De heer Bijkersma heeft ook gezegd dat het hem bekend is dat leerlingen van de Leeuwe- rikschool geen gebruik maken van de gymnastiekzaal van deze school en ergens anders gym nastiek krijgen, maar dat deze gymnastiekzaal wel door anderen wordt gebruikt. Dat laatste is niet juist, mijnheer Bijkersma. De Leeuwerikschool wacht op een vrij omvangrijke verbou wing en in de tussenliggende tijd doet de gymnastiekzaal dienst als opslag voor gymnastiek- materiaal. De heer Bijkersma heeft ook een opmerking gemaakt over de terughoudendheid ten aan zien van het aanschaffen van leermiddelen. Hij heeft gezegd dat er bekeken moet worden of oude en in voorraad zijnde leermiddelen nog gebruikt kunnen worden wanneer een school ver plaatst wordt. In de praktijk gebeurt dat ook, mijnheer de voorzitter. Het is niet zo dat er onderwijsmiddelen worden weggegooid. Wij gaan inderdaad na of leermiddelen die in voorraad zijn mee kunnen verhuizen naar een nieuwe school. De laatste opmerking van de heer Bijkersma over het onderwijs had betrekking op de grote overschrijdingen van de doeluitkeringen. Mijnheer de voorzitter, deze overschrijdingen liggen niet aan de uitgavenkant, maar het zijn overschrijdingen die het gevolg zijn van de inkomstenkant. De rijksvergoedingen zijn te laag. De VNG heeft enige weken geleden een congres gewijd aan dit onderwerp. Men heeft de regering hierop nog eens heel nadrukkelijk gewezen. Als het rijk royaal over de brug zou komen, dan zou het onderwijstekort aanmerke lijk teruglopen. De heer Bijkersma pleit ook nog voor budgetbewaking. Wij proberen ook zon der budgetbewaking de hele financiële gang van zaken rondom de kredieten zo goed mogelijk in de hand te houden en overschrijdingen te voorkomen. Ik wil ook nog even ingaan op datgene wat mevrouw Van der Werf heeft gezegd. Op haar opmerking over de schaalvergroting ben ik al ingegaan. Een andere opmerking van mevrouw Van der Werf had betrekking op het basisonderwijs in de dorpen en haar ongerustheid over de ontwikkeling daarvan. In de afdelingsvergadering hebben wij reeds uit de doeken gedaan dat wij ernaar streven om in al onze dorpen een onderwijsvoorziening in stand te laten blijven. Wij zijn echter wel gebonden aan de opheffings- en ontheffingsnormen van het rijk, daar komen wij niet onderuitDe raad heeft een rapport aangenomenwaarbij is afgesproken dat er in ieder geval op de toekomstige basisschool twee onderwijskrachten werkzaam moeten zijn. Volgens ons zullen de meeste dorpsscholen de norm van 23 leerlingen wel halen. Alleen voor Hempens ligt de zaak wat moeilijk, maar zo lang wij met kunstgrepen, die wij overigens al enkele jaren toe passen, de voorziening daar in stand kunnen houden zullen wij dat blijven doen. Mevrouw Van der Werf heeft ook een aantal opmerkingen gemaakt over de medezeggen schapsraden. Zij heeft gewezen op een onderzoek dat ter zake is ingesteld. Op zichzelf is het een nuttige zaak dat dit onderzoek gehouden is. De uitkomsten van het onderzoek zijn erg pessimistisch. De conclusie voor de toekomst is erg prematuur. Per slot van rekening is het zo dat wij ten aanzien van de medezeggenschapsraden nog in de aanloopfase zitten. Pas in de loop van 1984 hebben wij de voorlopige fase van voorbereiding achter de rug. De onderzoeken die er geweest zijn, hebben aangetoond dat de uitgangspunten tot nu toe niet erg hoopgevend zijn. De conclusies van de onderzoeken zouden er volgens mij juist toe moeten leiden dat de zaak op een andere manier wordt aangepakt, zodat wij bij het instellen van de definitieve medezeggenschapsraden met de uitkomsten van de onderzoeken rekening kunnen houden. De hele materie rond de medezeggenschap is tamelijk technisch en juridisch. Men verkijkt zich er gemakkelijk op. Onze oudercommissies functioneerden langs veel gemakkelijker lijnen. Aan de andere kant denk ik toch ook dat de verdere