet kunnen betalen. Deze problematiek moet wat
algemener worden bekeken. Wij zitten momenteel in de situatie dat mensen qua inkomen heel slecht ko
men te zitten en dat dat nog veel slechter wordt. Ik vind het huidige beleid hier niet meer in passen en
ik zou dan ook graag willen dat men zich met elkaar, ook het college, eens over het hele beleid buigt.
Het beleid ter zake moeten wij volgens ons veranderen.
De heer Miedema (weth.): Het is alom bekend dat verwarmen door middel van c.v. aanmerkelijk
duurder is dan verwarmen door middel van individuele kachels. Als er niettemin huurders zijn die op
grond van welke omstandigheid ook met het verzoek komen om c.v. aan te leggen, dan ben ik van me
ning dat wij aan dat verzoek moeten voldoen. Wij hebben gemerkt bij renovatie van woningen - er moet
dan soms tijdelijk worden verhuisd - dat de gebondenheid aan de wijk vaak erg groot is. (Mevrouw Vis
scher—Bouwer: U spitst uw verhaal toe op de verhuizing. Als iemand c.v. zo belangrijk vindt dan gaat
hij maar verhuizen. Ik wil niet dat mensen verhuizen. Verhuizen is het laatste wat iemand zal doen.
Maar daar gaat het mij niet om, het gaat mij om het feit dat u het voor alle volgende bewoners onmoge
lijk maakt, of men nu wel of niet verhuist, om goedkoop te wonen.) Ik vind het wat te ver gaan om te
gen de huidige huurders te zeggen dat zij geen c.v. kunnen krijgen, omdat toekomstige huurders daar
misschien geen behoefte aan hebben.
Ik ben best bereid om met de mensen die graag c.v. willen hebben te praten en hun de verschillen
voor te rekenen. Aanleg van c.v. moet geen automatisme zijn, maar wanneer een huurder bereid is de
vaste lasten te betalen die verbonden zijn aan de aanleg van c.v., dan vind ik dat wij in de enkele ge
vallen die jaarlijks nog komen geen nee kunnen zeggen. Dat is mijn standpunt. (Mevrouw Visscher— Bou
wer: U wilt mij niet de toezegging doen dat wij ons met elkaar nog eens .kunnen buigen over een veran
dering van het beleid? Ik zou die toezegging graag willen hebben, want anders kunnen wij niet met het
betreffende gedeelte van het voorstel akkoord gaan.) Ik ben best bereid, mevrouw Visscher, deze kwes
tie te plaatsen op de agenda van de vergadering van de Commissie voor het Woningbedrijf. Het verslag
van die vergadering zal ook in b. en w. aan de orde komen. Wanneer wij het op deze wijze doen - de
verslagen liggen ook in de Leeskamer ter inzage - dan denk ik dat dit punt die aandacht krijgt waar me
vrouw Visscher op aandringt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg
ging van de wethouder.
Punt 26 (bijlage nr. 441).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het verrich
ten van haalbaarheidsonderzoeken naar de mogelijkheden van restauratie c.q. rehabilitatie van ver
spreide panden van het Gemeentelijk Woningbedrijf in 1984.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Voor ons ligt het voorstel voor een onderzoek naar de haalbaarheid van
restauratie c.q. rehabilitatie van bij het Gemeentelijk Woningbedrijf in beheer zijnde panden. Dit
voorstel verbaast ons enigszins. In de Commissie voor het Grondbedrijf is reeds in september, misschien
was het ook wel eerder, gevraagd om een lijst van dergelijke panden. De commissie wil daar graag in
zicht in hebben om te kunnen zien wat wij met de panden, die vaak onrendabel zijn, moeten doen. De
lijst is nog steeds niet op tafel geweest in de Commissie voor het Grondbedrijf. Nu ligt er een voorstel
waaruit blijkt dat er wel een lijst moet zijn
Verder komt ons dit voorstel, dat komt op een moment dat wij sterk moeten bezuinigen, enigszins
vreemd voor. Waarom een haalbaarheidsonderzoek dat 40.000,-- gaat kosten? Wat wordt er gedaan
als na restauratie blijkt dat er een enorme huurverhoging nodig is? Gaan wij dan wel of niet restaure
ren? Wij kunnen niet doorgaan met onrendabele toppen te subsidiëren uit het stadsvernieuwingsfonds.
