70
ves, die al een aantal jaren zijn uitgehold, weer op te bouwen. (Mevrouw Brandenburg-
Sjoerdsma: In een u welgezinde krant, de NRC, werd zelfs de veronderstelling geopperd of
men het geld misschien belegde in overheidspapierenU moet zich eens voorstellen wat er dan
gebeurt!) Ik weet niet of het beleggen in overheidspapieren altijd de meest ideale vorm van
beleggen is. Ik wil wat dat betreft de vrijheid van de bedrijven niet aantasten en ik ga ook
niet op de stoel van de directie van verzekeringsmaatschappijen zittenDit was een reactie
op de opmerkingen van mevrouw Brandenburg over de winsten.
Mevrouw Brandenburg heeft een opmerking gemaakt over het feit dat ik gesuggereerd
zou hebben dat wij terug moeten naar het systeem van ordediensten. Zij heeft daarbij naar
voren gebrachtzij heeft dat gelukkig heel vaag gedaan en ik weet niet of iedereen het ver
staan heeft - ik in ieder geval wel -, dat mijn suggestie haar deed denken aan een periode
van 50 jaar geleden. Mevrouw Brandenburg mag natuurlijk zo denken. (Mevrouw Brandenburg-
Sjoerdsma: Ik heb het met opzet heel voorzichtig gezegd.) Ik heb ook gezegd dat ik de indruk
heb dat veien uw opmerking niet hebben verstaan, ik heb die in ieder geval wel verstaan.
Ik heb niet over ordediensten gesproken, maar ik heb over veiligheidsfunctionarissen gespro
ken en daarbij verwezen naar het bedrijfsleven. Ik wil nog wel een paar instituten noemen
die gebruik maken van veiligheidsfunctionarissen. Bijvoorbeeld gemeentelijke instanties,
woningbouwverenigingen, die in de nachtelijke uren hun in aanbouw zijnde woningen laten
bewaken opdat er niet gestolen wordt, en de Nederlandse Spoorwegen. In de discussies rond
het beroepsvoetbal is naar voren gekomen dat men van de directies van de stadions verwacht
dat zij eigen veiligheidsfunctionarissen aanstellen om de rebellie in de stadions in de kiem te
smoren. Dat kan niet alleen de politie doen. Ik heb het een en ander gesteld op grond van
het feit dat de druk op de politie wordt vergroot door onder anderen voetbalwedstrijden en
manifestaties. Die druk mag niet tot gevolg hebben dat er met betrekking tot de veiligheid van
andere burgers te kort wordt geschoten. Maar ik wens niet, mevrouw Brandenburg, dat er
in de geest van 50 jaar geleden ordefunctionarissen komen. Dat heeft u mij niet horen zeggen.
Ik vind het erg jammer dat u dat gezegd hebt, maar ik denk dat u het een en ander zo ook
niet bedoeld hebt.
Ik wil hiermee mijn reactie in tweede instantie beëindigen, mijnheer de voorzitter.
Mevrouw Van der Werf: Naar aanleiding van het antwoord van het college wil ik eerst
iets zeggen over de opmerkingen van de voorzitter. Ik heb begrepen dat het college een zeer
alert en actief beleid voert met betrekking tot de universitaire en hbo vestigingen die wij hier
naar toe zouden moeten halen. Ik kan dan ook volledig de typering onderschrijven van de
voorzitter met betrekking tot datgene wat wij nu toegeschoven krijgen.
Wij zijn ook blij met het door het college gevoerde beleid met betrekking tot de geruchten
en de problemen rond de PTT.
Wij zijn eveneens blij met de aankondiging van de voorzitter dat er snel begonnen zal
worden met de evaluatie van de commissiestructuur. Met de evaluatie zal dus niet worden ge
wacht tot het eind van de zittingsperiode. De opmerking van de voorzitter dat deze snelle
aanpak mede ingegeven wordt door bezuinigingsdrift, zal ik voorlopig maar beschouwen als
een losse flodder of een schot voor de boeg. (De Voorzitter: Een eruptie van eerlijkheid.)
In ieder geval zijn wij er zelf altijd nog bij. Ik wil er alleen wel op wijzen dat ik er gisteren
in mijn algemene beschouwingen ook al op heb gewezen dat een te ver doorgevoerde neiging
tot efficiency en bezuinigingen wel eens kan leiden tot het afbrokkelen van democratische
verworvenheden. Wij zullen daar bij de evaluatie van de commissiestructuur heel alert op zijn.