democratisering van het hele onderwijsveld door middel van de medezeggenschapsraden in bijzondere mate is gediend. Mevrouw Van der Werf heeft gezegd dat er in dit opzicht gedacht zou kunnen worden aan commissies ex artikel 61 van de Gemeentewet. Ik vraag mij af of die weg beter zou zijn dan de weg die wij nu bewandelen. Wij moeten er rekening mee houden dat wij als bevoegd gezag bij het instellen van de commissies ex artikel 61 van de Gemeentewet prompt een stuk van onze invloed prijsgeven. De betreffende scholen worden dan eigenlijk bij zonder-neutrale scholen, want het be voegd gezag berust dan niet meer bij het gemeentebestuur, maar bij de commissie ex artikel 61 van de Gemeentewet. Mijnheer de voorzitter, ik heb de indruk dat ik met deze opmerkingen de meeste vragen heb beantwoord. De heer Miedema (weth.): Ik wil graag naar aanleiding van een aantal punten die door de verschillende fractievoorzitters zijn genoemd, een paar opmerkingen maken. Ik wil eerst ingaan op de kwestie rond de bodemsanering. Mevrouw Van der Werf heeft in dit kader gevraagd om een hoge prioriteit. De heer Bijkersma heeft gezegd dat wij in deze zaak met beide benen op de grond moeten blijven staan, terwijl de heer Buurman gevraagd heeft om een verhoging van het te reserveren bedrag. Van deze drie indicaties getuigen twee van een prioriteit. De opmerking van de heer Bijkersma is naar twee kanten uit te leggen. Ik ben bereid zijn opmerking uit te leggen naar de kant die inhoudt dat wij serieus met deze kwestie aan de gang moeten gaan. Bodemsanering is de laatste jaren een erg moeilijk onder werp. De regering is begonnen met te zeggen dat zij het grootste deel van de kosten van bodemsanering gaat betalen, dat de provincie de begeleiding op zich neemt en dat de gemeente 53 de uitvoering ter hand neemt. De minister heeft het laatste woord over wat wel en niet uit gevoerd gaat worden. In de beschikking, die eind vorig jaar door de minister is afgegeven, staat dat de gemeenten de eerste f. 200.000,per geval zelf moeten betalen en dat de meer kosten voor 90% voor rekening van het ministerie komen. Dit houdt in dat in de meeste geval len de totale kosten voor rekening van de gemeenten zijn. Alleen wanneer de gemeente in een artikel-12 situatie verkeert, is de minister bereid een groter deel van de kosten voor zijn rekening te nemen. Het genoemde feit zet de hele zaak van de bodemsanering erg zwaar onder druk. Het college heeft vorig jaar beslist hiervoor geen bedrag in de begroting te ramen, om dat het daarvoor gewoon de ruimte niet heeft. De raad heeft kunnen zien dat wij in de begro ting thans twee ton hebben opgevoerd, gezien ook de grote problematiek rond de bodemsane ring in onze gemeente. De situatie laat niet toe dat wij meer dan twee ton in de begroting op nemen. Bovendien is het zo dat wij via de VNG al een lange tijd bezig zijn bij de minister te pleiten voor een andere verdeelsleutel, omdat de huidige verdeelsleutel niet haalbaar is voor de gemeenten. Willen wij nationaal de bodemsanering tot een goed einde brengen, dan zal de minister een groter deel van de kosten voor zijn rekening moeten nemen. Het leek ons in dit kader goed om het beleid van de VNG zoveel mogelijk te ondersteunen en deze opstelling te kiezen. De situatie in Leeuwarden is toch wel verontrustend. Het aantal gevallen van bodem sanering neemt duidelijk toe. Het ene geval is natuurlijk moeilijker dan het andere geval, maar wij zullen deze zaak hoogst ernstig moeten nemen. Samen met de VNG zullen wij moeten proberen om bij het ministerie de kwestie van de lasten die hieruit voortvloeien bespreekbaar te maken. Een moeilijk geval blijft, dat is voor iedereen duidelijk, de situatie aan het Hoeksterend. Normaliter heeft men eerst een oriënterend onderzoek, vervolgens een nader onderzoek en ten slotte een saneringsonderzoek. Wat het Hoeksterend