6 - dat de overwegingen die in 1979 hebben geleid tot de aanwijzing tot groeipool niet aan kracht hebben ingeboet; - dat door het voornemen om Leeuwarden aan te wijzen tot concentratie kern de in het recente verleden in gang gezette ontwikkelingen worden ontkend dan wel teniet gedaan en dit dan ook in tegenspraak is met het hierboven genoemde voornemen van de regering om haar consoliderende beleid vorm te geven via concentratie en uitputting van economische potenties besluit: I. er bij de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer met de grootst mogelijke klem op aan te dringen het door de regering in het verleden in gang gezette beleid ten aanzien van Leeuwarden te consolideren en derhalve Leeuwarden bij de defi nitieve standpuntbepaling ten aanzien van het beleidsvoornemen neer gelegd in de Structuurschets Stedelijke Gebieden 1983 tot stadsgewest aan te wijzen; II. de inhoud van deze motie: a. ter kennis te brengen van de minister voornoemd en de beide Kamers der Staten-Generaal; b. ter kennis te brengen aan gedeputeerde staten van Friesland en hun te verzoeken deze inhoud tot het eigen beleid te maken en dit als zodanig op te nemen in het aan de Minister voornoemd kenbaar te maken standpunt." De motie is mede-ondertekend door de fractievoorzitters van CDA, VVD, D'66 en GPV/ RPF/SGP. De fractievoorzitter van PAL heeft de motie niet mee ondertekend, want haar fractie wil zich, naar ik heb begrepen, nog over de motie beraden. (De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen. Deze motie krijgt volgnummer 2.) Terug naar de ons inziens overbodige veranderingen van het rijksbeleid ten opzichte van Leeuwarden. Ik heb zoeven reeds gezegd hoe belangrijk het is dat Leeuwarden ISR-gemeente is geworden. De laatste jaren hebben wij plannen ter waarde van f. 20 miljoen per jaar kun nen voorbereiden en uitvoeren. De stadsvernieuwing blijft, naast werkgelegenheidsbeleid, de eerste prioriteit houden. In dit verband is het een goede zaak dat de rijksoverheid in het kader van de decentralisatie het Meerjarenplan Stadsvernieuwing naast de Wet op de stadsvernieuwing heeft opgesteld. Terecht wordt in deze plannen de verantwoordelijkheid op het terrein van de stadsvernieuwing bij de lokale overheid gelegd. Toch dreigt de finan ciële uitwerking feitelijk op een bezuiniging uit te draaien. Dit geldt te meer voor de gemeen te Leeuwarden die, vanwege de omvangrijke stadsvernieuwingsproblemen, niet voor niets tot ISR-gemeente is aangewezen. De door het rijk nu voorgestelde landelijke verdeelsleutel dreigt het stadsvernieuwingsproces in onze stad abrupt af te breken. Het is dan ook van het groot ste belang dat alsnog wordt gepleit voor een voor Leeuwarden gunstige c.q. rechtvaardige verdeelsleutel, eerlijke overgangsmaatregelen en een mogelijkheid tot voorfinanciering. Vorige week is de nota Bouwen Werkt van de provincie Friesland, na enkele jaren verzet van als weinig progressief bekend staande departementen, toch gehonoreerd. Dit "terug ploegen" van uitkeringsgelden kan van het grootste belang zijn voor onze stad. Niet alleen is het nodig bij aanzienlijke complexen naoorlogse woningen groot onderhoud te plegen, ook de werkloosheid in de bouw is in deze regio schrijnend. Wij hopen dat dit het begin is van een beleid op langere termijn met een groot uitstralingseffect. Wij dringen er bij het college op aan zich te beraden op de mogelijkheden van toepassing van deze regeling ook op andere terreinen De snelheid en hevigheid waarmee de economische crisis heeft toegeslagen heeft op vele terreinen radicale wijzigingen tot stand gebracht. Op het terrein van de ruimtelijke ordening uit zich dat niet alleen in een sterke terugval van de woningproductie, ook de uitgifte van industrie- en kantoorterreinen verloopt weinig planmatig. Een geactualiseerde structuurschets is, gezien de vele principebesluiten die in het verleden op basis van thans achterhaalde groei modellen zijn genomen, van groot belang. Immers, een reëel inzicht voorkomt onnodige ruimte lijke claims en verkeerde inschattingen of berekeningen van de grondopbrengsten. Ook op het gebied van het onderwijs zien wij een aantal zorgelijke ontwikkelingen op ons afkomen, die duidelijke consequenties zullen hebben voor ons lokaal onderwijsbeleid. In de eerste plaats is dat de invoering van de basisschool voor 4- tot 12-jarigen, die met ingang van augustus 1985 in de plaats moet zijn gekomen van het kleuteronderwijs en lager onderwijs. Dit wordt een moeilijke operatie, die alleen kan slagen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: uitbreiding van onderwijzend personeel om de extra wettelijke taken ook te kunnen uitvoeren, verlaging van het aantal leerlingen per klas om op meer individuele wijze te kun nen lesgeven en meer financiële middelen, omdat van 500 miljoen gulden, die nodig is om 7 kostendekkend te kunnen werken, de gemeenten onmogelijk 375 miljoen uit eigen middelen kunnen betalen. Bij vraag 196 uit de memorie van antwoord heeft het college het standpunt ten aanzien van meerhoofdige schoolleiding verwoord als volgt: in principe niet, tenzij wordt voldaan aan voorwaarden op onderwijskundig, organisatorisch en personeel terrein. Wij begrijpen deze "koudwatervrees" niet. Deze stellingname frustreert in hoge mate de discussie die momenteel in de onderwijswereld