Aan de orde is thans agendapunt 1 Beleidsplan 1984-1988 en begrotingen 1984, onderdeel
a. algemene en financiële beschouwingen.
Punt 1 (bijlage nr. 320).
a. algemene en financiële beschouwingen.
Mevrouw Brandenburg-SjoerdsmaMijnheer de voorzitter, leden van de raad. Bij de
vorige algemene beschouwingen op 11 april van dit jaar heb ik gezegd: "Er bestaat in dit
land, uitgaande van de feitelijke situatie zoals die nu is, weinig verschil van mening over het
feit dat er bezuinigd moet worden, enkele groepen die er anders over denken uitgezonderd.
Het verschil van mening gaat over de vraag naar de mate en het tempo waarin en de wijze
waarop." De rijksoverheid heeft in de afgelopen maanden kans gezien een groot deel van die
"goodwill" te verspelen door groepen mensen tegen elkaar uit te spelen en bij de bezuinigingen
steeds wisselende groepen het kind van de rekening te laten worden. De ambtenaren hebben
de slag voor 1984 verloren. De 3% loonsverlaging gaat door, maar zij hebben met hun acties,
waaraan - en dat was het bijzondere in deze geschiedenis - alle ambtenarenbonden meededen,
laten zien wat de regering nog te wachten staat indien in de toekomst niet op fatsoenlijke
wijze kan worden onderhandeld over de lonen en andere arbeidsvoorwaarden. De ambtenaren,
trendvolgers en uitkeringsgerechtigden hebben zo fel van zich afgeslagen, omdat zij beseffen
dat zij de groep vormen die door de regering het gemakkelijkst kan worden aangepakt. Blijft
echter de vraag waarom de regering de plannen van de vakbeweging steeds van tafel heeft
geveegd; plannen die koersten op solidariteit tussen werkenden en niet-werkenden.
Anderen hebben overlast gehad van de ondernomen acties. De regering heeft door star
op haar standpunt te blijven staan het risico genomen dat bevolkingsgroepen tegenover elkaar
kwamen te staan, iets wat in een democratisch land tegen bijna elke prijs moet worden voor
komen
Een andere groep die sinds 1980 veel heeft moeten inleveren wordt gevormd door de
jongeren. In 1981 werd het minimum-jeugdloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen verlaagd
met 7% tot 10%, de RWVV-uitkering werd teruggebracht en een wachtperiode van een halfjaar
voor schoolverlaters werd ingevoerd. In 1982 werd de RWW-uitkering voor thuiswonenden
van 16 en 17 jaar afgeschaft en in 1983 is een WWV-uitkering voor alle jongeren beneden 23
jaar helemaal van de baan. Bovendien wordt in dit zelfde jaar een verlaging van het minimum
jeugdloon van 10% doorgevoerd en wordt het recht op WW pas van kracht na 130 gewerkte
weken, dus na 3 jaar.
Met al die bezuinigingen is voor jongeren noch voor anderen een verruiming van de
werkgelegenheid bereikt. Integendeel, het aantal werklozen neemt nog steeds toe. Het aantal
werklozen ligt op dit moment boven de 800.000, waarvan zo'n 35% bestaat uit jongeren bene
den 23 jaar.
Sinds kort klinken er hoopvolle geluiden uit het bedrijfsleven, in die zin dat de winst
cijfers over het eerste halfjaar van 1983 over het algemeen een groei vertonen. De 250 groot
ste ondernemingen hadden eind juni 18 miljard gulden aan liquide middelen in hun bezit:
2 miljard meer dan een jaar eerder. Desondanks wordt er weinig gedaan aan het scheppen
van nieuwe arbeidsplaatsen. Er wordt niet geïnvesteerd, men wacht af. De overheid zou deze
spiraal kunnen doorbreken door zelf te investeren, waardoor zuigkracht ontstaat en het be
drijfsleven mee omhoog wordt getrokken. Die mogelijkheid wordt door deze regering echter
niet benut. Het moet de regering toch duidelijk zijn dat het pompen van geld in bedrijven
via lage vennootschapsbelasting (in Nederland 43%, in de ons omringende landen circa 10%
meer) en WIR-premies alleen, niet tot het gewenste doel leiden indien niet aan de vraagkant
mogelijkheden worden geschapen. Een oplopende vraag, afzet dus, kan niet alleen uit het
buitenland verwacht worden. Wat de regering ons inziens zou moeten doen om de investerin
gen op gang te krijgen is zelf investerenniet te bang zijn om het financieringstekort nog
wat te laten oplopen. Het verdient zich vanzelf terug. Er daagt nu een klein lichtpuntje in
de vorm van het "terugploegen" van uitkeringen; ik kom daar straks nog op terug.