Een van de motieven voor het instellen van commissies in onze gemeente was het vergroten
van de zeggenschap in en de invloed op het hele besluitvormingsproces van zowel de Leeuwarder
bevolking als de Leeuwarder gemeenteraad. Wij hebben er regelmatig onze twijfel over uitge
sproken of die zeggenschap en invloed wel zo goed zijn gerealiseerd. In ieder geval zal wat
ons betreft genoemd motief de invalshoek blijven bij het evalueren van het commissiestelsel
en niet: hoe kunnen wij geld halen.
Wethouder Kessler is op een aantal punten van mijn betoog ingegaan. Hij is ingegaan op
het feit dat het college het niet eens is met onze benadering dat het mogelijk zou moeten zijn
voor de taken die wij krijgen opgedragen door het rijk, maar waarvoor wij onvoldoende mid
delen krijgen, pro memorie te ramen, in de zin van "nog te verrekenen met het rijk". Ik heb
in dit verband verschillende citaten naar voren gebracht van VNG-woordvoerdersDe wet
houder zegt dat het probleem hierbij is dat men op termijn begrotingstekorten creëert en dat
men de problemen vooruitschuift en maar moet afwachten of g.s. het een en ander goedkeuren.
Vervolgens zegt de wethouder dat deze oplossing niet volstrekt onbespreekbaar is voor het
college en dat het deze lijn in feite ook al volgt. Ik vind het een wat vreemde redenering.
Eerst noemt de wethouder allerlei bezwaren tegen de door ons voorgestelde oplossing en ver
volgens zegt hij dat het college deze lijn eigenlijk al volgt. Volgens wethouder Kessler is
hier in ieder geval geen sprake van bestuurlijke ongehoorzaamheid, maar van optimistisch
ramen. Ik constateer alleen dat wij een wat directer taalgebruik hebben voor dit soort zaken
en dat wethouder Kessler een wat verhullender taalgebruik heeft. In ieder geval zijn wij het
kennelijk eens met elkaar. Alleen, wij voeren de door ons voorgestelde oplossing door in een
71
aantal andere taken en niet slechts ten aanzien van de te verwachten stijging van de bijstands-
vergoeding.
Van onze motie zegt wethouder Kessler dat deze deels overbodig is en dat het college het
er deels niet mee eens is. Over "deels overbodig" zou ik willen zeggen dat het inderdaad
juist is dat wij in april een soortgelijke afkeuringsmotie hebben ingediend, die is ondersteund
door de fractie van de PvdA. Wij zijn echter van mening dat wij niet vaak genoeg duidelijk
kunnen maken hoe wij denken over het politiek-financieel beleid van deze regering. Elke
begrotingsbehandeling willen wij aangrijpen om dat standpunt duidelijk te maken, want dan wor
den wij namelijk steeds met die problemen geconfronteerd. Wethouder Kessler zegt dat er ten
aanzien van het in de motie gestelde onder punt 2, sub b tot en met f, sprake is van bestuur
lijke ongehoorzaamheid en dat het college de motie daarom niet steunt. Misschien kan de wet
houder voor "bestuurlijke ongehoorzaamheid" ook een andere term vinden om vervolgens de
motie wel te kunnen steunen. Wij worden hier geconfronteerd met beslissingen die democra
tisch genomen zijn volgens de spelregels die daarvoor afgesproken zijn. Ik wil er wel op wijzen
dat "democratie" niet alleen een procedurekwestie is, maar ook een inhoudelijk begrip is. Als
er aan de hand van bepaalde spelregels besluiten worden genomen die een groot deel van de
bevolking onrecht aandoen, dan is ons inziens het moment aangebroken dat de gemeentelijke
overheid haar verantwoordelijkheid moet kennen in het zo goed mogelijk opkomen voor de be
langen van de bevolking van haar stad. Men zal dan naar middelen en wegen moeten zoeken
die verder gaan dan het keer op keer opnieuw overleggen om vervolgens nul op het rekest
te krijgen.
