18
proberen de gezinnen die via schuldsaneringsprocessen worden geholpen op een bepaalde wijze te blij
ven begeleiden gedurende de tijd dat er sprake is van een aflossingsverplichting. Via dat circuit pro
beert zij te komen tot een sanering van de schulden. Er is al ervaring opgedaan met ongeveer 65 tot 70
cliënten. Wij hebben de indruk dat het aantal saneringskredieten abnormaal hoog zal blijven, wanneer
de situatie ten aanzien van de werkloosheid en dergelijke niet wijzigt. Niets wijst op die situatie. Te
gen deze achtergrond komt er waarschijnlijk veel meer werk af op de Stichting Volkscrediet. Het be
stuur van deze stichting heeft met betrekking tot de vernieuwde aanpak een voorstel gedaan aan b. en
w. Dat voorstel komt over twee weken op de agenda van b. en w. Nadien, ik beantwoord dan meteen
de vraag van de heer Jansma, zou het een goede zaak zijn dat wij dit onderwerp nog eens doorpraten in
de Commissie voor Volksgezondheid en Maatschappelijke Aangelegenheden. De raad kan dan zijn me
ning geven over de hulpverleningsvoorwaarden waaronder de Volkskredietbank deze vernieuwde aanpak
zou willen gaan plegen.
De continuering van mijn voorzitterschap van de Stichting Volkscrediet is inmiddels besproken in b
en w. Ik kan de heer Jansma geruststellen: ik zal het voorzitterschap van deze stichting in mijn porte
feuille houden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 19 (bijlage nr. 29).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.25 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
Punten 20, 21 en 22 (bijlagen nrs. 13, 22 en 23).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 23 (bijlage nr. 4).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Subsidieverzoek van de Wielenwerkgroep ten behoeve van het op
stellen van een rapport Effecten waterrecreatie op het Grote Wielengebied.
De heer Niemeijer: In de vergadering van de raad van 12 september 1983 hebben wij besloten de
brief van de Wielenwerkgroep, waarin werd verzocht een subsidie te verlenen in de kosten van het op
stellen van een rapport Effecten waterrecreatie op het Grote Wielengebied, in handen te stellen van he
college om preadvies en daarbij het advies in te winnen van de Commissie voor de Dienst voor Sport en
Recreatie. Op zich is het misschien wat vreemd dat een werkgroep een rapport aanbiedt en daar een be
paald bedrag voor vraagt. Anderzijds is duidelijk gemotiveerd dat dat bedrag nodig is voor het dekken
van onkosten, zoals kosten voor het drukken van het rapport. Aangezien wij wel meer adviseurs aan
trekken en betalen voor hun adviezen, is ook dit verzoek inpasbaar. Een andere invalshoek is dat het
hier gaat om een spontaan stuk inspraak, waarvan men zich kan afvragen of dat 750,moet kosten.
Al met al een aantal aspecten. De raad had het verzoek niet zonder meer afgewezen. Wij hadden ver
wacht dat er een weloverwogen preadvies zou komen. Wat nu?
Leeuwarden bezit natuurgebieden, aansluitend aan het Grote Wielengebied. Ook de percelen wa
ter verdienen zo'n kwalificatie. Het beheer van deze gebieden is in diverse vormen ondergebracht bij
het Fryske Gea. De beleidsuitgangspunten voor dat beheer zijn nogal beperkt geformuleerd. In wezen
doen wij het wat dat betreft nog steeds met een rapport uit de jaren 1960 over de Groene Ster. In 1973
is samen met het Fryske Gea een soort beheersplan ontwikkeld. Intussen heeft de tijd natuurlijk niet
stilgestaan. De advertenties in de krant over Camminghaburen met die leuke waterplassen in de directe
omgeving hebben een duidelijk effect gehad op de situatie van de Grote Wielen. De raadsbrief geeft
aan dat een beheersplan geherformuleerd zou moeten worden. Op bladzijde één van de raadsbrief staat
onder punt adat na 1983 het beheersplan aanpassing en verandering behoeft op onderdelen. Onze
fractie vindt dat terecht.
Beleid ten aanzien van natuurgebieden met partiële recreatiefunctie dient onder anderen op onder-
19
zoekgegevens te zijn gebaseerd. Zo'n onderzoek dient omgezet te worden in een beleidsplan. De ge
meente Leeuwarden had een dergelijk onderzoek misschien al lang door een of ander onderzoeksinstituut
moeten laten instellen. Eigenlijk komt het aanbod van de Wielenwerkgroep helemaal niet zo verschrik
kelijk ongelegen. Het rapport komt dus best aardig uit op dit moment. Het rapport kan men zien als een
stuk inspraak van een bepaalde sterk gemotiveerde groep die zeer deskundig onderzoek heeft verricht in
het Grote Wielengebied. Het rapport kan de raad en anderen die het beleid in eerste instantie moeten
formuleren dienen voor een stuk duidelijke kennisverbreding omtrent een aantal beheersaspecten dat
speelt. De raadsbrief gaat aan dit soort zaken nogal voorbij. Er staan hoofdzakelijk enkele formulerin
gen in waaruit moet blijken dat wij het best aardig doen wat het beheer betreft. Er is eigenlijk niemand
die dat ontkent, behalve de Wielenwerkgroep. Ik ben geneigd de werkgroep daarin te steunen. De Wie
lenwerkgroep zegt dat het beheer gevoerd wordt op basis van erg weinig gegevens of nauwelijks gege
vens en dat het een en ander best wat uitgebreid mag worden, zodat het beleid verder onderbouwd en
misschien wel bijgestuurd kan worden.
