14
volgens mij is het erg politiek bepaald. Nogmaals, ik kan de argumenten voor het benoemen tot stads
gewest van bijvoorbeeld Alkmaar, Almelo en een aantal steden in Zuid-Limburg en van het niet benoe
men tot stadsgewest van Leeuwarden niet vinden.
De indruk die je krijgt van de plannenmakers is dat zij wel eens in Friesland hebben gezeild, dat
zij erg grazige weiden en veel vette koeien hebben gezien en dat zij in de verte een torentje hebben
gezien dat zij nog kennen van het plaatje van de laatst gehouden Elfstedentocht. Dat is het dan. De
plannenmakers vergeten echter dat daar een kern bij hoort, namelijk Leeuwarden dat een stadsgewest is
dat maatgevend is voor de hele situatie in Friesland op economisch en sociaal-cultureel gebied. Vervol
gens kan men erg verwonderd zijn en ook erg boos worden. Dat boos worden doe je dan niet uit presti-
ge-overwegingen, want dat is het niet waard, maar wel om het feit dat in de Structuurschets Stedelijke
Gebieden 1983 is aangekondigd dat in het beleid van de verschillende departementen prioriteit wordt
gegeven aan de stadsgewesten boven de gebieden daarbuiten.
Stadsgewest zijn betekent: toekenning van lokatiesubsidie, realiseren van projecten in de sfeer van
de openluchtrecreatie, de bosbouw en de landinrichting, het realiseren van verkeers- en vervoersvoor
zieningen voor het openbaar en particulier vervoer en de verbetering van milieuhygiënische toestanden.
Ook het voorwaardenscheppend beleid wordt gericht op de stadsgewesten. Als men dus geen stadsgewest
wordt, dan schiet men erop een ontzettende manier bij in en dat gaat niet alleen ten koste van Leeu
warden maar ook van Friesland. Wat men er ook bij inschiet zijn alle investeringen die men in het ver
leden gepleegd heeft. Mevrouw De Jong heeftal gezegd dat wij een lijn hebben gevolgd waarop wij
ons beleid hebben gevoerd. Dat beleid wordt nu teniet gedaan. Er is volgens mij dan sprake van een
heel stuk kapitaalvernietiging. Gelet op het verleden hebben wij recht op deze plaats, dat mag nog wel
eens nadrukkelijk gezegd worden.
Mevrouw Brandenburg zegt dat er grote druk uitgeoefend moet worden op de Tweede Kamer om onze
gerechtvaardigde wens, om tot de categorie stadsgewesten toe te treden, politiek waar te maken. Dat is
inderdaad noodzakelijk. Het college zal bij elke gelegenheid, zoals bijvoorbeeld bij de procedure van
de Planologische Kernbeslissing (PKB) die voor deze structuurschets moet worden doorlopen, zijn wensen
droppen. Het is ook een erg zinvolle suggestie van mevrouw Brandenburg dat de partijen die in onze
raad vertegenwoordigd zijn hun landelijke vertegenwoordigers daar ook op wijzen. Het is duidelijk dat
de provincie met ons meedoet. Wij hebben in dat kader besprekingen gevoerd met het college van g.s.
Daaruit is gebleken dat het college van g.s. op dezelfde lijn zit als het college van b. en w. Ik ben
het eens met de opmerking dat het standpunt met betrekking tot het toekomstig provinciaal beleid duide
lijk moet zijn. Daarbij is te denken aan de toekenning van woningbouwcontingenten
De heer Pruiksma wijst nog eens op het bijzondere belang dat Leeuwarden commercieel heeft in de
agrarische sector. Dat is inderdaad een erg zwaar punt dat sterk naar voren gehaald moet worden. De
heer Pruiksma heeft tevens gevraagd of het provinciaal bestuur ook de motie aangeboden kan krijgen die
de raad in december heeft aangenomenDat is inmiddels gebeurd, mijnheer Pruiksma.