Waarom worden de panden niet te koop aangeboden met rehabilitatieplicht? Ik weet dat er in dat geval
steeds een bepaald voorbeeld aangehaald wordt, maar ik wil dat ene geval maar eens vergeten en eens
aan de gevallen denken waarin het wel gelukt is om panden te verkopen met rehabilitatieplicht. Mo
menteel is de tijd gunstig om panden te verkopen met rehabilitatieplicht, omdat de subsidieregeling voor
particulieren voor het verbeteren van woningen sterk is verbeterd. Deze regeling wordt per één januari
nog gunstiger. Het is bijna niet te geloven dat er door het rijk voor bepaalde zaken meer geld beschik
baar wordt gesteld, maar in dit geval is dat wel zo. Het blijkt dat de huizenbezitters sterk reageren op
de regeling. Bewoners van eigen huizen gaan in dat kader naar de Stadsvernieuwingskorporatie (SVK).
De SVK kan op het moment het werk niet aan en zou er zelfs wel een kracht bij kunnen hebben. Dat
feit betekent dat de bewoners ingaan op de regeling en dat men bereid is een woning op te knappen.
Daarom stellen wij voor om eerst geen onderzoek in te stellen, maar eerst serieus te trachten deze pan
den, nu de regeling zo gunstig is, zo snel mogelijk af te stoten. Het blijkt gewoon dat daar momenteel
een markt voor is.
De heer Miedema (weth.): Het gaat hier om restauratie c.q. rehabilitatie van bij het Gemeentelijk
Woningbedrijf in beheer zijnde verspreid liggende panden. De term "in beheer zijnde" duidt er al op
dat het vaak om panden gaat die wij door middel van een bijzonder contract verhuren. Het zijn vaak
gemeentepanden, waarvan het ons niet helemaal duidelijk is wat de uiteindelijke bestemming daarvan
zal zijn. Om verschillende redenen hebben wij een aantal panden in de stad gekocht. De panden die
voor bewoning beschikbaar zijn, zijn tijdelijk in beheer gegeven bij het Gemeentelijk Woningbedrijf.
Op dit moment wordt op een rij gezet hoe nodig restauratie is, om welke reden wij de panden hebben
gekocht en of het verstandig is de panden die wij in eigendom hebben verworven en waarover wij een
aantal jaren het beheer gevoerd hebben, nu te verkopen. Ik geef mevrouw Visscher gelijk als zij zegt
dat wij de panden die niet renderend zijn en waarvan de eigendom voor de gemeente in de toekomst niet
van belang is, moeten verkopen met een rehabilitatieplicht. Wat dat betreft heeft zij volstrekt gelijk.
Deze hele materie, die in wezen speelt tussen het Grondbedrijf en het Gemeentelijk Woningbe
drijf, is een aantal malen in de Commissie voor het Woningbedrijf aan de orde geweest. Op korte ter
mijn komt hierover een gespreksnotitie in deze commissie, zodat wij de zaak kunnen gaan bekijken.
Morgen komt er in b. en w. een voorstel aan de orde om tot verkoop over te gaan van een aantal van de
panden waarop mevrouw Visscher doelt. Deze zaak zit dus duidelijk op de rails, wij zijn ermee bezig.
Zolang wij de panden echter nog in ons bezit hebben, moeten wij daaraan onderhoud plegen en moeten
wij de panden in een aanvaardbare staat houden. Wij moeten wel eens wat kleinigheden aan de panden
verrichten en daarvoor hebben wij een raamkrediet.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Komt de lijst die door de Commissie voor het Grondbedrijf is gevraagd
daar ook nog een keer op tafel, zodat wij ons kunnen buigen over de vraag welke panden wel en welke
panden niet kunnen worden afgestoten? De twee commissies, de Commissie voor het Grondbedrijf en de
Commissie voor het Gemeentelijk Woningbedrijf, spelen elkaar deze vraag ook toe. De lijst komt echter
niet op tafel. Er zijn bepaalde zaken waarover in de Commissie voor het Grondbedrijf moet worden ge
praat. Waarom komt die lijst daar niet op tafel? Ik houd overeind - de wethouder heeft mij wat dat be
treft gelijk gegeven - dat getracht moet worden om de panden te verkopen met rehabilitatieplicht. De
wethouder heeft dat ook niet ontkend. (De heer Miedema (weth.): Nee.) Dat is dan prima.
De heer Niemeijer: Mevrouw Visscher zegt dat het prima is, maar daar ben ik het niet helemaal mee
eens. Het probleem is wat breder in de commissies aan de orde gesteld dan mevrouw Visscher nu stelt.
Wij hebben een paar keer geconstateerd dat er van onduidelijke verhoudingen sprake is tussen het Ge
meentelijk Woningbedrijf, dat de woningen exploiteert, en het Grondbedrijf, dat de panden in eigen
dom heeft. De slechte communicatie en de misverstanden leiden af en toe tot onduidelijk beleid en