betreft hebben wij nu twee nadere onderzoeken gehad. De rapportage daarover is een dezer dagen klaar. Ik hoop dat wij daarna op snelle wijze door kunnen gaan naar het saneringsonderzoek. Wij zullen er alles aan moeten doen om ook de eigenlijke sanering zo snel mogelijk op het saneringsonderzoek te laten volgen. Of het een en ander mogelijk is, hangt voor een groot deel af van de gelden die het ministerie in dit kader beschikbaar stelt. Ik heb goede hoop dat deze week de resultaten van het nader onderzoek bekend zijn. In de eerste week van januari heb ik een gesprek over deze zaak met de gedeputeerde, die voor doorzending naar het ministerie en voor het op de saneringslijst plaatsen verantwoordelijk is. Ik verwacht dat wij, als alles goed loopt, in de vergadering van de Commissie voor Milieuhygiëne van 11 januari met concrete voorstellen kunnen komen, zodat wij in gezamenlijk overleg met de commissie een aantal lijnen kunnen trekken met betrekking tot datgene wat in 1984 zal moeten en kunnen gebeuren. Ik geef de heer Buurman volstrekt gelijk wanneer hij zegt dat wij zullen moeten trachten om te komen tot een hoger bedrag op de begroting. Het staat ons momenteel niet goed voor ogen, mijnheer Buurman, waar dat geld, gezien onze meerjarenraming, vandaan moet komen. Samen met de VNG hebben wij hoop dat een groter deel van de kosten door het ministerie vergoed zal worden De heer Bijkersma heeft gesproken over het onderbrengen van diensten in regioverband en hij geeft daarbij als voorbeeld een uitbreiding van het gebied van onze vuilverbrandings installatie. Ik denk dat dat niet erg zinvol is, mijnheer Bijkersma, want 1984 is het laatste jaar dat wij de bevoegdheid hebben te beslissen over de plaats waar het vuil verwerkt gaat worden. De verwachting is dat één januari 1985 het Openbaar Lichaam Afvalverwijdering Friesland (OLAF) van start gaat. OLAF bepaalt wat gestort, verbrand of op een andere wijze verwerkt gaat worden. In dit raam kan ik zeggen dat er toch wel wat problemen dreigden in het kader van de herindeling. Een aantal gemeenten dat nu vuil aan ons levert, zou na de herindeling misschien een andere koers op kunnen gaan. Met de betrokken gemeenten heeft hierover in november een gesprek plaatsgevonden. Wij mogen er op dit moment vanuit gaan dat het in 1984 op volle capaciteit draaien van de vuilverbrandingsinstallatie gewaarborgd is. De heer Bijkersma heeft gepleit voor extra lage elektriciteitstarieven voor nieuwe en jonge bedrijven. Hij vindt dat wij economisch bezig moeten zijn en dat dit college de economie dient te ondersteunen. Ik ben het laatste volstrekt met de heer Bijkersma eens. Wat de lage elek triciteitstarieven betreft, wij hebben in het kader van de vaststelling van tarieven voor de bedrijven, in navolging van de provincie, al iets gedaan. Ik ben mij ervan bewust dat voor veel kleinere bedrijven - ik denk dan met name ook aan de middenstand - de energienota een erg belangrijke kostenpost is. Ik ben van mening dat wij uit concurrentie-overwegingen nieuwe bedrijven op dit stuk van zaken niet tegemoet moeten komen. De gemeente doet erg veel aan voorlichting aan en begeleiding van nieuwe bedrijven. De suggestie van de heer Bijkersma vind ik geen goede suggestie. Mevrouw Van der Werf heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de Wet op de geluid hinder. Met name voor een aantal flats langs de rondweg, en dan gaat het vooral om die flats die gelegen zijn vlakbij stoplichten, is de geluidshinder een groot probleem. De geluidhinder neemt duidelijk toe. Het afgelopen jaar is een aantal metingen verricht door onze geluidmeet- dienst. Er is op een aantal plaatsen sprake van geluidhinder die niet meer verantwoord is. Vooruitlopend op groot onderhoud zijn er plannen om geluidwerend glas in woningen aan te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 27