De regering bezig ziende heb ik het gevoel dat zij onder een glazen stolp zit, onbereik
baar voor wie daar buiten zit en het beeld buiten vertekend ziend. Men komt met allerlei be
zuinigingen, zoals de invoering van schoolgeld, die dan uiteindelijk niet doorgaat. De onrust
is echter gezaaid. Zo gaat het ook bij de nieuwe opzet voor de betaling van de bejaarden
oorden. De neveneffecten van allerlei bezuinigingsmaatregelen, die een kind kan zien, wor
den bij de berekening van de besparingen buiten beschouwing gelaten en dat zijn dan weer
de niet voorziene stroppen die een volgende maatregel noodzakelijk maken. Een sprekend
voorbeeld is ook de Beeldende Kunstenaars Regeling. Staatssecretaris De Graaf wil 2500
kunstenaars uit deze regeling halen om hen in een normale bijstandsregeling onder te brengen.
Wat levert dat op? Alleen maar ongelukkige mensen en een kleine bezuiniging.
Ministers vertellen voor de t.v. dat zij werken van 's morgens 9 tot 's avonds 12 of later.
Ik geloof het graag, maar ik heb het niet zo begrepen op politieke bestuurders, die zulke
lange dagen maken dat zij geen tijd meer hebben om waar te nemen wat er om hen heen
gebeurt. Het worden superambtenaren, met alle respect overigens voor ambtenaren.
Door de TH-Twente is een onderzoek verricht naar de ontwikkeling van de werkgelegen
heid in de periode 1978-1983 bij de verschillende overheden. Daaruit komen sprekende cijfers
naar voren. In de genoemde periode was de toename in menskracht op de ministeries 11,5%,
bij de provincies 14,5% en bij de gemeenten 9,2%. Zes jaar praten over overheveling van
rijkstaken geeft de grootste groei te zien op de ministeries. Zelfs de voorgenomen teruggang
van 2% bij het rijkspersoneel zal in de praktijk niet meer dan 1% bedragenomdat zoveel uit
zonderingen zijn toegestaan.
Deze regering komt kil over op de mensen. Steeds weer wordt een aanslag gepleegd op
het inkomen van dezelfde groepen. Vorig jaar is de beruchte eigen bijdrage van f. 2,50 per
recept ingevoerd als bezuiniging in de gezondheidszorg, naast allerlei andere bezuinigingen
in de gezinszorg en de bejaardenzorg. Nu wordt overwogen de eerste twee dagen in het
ziekenhuis niet meer door de ziekenfondsen te laten betalen. Ouderen maken in verhouding
meer gebruik van de ziekenhuisvoorzieningen. Men kan zich daar weer tegen verzekeren
voor een bedrag van circa f. 90,per jaar. Het besteedbaar inkomen dat overblijft wordt
steeds kleiner. Een nieuwe oprisping van CDA en VVD is dat iedereen 5% minder ziektegeld
krijgt en dat de eerste ziektedag niet zal worden uitbetaald.
Van gemeenten wordt door de burger verwacht dat verdere aanslagen op de portemonnee
door middel van verhoging van belastingen en heffingen uitblijven. De gemeente heeft weinig
mogelijkheden om via haar belastingplicht mensen met lage inkomens te ontzien. Het is in
principe ook niet de taak van gemeenten om inkomenspolitiek te voerenwat echter niet inhoudt
dat wij in deze situatie niet zouden moeten doen wat mogelijk is. Het blijft opereren in de marge.
