60
in op de opkomst van de Centrumpartij. Wij delen haar zorg op dit punt. Ook wij zijn van
mening dat de gemeente een verantwoordelijkheid heeft in het bestrijden van racistische en
fascistische tendensen door de oorzaken daarvan aan te pakken. Overigens is deze hele pro
blematiek aan de orde geweest bij de behandeling van de nota van het Frysk Anti-Faksisme
Komitee. Ik zal hierop dan ook nu niet verder ingaan.
Mevrouw De Jong is ook ingegaan op de problematiek rond de Postbank. Wat aanvankelijk leek
te leiden tot extra werkgelegenheid, dreigt nu zelfs om te slaan in verlies van arbeidsplaatsen.
Wij zijn het met D'66 eens dat dit een zeer onjuiste en teleurstellende gang van zaken is. Niet
alleen wordt de Postbank nu definitief in Amsterdam gevestigd - vestiging in Leeuwarden
gaat dus niet door maar bovendien dragen de plannen met betrekking tot de opzet van de
Postbank het risico in zich dat bij de Girovestiging in Leeuwarden arbeidsplaatsen verloren
gaan. Wat dat laatste betreft zijn wij echter enigszins gerustgesteld door het college.
Mevrouw De Jong spreekt ten slotte uit dat haar grootste zorg is de zwakkeren in de
samenleving. Op dat punt delen wij haar zorg; in eerste instantie ben ik daar ook uitvoerig
op ingegaan.
Ik kom dan nu bij het betoog van de heer Buurman. De heer Buurman heeft zo zijn eigen
benadering van de wereld om hem heen, maar dat hebben wij natuurlijk allemaal. Het valt mij
altijd wat moeilijk hem te bestrijden of te critiseren - je denkt dat er toch geen zalf aan te
strijken is - maar het moet nu toch maar eens gebeuren. De teneur van een deel van het
verhaal van de heer Buurman is de "anderen", Altijd vallen dan de in wezen voor mij beledi
gende woorden "brood en spelen". Ik ga daar niet verder op in, ik laat de heer Buurman zitten
met de gemakkelijke opvatting over de "anderen". De heer Buurman heeft het ook gehad over
de overbezorgdheid van de overheid, het zogenaamde doodknuffelen. Zeg nu eens precies wie
en wat u bedoelt, mijnheer Buurman! Het verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van de
eigen situatie is bij het overgrote deel van de burgers uitstekend ontwikkeld. Is het vast
leggen in wetten van rechten en plichten voor minder florissante situaties, zoals werkloosheid,
ziekte en invaliditeit en vaak voorkomend uit slechte arbeidsomstandigheden niet een uiting
van zorg voor elkaar binnen de samenleving? De partijgenoten van de heer Buurman hebben
in de Kamer wel voor een korting van 3% voor de uitkeringsgerechtigden gestemd. Ik begrijp
nu dat dat een anti-knuffelactie is.
Het zal de heer Buurman niet verwonderen dat wij zijn opvatting over emancipatie niet
delen. De heer Buurman heeft het gehad over het huwelijk. Het huwelijk is een door de
eeuwen veranderend instituut gebleken. Ons inziens kan dat het beste slagen als binnen de
wet ook de gelijkwaardigheid wordt vastgelegd. De heer Buurman wil ongelijkwaardigheid in
stand houden en er dan vervolgens niets mee doen, gelukkig, blijkbaar, want heerser en
heer zijn - de heer Buurman heeft het letterlijk zo gezegd - passen niet binnen de man-vrouw
relatie. Nu, dat is prettig om te horen. Maar zolang er nog wetten nodig zijn om geweld bin
nen het huwelijk strafbaar te stellen, blijven wij ons inzetten voor gelijkwaardigheid ongeacht
biologische verschillen.
Uw honden bij de politie, mijnheer Buurman, vallen in dezelfde categorie als de eigen
ordediensten van de VVD: symptoombestrijding.
Ik wil dan nu nog even ingaan op een paar brieven die gisteren op onze tafels zijn gelegd.