wordt gevoerd. Wij wachten het raadsvoorstel, dat in februari aan de orde komt, af, maar vragen het college zich in het te voeren overleg minder star'op te stel len dan uit het antwoord op vraag 196 valt af te leiden. Voor het voortgezet onderwijs is de discussienota Plan voor aanpak voor fusie van scho len gepubliceerd. De daarin aangedragen beleidsvoornemens zijn desastreus voor de kleinere mavo-scholen en scholen voor beroepsonderwijs. Dat zal vooral gevolgen hebben op het platteland, maar ook binnen onze gemeente worden op korte termijn twee scholen op bijzondere grondslag met opheffing bedreigd. Op langere termijn volgt de dreiging tot opheffing van onze eigen gemeentelijke mavo-scholen. Het college heeft reeds meegedeeld deze problematiek te bestuderen. Bij fusie en/of integratie van scholen voor voortgezet onderwijs zullen onder wijskundige argumenten een belangrijke rol moeten spelen. In het collegeprogram wordt de noodzaak van het tot stand komen van geïntegreerd voortgezet onderwijs benadrukt. Het blijkt dat ook het concentreren van grote scholen een beleidsvisie van deze minister is, als wij zien dat ook binnen het hbo gekomen moet worden tot zo grote concentraties dat een groot aantal, waaronder gemeentelijke, hbo-instellingen zonder fusering zou verdwijnen. De gemeente dient in deze haar taak als hoedster van een pluriform aanbod van onderwijsvoorzie ningen te vervullen. Wij adviseren het college dan ook nu alvast oriënterende besprekingen te voeren met alle hbo-besturen die daarbij zijn betrokken. Het wetenschappelijk onderwijs is nog steeds een zorgenkind. Het mag dan zijn toegezegd dat het wetenschappelijk onderwijs in Friesland, in de vorm van een Algemene Faculteit, niet wordt afgebouwd zonder behoorlijke alternatieven, wat tot nu toe is aangedragen, een aantal propaedeuse-opleidingenis volstrekt onvoldoende. Een bezwaar van deze constructie is dat deze geen enkel uitzicht biedt op een volwaardige faculteit met zowel een onderwijs- als een onderzoekspoot. Zij zal dus ook geen enkele uitstraling op de regio hebben. Boven dien is een bezwaar dat wij met deze oplossing wel de nodige lasten moeten opbrengen zonder dat er baten tegenover staan. Om maar enkele voorbeelden te noemen: docenten zullen niet in Leeuwarden gaan wonen maar gaan pendelen. Dat geldt ook voor studenten, die immers na één jaar naar elders moeten verhuizen. Vooralsnog wachten wij de definitieve uitspraken van de Tweede Kamer af, met daarbij als uitgangspunt de motie-Faber. Wel vinden wij dat de gemeen te intensief betrokken moet worden bij het overleg tussen provincie en rijk. Wij hebben de indruk dat daaraan de laatste tijd het nodige heeft ontbroken. Wij maken ons ernstig zorgen over de voor 1984 afgekondigde korting van 20% op de Rijksbijdrageregeling Sociaal-Cultureel Werk en de al aangekondigde verdere bezuinigingen in 1985. Voor Leeuwarden betekent dit dat in 1984, bovenop de bezuiniging die al is opgelegd in het kader van de herwaardering 1984-1988, nog eens f. 400.000,bezuinigd zal moeten worden in de welzijnssector. Enkele meevallers zullen dit bedrag wellicht iets kunnen druk ken. Desondanks resteert een forse bezuiniging. Hoewel deze problematiek pas begin volgend jaar in de raad aan de orde komt, namelijk bij de vaststelling van het Programma Sociaal-cul tureel werk 1984, willen wij er nu alvast twee opmerkingen over maken. In de eerste plaats is steeds als een van de uitgangspunten gehanteerd dat de kortingen op specifieke uitkerin gen worden doorberekend in de eigen sector. Een korting van 20% is echter dermate ingrij pend dat wij er niet vanuit willen gaan dat dit bedrag volledig in de sector sociaal-cultureel werk gevonden moet worden. Juist in een tijd van groeiende werkloosheid zullen wij de voor zieningen zoveel mogelijk in stand moeten houden. Mocht bij de behandeling van het Program ma 1984 blijken dat daarin naar ons oordeel te fors moet worden gesneden, dan kan dat bete kenen dat een deel van het te bezuinigen bedrag elders, bijvoorbeeld in de B-lijst van de herwaarderingsvoorstellengevonden moet worden. Onze tweede opmerking sluit aan bij een motie die wij bij de vorige herwaarderingsronde hebben ingediend. Daarin werd uitgesproken dat bezuinigingen in het sociaal-cultureel werk moeten geschieden op basis van de prioriteits stelling in de Uitgangspuntennota. Zeker bij de komende omvangrijke korting zal dit uitgangs punt gehanteerd moeten worden. Door onze fractie wordt veel belang gehecht aan het verder ontwikkelen van een breed emancipatiebeleid. Juist in deze tijd van economische teruggang dreigt emancipatie van de vrouw weer te worden gezien als een luxe-artikel en worden verworvenhedendie vaak met veel inspanning tot stand zijn gebracht, aangetast. Vrouwen hebben nog steeds een achter stand op vele terreinen. Wij vinden dat het college ernst moet blijven maken met het werken aan de opheffing van die achterstand en een actief emancipatiebeleid moet ontwikkelenmet name op die terreinen van het gemeentelijk beleid waar dit tot nu toe niet of nauwelijks is gebeurd: volkshuisvesting, verkeer en vervoer, politie, enzovoort. Voorwaarde daarbij is dat er een structuur komt waarbinnen een breed emancipatiebeleid gestalte kan krijgen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1983 | | pagina 4