De heer Bijkersma heeft gezegd - ik vertaal het maar even vrij - dat wij het een en ander vragen in
de richting van de rijksoverheid, maar dat wij zelf ook wat moeten doen. Dat is ook gebeurd, mijnheer
Bijkersma. In de raadsbrief is een opsomming genoemd waarvan mevrouw Brandenburg zegt dat die wat te
summier is. Wij hebben de opsomming summier gehouden, omdat degenen die het stuk moeten lezen - de
Kamerleden - druk bezet zijn en ook tijd moeten vinden om het te lezen. Er is echter inderdaad een
veel uitgebreidere motivering mogelijk van datgene wat wij in het verleden allemaal hebben gedaan op
het gebied van de recreatie, de woningbouw, de stadsvernieuwing, de infrastructuur, de medische voor
zieningen, de industrieterreinen en dergelijke. Metal deze zaken is een heel belangrijk stuk werkgele
genheid gemoeid. Bovendien hebben wij er een groot aantal eigen middelen en heel veel activiteit in
zitten. Als de heer Bijkersma suggereert dat wij niet voldoende doen, dan wil ik toch op deze zaken
wijzen
De heer Van der Wal en mevrouw De Jong hebben steun betuigd aan de inhoud van de raadsbrief.
Ik hoef daar verder geen commentaar op te geven.
De Voorzitter: De afspraak is dat van mijn kant nog enkele ondersteunende en aanvullende opmer
kingen gemaakt zullen worden. De teneur van het stuk dat momenteel in behandeling is, de Structuur
schets Stedelijke Gebieden 1983, is een accentverschuiving van de perifere gebieden naar de Randstad,
Er wordt onderscheid gemaakt in drie soorten gebieden, namelijk de sterk verstedelijkte gebieden - de
Randstad -, de matig verstedelijkte gebieden - de Brabantse stedenrij en Arnhem en Nijmegen, de
Twentse stedenband en de steden in Zuid-Limburg en hun directe omgeving - en de weinig verstedelijkte
gebieden, dat is dan overig Nederland. Voor wat de laatste categorie betreft heeft de structuurschets
weinig of niets te bieden. Zoals wethouder Geerts al heeft aangegeven wordt er een onderscheid ge
maakt tussen stadsgewesten en de vier grote steden die een aparte behandeling zullen krijgen. Er wordt
15
ook nog iets gezegd van groeikernen en dat is het dan. Als troostprijs wordt voor een beperkt aantal
plaatsen in het Noorden des lands het begrip "concentratiekern" ten tonele gevoerd. Dat begrip heeft
geen inhoud, omdat de invulling daarvan instrumenteel geheel aan de provinciale besturen wordt over
gelaten. Het betekent dus dat je van de zijde van de rijksoverheid weinig of niets te verwachten hebt.
Wethouder Geerts heeft erop geduid dat de kwalificatie "stadsgewest" niet zo maar iets is, maar
dat daaraan een aantal faciliteiten is verbonden. Ik wil die faciliteiten niet herhalen, maar ik wil er
wel op wijzen dat er in de Structuurschets Stedelijke Gebieden 1983 staat dat het beleid voor de stads
gewesten wordt ondersteund door in het beleid van verschillende departementen zo mogelijk prioriteit te
geven aan de stadsgewesten. Als men dat gegeven voegt bij het feit dat in de structuurschets de opmer
king voorkomt dat "als gevolg van de noodzakelijke bezuinigingen op de rijksbegroting de omvang van
de financiële middelen beperkt is", dan laat het zich raden dat een sanctionering van het beleid op ba
sis van de Structuurschets Stedelijke Gebieden 1983 zoals die nu voorligt niet alleen voor Leeuwarden
maar ook voor Friesland rampzalig zal zijn. Het betekent dat de aandacht waar wij redelijkerwijs vanuit
mochten gaan en die op ons gericht was wat betreft de toekenning van de groeipoolfunctie afgeleid gaat
worden. Het is vermoeiend dat, nadat de groeipoolfunctie na veel aandrang en beïnvloeding van met
name de politieke wereld veroverd is, opnieuw dat gevecht geleverd moet worden.