Wat betreft de brief van de Bestuurscommissie Schooladviesdienst lijkt het ons het meest zin
vol daarover eerst te spreken in de Commissie voor het Onderwijs en daarna bij de behande
ling van het beleidsplan 1985-1989, zoals het college ook voorstelt in de aanvullende raads-
brief
De ABOP doet in zijn brief enige suggesties tot bezuinigingen. Deze suggesties moeten
eerst worden bekeken
Wat de brief van het No-Nonsense Overleg Leeuwarden betreft het volgende. In de alge
mene beschouwingen hebben wij uitgebreid aandacht besteed aan de problemen van de minst
draagkrachtigenonder anderen via het Rotterdamse rapport Minima zonder margeen aan
gedrongen op onderzoek naar mogelijkheden die de gemeente heeft met de Opsterland-con-
structie.
De heer Pruiksma: Mijnheer de voorzitter, daar waar u de begroting aanduidt als de adel
brief van de politieke democratie, hebt u de neiging voor te stellen het harnas maar eens op
te poetsen want de begrotingen hebben ons zo langzamerhand toch wel een eindje achterop
gebracht. Naar wat u hebt gezegd over de centrumpositie van Leeuwarden en de vergoedin
gen die tot een behoorlijke versteviging van die positie zouden kunnen strekken, heeft mijn
fractie met instemming geluisterd.
In het telegram aan de staatssecretaris - hieruit volgt het gesprek in januari 1984 - is
gezegd dat de eerste vijf jaar geen reden bestaat tot ongerustheid. Het is toch niet zo dat
daarin impliciet ligt besloten dat dan ook alle armoede in 1989 in een keer tot uitbarsting zal
komen? Wij gaan daar althans niet vanuit.
Wat de Algemene Faculteit betreft - het gaat hier ook voor een deel om een reactie op dat
wat wethouder De Vries heeft gezegd -, een propaedeuse rechten en economie kan nooit een
behoorlijk alternatief zijn voor een algemene faculteit.
61
Met instemming heeft mijn fractie kennis genomen van de mededeling van de voorzitter
dat de spreiding van rijksdiensten nog steeds door het college als een keiharde toezegging
zal worden beschouwd. Ik vind dat ook juist.
Over de regionale situatie nog het volgende. Ik heb niet gesproken over afbouw, inkrim
pen of wat dan ook van de regionale verhoudingen en taken. Wij hebben ons afgevraagd in hoe
verre men nu concreet noodzakelijke bezuinigingen naar regionale structuren zal moeten ver
talen. Wij denken dat men daar toch een wat afgewogen oordeel over moet hebben en dat men
op basis van dat afgewogen oordeel een beslissing moet nemen. Voor het overige geven de
opmerkingen van de voorzitter mij geen aanleiding daarop te reageren.
Wethouder Kessler heeft gesproken over de financiële ruimte die van de gemeente wordt
genomen, doordat wij een deel van de bijstandsuitkeringen voor eigen rekening moeten nemen.
Ik moet zeggen dat de gedachte, die gisteren door mevrouw Brandenburg in haar algemene
beschouwingen werd geuit, mijn fractie sympathiek voorkomt. Als die ertoe zou kunnen lei
den dat, zoals zij zei, er 5% in plaats van 10% voor onze rekening zou kunnen blijven, dan
zijn wij ook van het steunen ad hoc van Den Haag ten aanzien van de gemeente af. De motie
die door de PvdA is ingediend en die van de voorzitter volgnummer 1 heeft gekregen wordt
door mijn fractie ondersteund.
Dat wethouder Kessler heeft gesteld dat er van de kant van het college geen demonstratie
begroting valt te verwachten heeft op zich onze instemming.
Het voorstel inzake de Opsterland-constructie wachten wij met belangstelling af. Wij heb
ben toch de indruk dat het correct is hier te stellen dat van die constructie op zich bepaald
geen wonderen mogen worden verwacht, gelet op taken en bevoegdheden zoals de Invorde-
ringswet die sinds jaar en dag kent.