Sommige gemeenten propageren meer gebruik te maken van de mogelijkheid kwijtschelding
van gemeentelijke belasting te vragen. Het scheppen van enige regeling in deze zogeheten
Opsterland-constructie is de grote moeilijkheid. Misschien is het te koppelen aan de normen
die gelden voor de eenmalige extra uitkering aan degenen met een minimum inkomen. Wij
vragen het college daarom na te gaan wat de toepassingsmogelijkheden zijn en welke finan
ciële consequenties dat voor de gemeente zal hebben. Om ons verzoek enige kracht bij te
zetten het volgende: De gemeente Rotterdam heeft een onderzoek ingesteld naar de inkomens
en uitgaven van huishoudingen op het niveau van het sociaal minimum. Men was ervan over
tuigd dat de door de regering geproduceerde cijfers over vermindering van koopkracht en
de effecten van over elkaar heen buitelende bezuinigingen niet gebaseerd zijn op wat er
werkelijk aan de hand is bij het onderste deel van de inkomensverdeling, maar betrekking
hebben op Jan Modaal. Ook die heeft het moeilijk, maar kan niet model staan voor de familie
Splinter, aldus het Rotterdamse rapport Minima zonder marge. Enkele conclusies uit dat
rapport wil ik kort noemen. Het onderzoek is uitgevoerd in een tiental gemeenten, alle stede
lijke samenlevingen (van Rotterdam tot Zeist), en het betrof die huishoudingen die in 1982 de
eenmalige extra uitkering ontvingen. Over die groep gaat het dus. 25% van die huishoudingen is
aan woonlasten meer dan 40% van het inkomen kwijt. Dat betekent dat bij prijsstijging in die
sector of bij wijziging in de huursubsidie er direct minder geld is voor kleding en voeding.
De kinderbijslag levert een wezenlijk aandeel in het betalen van de vaste lasten. Wijzigingen
in de kinderbijslag hebben daarom grote consequenties voor de bestaanszekerheid van deze
huishoudingen. 50% van deze huishoudingen heeft te maken met een of meer schuldeisers en
40% lost die schulden ook daadwerkelijk af. Deze huishoudingen met schulden vallen nagenoeg
samen met de echtparen of samenwonenden met kinderen. Een groot deel van de schulden is
ontstaan in de periode dat het inkomen minimaal was. 27% van de ondervraagden houdt na
aftrek van de vaste lasten minder dan f. 500,per maand over voor voeding, kleding en
onvoorziene uitgaven. Van deze huishoudingen betaalt 65% wel onroerend goedbelasting. In
de gemeenten waar het onderzoek plaatsvond was dat gemiddeld f. 180,per jaar.
Van verschillende kanten is men bezig voorstellen te formuleren met betrekking tot de
woonlastenproblematiek. In Leeuwarden is opgericht het Woonlastenoverleg, bestaande uit
verschillende huurdersgroepen en politieke groeperingen. PvdA, PAL en FNV komen binnen
kort met een notitie over deze problemen. Verder is ons bekend dat het probleem woonlasten
een apart hoofdstuk zal vormen in de nota Volkshuisvesting. Misschien kan het college mee
delen wanneer deze nota in de raad kan worden behandeld.
Wat betekent het huidige rijksbeleid voor onze gemeente? Een budgettaire positie die
structureel uit balans is geraakt, terwijl wij weten dat het eind nog lang niet in zicht is.
Voor zover nu te voorzien zullen de tekorten oplopen van circa 3,5 miljoen gulden in 1984
tot 8,3 miljoen in 1988, ervan uitgaande dat de in de laatste jaren voorgenomen herwaarde
ringen ook werkelijk zullen opleveren wat is becijferd. Waarschijnlijk zal dat niet in alle ge
vallen gehaald worden. Daarbij komt nog dat aan de gemeente de uitvoering van een aantal
wetten zal worden opgedragen, namelijk de Leegstandwetde Wet geluidhinder, de Wet op
het basisonderwijs, de Wet voorzieningen gezondheidszorg en de Wet op de arbeidsomstandig
heden. In een gesprek in NRC-Handelsblad deelde de heer Berg, hoofddirecteur van de
VNG, mede dat de gemeenten deze wetten niet kunnen uitvoeren bij gebrek aan middelen.
Met betrekking tot het deel van de bijstandskosten dat voor rekening komt van de ge
meenten, is door de VNG becijferd dat dat in de periode 1983-1984 zal stijgen met 311 miljoen