Het is volstrekt onbevredigend dat in de Structuurschets Stedelijke Gebieden 1983 vrijwel geen en
kele motivatie te vinden is voor de keuze die men gemaakt heeft. Het resultaat moet men daardoor min
of meer globaal wegen om tot de conclusie te komen dat Leeuwarden, als centrum voor werkgelegen
heid, onderwijs, cultuur, bestuur, rechtspraak en medische voorzieningen en als koopcentrum, zich in
heel veel opzichten meer dan kan meten met steden die in de structuurschets wel het predikaat "stadsge
west" toegemeten hebben gekregen. Het is dan ook terecht dat de verwachting wordt uitgesproken - wij
gaan daar ook vanuit - dat wij met steun van het provinciaal bestuur opponeren, met alle mogelijke ma
nieren die maar te bedenken zijn, tegen het beleidsvoornemen dat in deze structuurschets is neergelegd.
Wij moeten daarbij gebruik maken van alle kanalen die te bevaren zijn en vooral die kanalen die in de
Haagse circuits te vinden zijn. Wij zullen ook niet nalaten er de aandacht op te vestigen dat het op
grond van de in gang gezette ontwikkelingen niet aangaat Leeuwarden in de steek te laten. Ik kan in
dit verband zeggen dat met g.s. de afspraak is gemaakt dat de minister, als hij op bezoek komt in onze
provincie, zal worden voorgesteld om ook het gemeentebestuur van Leeuwarden deel te doen uitmaken
van de provinciale delegatie, zodat wij rechtstreeks aan het overleg met de minister kunnen deelnemen.
Ook overigens zullen wij bij alle gelegenheden die zich voordoen, hetzij in de ambtelijke sfeer, hetzij
in de beleidsmatige sfeer, hetzij in de politieke sfeer, de aandacht vestigen op de onredelijkheid die
I igt opgesloten in het achteloos terzijde laten liggen van een stad meteen karakterstructuur als Leeu
warden heeft. Een dergelijke behandeling is voor ons volstrekt onaanvaardbaar en wij menen met recht
en reden erop aan te mogen dringen dat ook aan Leeuwarden het predikaat "stadsgewest" wordt toege
kend, zodat daarmee de deur openstaat voor een aantal faciliteiten dat voor een voortgaande ontwikke
ling van stad en provincie bitter nodig is.
Ik meen hiermee ook een antwoord gegeven te hebben op de wat kritisch gestemde opmerkingen van
de heer Bijkersma. Het is duidelijk dat men in een stuk waarmee men de RARO gaat benaderen niet moet
stellen welke activiteiten men heeft bedreven in de richting van het bedrijfsleven. Dat is in dat kader
geen relevante informatie. Men moet veel eerder aantonen dat het karakter van Leeuwarden een andere
behandeling nauwelijks mogelijk maakt en dat opname van Leeuwarden in het patroon van stadsgewesten
noodzakelijk is.
Ik meende deze opmerkingen nog aan het geheel te moeten toevoegen en ik geef thans graag gele
genheid voor de tweede termijn.
Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Het feit dat de RARO een positief advies zal uitbrengen is voor
ons heel belangrijk. Ik heb in eerste instantie gezegd dat ik de informatie in die richting wat te mager
vind. Is het college van plan om meer informatie aan de RARO te verstrekken? Ik ga er vanuit dat dat
wel de bedoeling is, want dat lijkt mij van groot belang. Het is te gemakkelijk om te zeggen dat de
mensen die in de RARO zitten Friesland alleen maar kennen van het zeilen. De voorzitter van de RARO
is in ieder geval goed bekend met de Leeuwarder problemen. Het lijkt mij van belang dat wij ook naar
die kant wat meer druk uitoefenen.
De heer Bijkersma: Ik heb aan het begin van mijn betoog in eerste instantie gezegd dat wij het met
de strekking van datgene wat het college heeft geschreven in de richting van Den Haag wel eens zijn.
Datgene wat ik naar voren heb gebracht is, zoals ik gezegd heb, bedoeld als interne kritiek. Ik wil
daarover praten en daar is het nu de gelegenheid voor.
De voorzitter heeft gezegd dat het in het kader van de ruimtelijke ordening niet relevant is om in