Het wekt ook verbazing dat, terwijl de raad aan b. en w. verzoekt met een serieus preadvies te
komen, er totaal geen contact is geweest met de Wielenwerkgroep. Voor de inhoud van het preadvies
was het zinnig geweest dat er contact geweest was met de werkgroep over de vraag: wat houdt jullie
rapportage precies in, wat kunnen wij daarmee, waarom kost die rapportage 750,— en dergelijke. Op
basis daarvan had een beleid kunnen worden geformuleerd.
Het rapport stelt een aantal interessante aspecten aan de orde. Het beschrijft onder anderen de na
tuurwetenschappelijke status van de oevers, de rol van het wateroppervlak en de oevers voor de natuur.
Bovendien wordt de staat van de oevers - afslag, vernieling en dergelijke - in kaart gebracht. Het rap
port bevat ook telgegevens van overnachtende boten langs de oevers en van vaartuigen op het water. In
het rapport wordt ook speciaal ingegaan op de situatie met betrekking tot de eilanden, de ligplaatsen en
het verboden te surfen in de natuur. Wat het laatste betreft is diverse keren geconstateerd dat er met
name op ondergelopen land wordt gesurfd, een nauwelijks gewenste ontwikkeling. Kortom, duidelijke
informatie waar wij wat mee zouden kunnen doen.
De raadsbrief eindigt met de opmerking, die mij wel wat verbaast: "Bovendien is uit niets gebleken
dat er zich nieuwe feiten hebben voorgedaan die wijzen op ongewenste ontwikkelingen in het Wielen
gebied. Als dat al zo is, dan heb ik het gevoel dat het een en ander niet of nauwelijks op onderzoek
is gebaseerd. Voor mijn gevoel, en de telgegevens van de Wielenwerkgroep wijzen dat ook uitdrukke
lijk aan, is met name de intensiteit van aanleggen en varen in bepaalde gebieden onvoorstelbaar toege
nomen en heeft dat invloed op de natuur. Tot welke beleidsaspecten dat moet leiden is een fase verder.
Maar al met al heb ik het idee dat de raad op dit moment een aantal gegevens aan zijn neus voorbij
dreigt te laten gaan dat voor ons en onze beleidsbepaling in de toekomst toch wel uitdrukkelijk een
functie kan vervullen. In hoeverre het rapport 750,— moet kosten, weet ik niet. Wat ik wel weet is
dat hier contact had moeten worden opgenomen met de Wielenwerkgroep. Er had completere informatie
kunnen worden verkregen aan de hand waarvan de raad had kunnen besluiten. Ik zou willen vragen om
alsnog contact op te nemen met de WielenwerkgroepDat lijkt mij een heel redelijk verzoek. Wij moe
ten de mensen van de Wielenwerkgroep alsnog in de gelegenheid stellen om uitgebreider informatie te
verstrekken, zodat de raad dan een mening kan bepalen.
De heer Buurman: B. en w. hebben kennelijk geen behoefte aan andere onderzoeken. In het kiel
zog van het college spreekt ook de Commissie voor de Dienst voor Sport en Recreatie zich zo uit. Be
langenafweging is hier beslist noodzakelijk, recreatief belang ten opzichte van milieubelang. Daarvoor
is het van veel nut dat particulieren, die zich van harte inzetten, aan dit milieu-onderzoek doen. Bo
vendien gaat het uit een oogpunt van algemeen belang gezien om een nuttige taak. Het feit dat na be
langenafweging de recreatie meer accent heeft, hoeft nog geen reden te zijn de subsidie te weigeren.
Ik dacht dat de gemeente als eigenaar en/of bestuurder een zekere verantwoordelijkheid heeft voor de
natuur in dit gebied. Hierin past een positief oordeel ten opzichte van het werk van de Wielenwerk
groep. De in de raadsbrief genoemde punten, de heer Niemeijer heeft er zojuist al even op gewezen
- hij heeft dienaangaande ook een uitvoerige beschrijving gegeven -, geven de beleidsintenties aan ten
aanzien van het natuurbehoud. Het werk dat door de Wielenwerkgroep gebeurt geeft echter een beeld in
hoeverre vanuit het natuurbehoud bezien beperkingen gelden voor het beleid of in hoeverre doelstellin
gen ook metterdaad gehaald worden. De gemeente zal er daarom wijs aan doen dit positieve werk te on
dersteunen. Ik wil in dit verband ook nog even refereren, mijnheer De Vries, aan het debat dat in de
vergadering van 5 april 1983 is gevoerd. Ik hoop dat u nu beter de intentie door heeft. Indertijd pas
seerden wij elkaar als schepen in de mist.
De heer De Vries (weth.): De Wielenwerkgroep heeft op 4 augustus 1983 een brief geschreven aan