Er is nog geen exact inzicht in aantallen, aldus de wethouder, als het gaat over de werk
lozen die kunnen worden ingeschakeld wanneer Bouwen Werkt tot een voldragen zaak in
Leeuwarder verhoudingen zal worden. Wij wachten inderdaad maar af tot het beleidsplan
1985-1989 en wij hopen er het beste van.
De nota over de werkgelegenheid komt binnenkort in de betreffende commissie. Ik denk
dat wethouder Kessler doelt op de vergadering van 4 januari 1984. Als Den Haag de zaak nog
meer vertraagt, moeten wij maar, a la gedeputeerde Van der Til, zelf beginnen.
Ik kom nu bij het betoog van wethouder Geerts. Ik wil hem bedanken voor de zeer uit
voerige beantwoording van hetgeen wij in de algemene beschouwingen hebben aangedragen.
Het eerste punt waarover ik een opmerking wil maken is de kwestie van de ISR. Wij zijn met
de wethouder van mening dat wij ook van het laatste staartje van de ISR een optimaal gebruik
moeten maken. Dan zal inderdaad, als er op het punt van de planning een wat afwijkende
procedure moet worden gevolgd, de procedure van geval tot geval bekeken moeten worden.
Ik kan mij namelijk levendig voorstellen dat het belang van de zaak een afwijkende, snelle
procedure nodig maakt.
Toen wethouder Geerts sprak met betrekking tot Bouwen Werkt over de brief van het
Ministerie van VROM, heb ik niet goed begrepen of hij daarbij het woord "indicatief" of het
woord "imperatief" gebruikte. Volgens mij heeft hij "indicatief" gezegd. (De heer Geerts
(weth.): Ja.) Het woord "imperatief" zou ons namelijk in een wat andere positie brengen ten
opzichte van de rest van Friesland. Die positie ambiëren wij niet.
Over de bestemmingsplannen het volgende. Ik heb niet gesproken over Wiardaburen,
maar ik heb in het algemeen bestemmingsplannen op het oog gehad waarvan de realisatie 15
tot 20 jaar op zich laat wachten. Waar het ons om gaat is dat men, bij handhaving van de
bestemmingsplannen en gelet op de huidige stand daarvanconsequent genoodzaakt is forse
bedragen bij te boeken. Aldus legt men grote bedragen geld vast. Als de wethouder zegt dat
men met het intrekken van bestemmingsplannen voorzichtig moet zijndan ben ik dat volstrekt
met hem eens. Maar ik ben het niet met hem eens als hij zegt dat men alle plankosten die tot
zover gemaakt zijn ook weggooit. Ik heb de stellige indruk dat, als men over bijvoorbeeld
15 jaar zou moeten beginnen met een plan dat nu in de bureaulade ligt, van de twee miljoen
gulden, om dat bedrag maar even aan te houden, al een deel vertrokken is, nog daargelaten
de omstandigheid dat men al die jaren wel het nodige aan rente heeft moeten bijboeken. Voor
het overige kan ik met de reactie van wethouder Geerts akkoord gaan.
Over het punt van de volkshuisvesting toch nog even het volgende. Wij hebben niet ge
zegd dat er meer duurdere woningen gebouwd zouden moeten worden. Wij hebben de vraag
gesteld of, gelet op de bestaande cijfers, waarbij de adspirant-huurder aan het bestand
moet opgeven welk huurniveau hij wenst te gaan betalen, en op het feit dat het huurniveau
niet steeds in aantallen overeenstemt met de beschikbare woningen in onze planning, er wel
licht iets mankeert aan het huurniveau zoals de adspirant-huurder zich dat voorstelt. Is de
adspirant-huurder geneigd het huurniveau te laag in te schatten naar zijn eigen positie toe?
Als dat niet het geval is moet wellicht de vraag aan de orde komen of wij onze planning moeten
aanpassen. Ik heb bepaald niet willen pleiten voor de bouw van duurdere woningen, want ik
denk dat dat de problemen in het kader van de volkshuisvesting niet oplost.
Ik wil over het Roekenest ook nog een opmerking maken. Wethouder Geerts trekt twee
zaken bij elkaar. Hij zegt namelijk dat het hier gaat om een probleem in het kader van de