Wethouder Kessler heeft ook gereageerd op onze voorstellen met betrekking tot de ver
betering van de positie van de minima en het kwijtscheldingsbedrag, de Opsterland-construc-
tie. De wethouder heeft niet al te diep op deze materie in willen gaan, omdat het college hierop
nog terug zal komen. Wel wil de wethouder in ieder geval de keuze maken. Zijn wij bereid op
actieve wijze bekendheid te geven naar de bevolking toe over de mogelijkheid van kwijtschel
ding van belastingen? Dat is precies wat wij in onze tegenbegroting en in onze algemene be
schouwingen duidelijk hebben willen maken.
De wethouder heeft toegezegd dat het punt van het optrekken van het vrijstellingsbedrag
van het gebruikersaandeel van de onroerend goedbelasting bij het opnieuw vaststellen in 1985
van dit bedrag aan de orde komt. Hij heeft bovendien toegezegd dat er dan een overzicht zal
worden gegeven van de verschillende mogelijkheden voor het optrekken van het vrijstellings
bedrag en de consequenties daarvan. Ik zou de wethouder willen vragen om deze materie
heel tijdig in de Commissie voor de Financiën aan de orde te stellen, zodat wij wat dat betreft
er vanaf het begin over mee kunnen praten
De door ons voorgestelde compensatiemaatregel wijst wethouder Kessler van de hand.
Ten eerste is er volgens de wethouder geen geld voor. Wij hebben door middel van onze be
groting willen aantonen dat een compensatie wel mogelijk is. Ten tweede zegt de wethouder
dat staatssecretaris De Graaf er op heeft gewezen dat zo'n compensatiemaatregel niet mogelijk
is. Wanneer men zo'n maatregel wel in zou voeren, dan zou het compensatiebedrag moeten
worden afgetrokken van de bijstandsuitkering. Ik vind het nogal vrij voorbarig om op basis
van een dergelijke uitlating van de staatssecretaris te zeggen dat wij die compensatiemaat
regel dan maar niet moeten invoeren. In het bewuste krantenartikel las ik ook dat woorvoer-
ders van de VNG er op wezen dat het ministerie in feite precies hetzelfde doet met zijn een
malige uitkering, namelijk deze ook niet in mindering brengen op de bijstandsuitkering. Vol
gens genoemde woordvoerders moet het dus maar eens worden aangetoond waarom de gemeen
ten niet zo'n compensatiemaatregel zouden kunnen nemen. Iets heel anders is dat die discussie
niet direct aan de orde is voor wat betreft de maatregel die wij voorstellen. Wij hebben de
maatregel namelijk heel duidelijk gepresenteerd als een compensatiemaatregel voor de geste
gen gemeentelijke tarieven. Ik kom hiermee op het punt dat de wethouder zegt dat onze
voorgestelde maatregel overbodig is, wanneer het college gaat zitten op de lijn van de
Opsterland-constructieOnze voorgestelde compensatie is niet gebaseerd op de verhoging
van de onroerend goedbelasting, de rioolbelasting, de reinigingsrechten en dergelijke, maar
is gericht op de tarieven, leges, heffingen en dergelijke die niet onder het kwijtseheldings-
beleid vallen. Ik heb in dit verband reeds genoemd de verhoging van allerlei prijskaartjes,
de verhoging van de tarieven voor de sporthallende verhoging van het abonnement voor
kabelaansluiting, enz. enz. Vandaar dat wij ook maar op het bedrag van f. 50,terecht
gekomen zijn. De wethouder vraagt zich ten slotte af of men als gemeente een eigen inkomens
politiek mag voeren. Nogmaals, onze voorgestelde compensatiemaatregel is niet bedoeld als
het voeren van een inkomenspolitiek, maar als een compensatie voor het noodzakelijk geachte
beleid van het verhogen van allerlei tarieven en dergelijke.
Wethouder Kessler heeft ook een opmerking gemaakt over het emancipatiebeleid. Ik moet
zeggen dat ik toch wel een beetje versteld sta als de wethouder beweert dat Leeuwarden
toonaangevend zou zijn op het gebied van het emancipatiebeleid. Ik zou daar graag wat argu
menten voor willen horen, want die heb ik namelijk niet gehoord. Als men het emancipatie
beleid van Leeuwarden vergelijkt met dat van een of ander willekeurig dorpzou men mis
schien kunnen zeggen dat Leeuwarden wat dat betreft toonaangevend is. Maar als men ons