2 punt omschrijving bijlage bi* 9. Verkoop perceel grond met opstallen (voormalige boerderij) Westerdijk 25 te Rïj perkerk. 68 9 10. Verkoop van een in deelgebied II van het bestemmingsplan Camminghaburen aan de Taniaburg gelegen perceel bouwterrein. 67 9 11. Uitgifte in erfpacht van een in het bestemmingsplan Industriegebied De Zwette gelegen perceel industrieterrein. 66 9 12. Voorbereidingsbesluit ex artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening voor een perceel aan de Westerkade hoek Willemskade, een perceel aan de Hoekster- singel hoek Oldegal ileën, een gebied aan de Pasveerweg, de percelen Schrans 17 en Singelstraat 22-22a te Leeuwarden en het perceel PCindyk 9 te Wytgaard, alsmede een aanvullend voorbereidingsbesluit voor het perceel de Polle 6 te Goutum. 76 9 13. Vernieuwen walmuren c.a. Hoekstersingel en Arendstuin. 58 14 14. Vernieuwen walmuur Nieuwekade c.a. 57 14 14a. Vervanging walmuren Nieuweweg en Blokhuisplein c.a., reconstructie Huizu- merbrug en aanleg gedeelte oostelijke binnenstadstangent. 81 14 15. Aanleg groenvoorziening bij de Aldlansdyk. 55 17 16. Herinrichting Voorstreek e.o. 59 17 17. Aanwenden middelen Monumentenfonds. 61 22 18. Preadvies inzake het verleggen van het fiets-/voetpad ter hoogte van de panden Dotingastate 117 en 119 (Camminghaburen). 63 22 19. Terugkoopregeling van de in het Aldlan verkochte minicontainers. 78 22 20. Verwerking vuilverbrandingsslakken. 79 22 21Herstel en inrichting van het Nieuwe Stadsweeshuis ten behoeve van een nieuwe huisvesting voor het Fries Natuurhistorisch Museum. 77 23 22. Goedkeuren van de begroting 1984 van de Stichting tot beheer en exploitatie van de Théskinkerij Prinsetün en het complex Zalen Schaaf. 72 24 23. Inrichting van speelplaatsen in de wijk Camminghaburen. 70 25 24. Problematiek met betrekking tot de Stichting Leeuwarder Manege. 73 25 25. Verzoeken om medewerking ingevolge artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920. 56 33 26. Rekeningen en eindwijzigingen van de begrotingen van de algemene dienst en de takken van dienst over het dienstjaar 1980. 71 33 27. Wijzigen van de gemeentebegroting en de begrotingen van de Dienst Stadsont wikkeling en de Dienst voor Reiniging en Brandweer voor het dienstjaar 1984. 80 35 De Voorzitter: Ik open de vergadering. Er is bericht van verhindering gekomen van de dames Bran denburg-S joerdsma en Visscher-Bouwer en de heren Burg, Geerts, wegens vakantie, en Janssen, die ziek is. Ik heb het verzoek gekregen van de heren Meijerhof en Pruiksma om aan de agenda van de verga dering toe te voegen het punt Invulling Algemene Faculteit. Wij hebben hier het volgende op gevonden. Op uw tafels ligt een brief van 20 februari 1984 van b. en w. van Leeuwarden aan de minister van On derwijs en Wetenschappen met als onderwerp Invulling Algemene Faculteit. Ik stel voor dit onderwerp als punt L aan de mededelingen toe te voegen. Ik constateer dat de raad hiermee instemt. Het lijkt mij voor de heer Rommerts aardig dat wij na punt 1, punt 4 behandelen. Ik constateer dat de raad ook hiermee instemt. 3 Punt 1. De notulen worden ongewijzigd vastgesteld. Punt 4 (bijlage nr. 62). De Voorzitter: Dit punt luidt: Advies inzake de beslissing op het beroepschrift van de heer J.W. van den Berg. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Wij kunnen instemmen met het advies inzake de beslissing op het beroepschrift van de heer Van den Berg. Het gaat hier om een juridische kwestie. Wij willen wel graag een toezegging van het college dat het bereid is om nogmaals te overleggen met de heer Van den Berg over de gerezen problemen met betrekking tot de bescherming van zijn gebouw tegen allerlei beschadi gingen die door derden worden aangebracht. Het gemeentelijk terrein, dat grenst aan het terrein van de heer Van den Berg, is namelijk openbaar gebied geworden door het ontwerp-bestemmingsplanWij vra gen aandacht van het college voor de problemen van de heer Van den Berg. De heer Timmermans: Bij nadere bestudering van het voorliggende advies zijn wij op een juridisch vuiltje gestoten. Gelet op de mogelijke voortgang van dit beroepschrift naar andere instanties lijkt het ons goed dat dat vuiltje wordt weggenomen, maar wellicht is het geen vuiltje. Voor de duidelijkheid zal ik eerst de conclusie van de Raadsadviescommissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften even cite ren. De conclusie staat op pagina 4 van de raadsbrief en luidt als volgt: "Van de vrijstellingsmogelijk heid van artikel 302, lid 6, van de Bouwverordening dient volgens de commissie geen gebruik te worden gemaakt, omdat de belangen van de gemeente bij het voorkomen van ontwikkelingen, die de in het ka der van de stadsvernieuwing gemaakte plannen (uitmondend in een nieuw bestemmingsplan) zouden kun nen frustreren, dienen te prevaleren boven de particuliere belangen van de omwonenden bij het over eenkomstig hun wensen afschermen van hun grond. De beslissing van Burgemeester en Wethouders, dat artikel 50, lid 2, van de Woningwet (aanhoudingsplicht) moest worden toegepast, is niet juist, omdat in het onderhavige geval de bouwvergunning niet zonder meer had moeten worden verleend bij het ontbre ken van het geldende voorbereidingsbesluit." Wij zijn het met deze redenatie niet eens. Ik vrees dan ook dat ik wat in juridische artikelen moet duiken. Ingevolge artikel 302, eerste lid, van de Bouwverordening mogen erf- en terreinafscheidingen langs een openbare weg niet hoger zijn dan 1 meter boven de weg of, indien het erf of het terrein hoger ligt dan de weg, 1 meter boven het erf of het terrein. Deze situatie heeft naar onze mening betrekking op bebouwing langs traditionele stra ten pa tronenDe intentie van dit voorschrift is gelegen in de bescher ming van het open karakter van de straatwandenWij vragen ons in gemoede af of door de plaatsing van een erfafscheiding van 2 meter gesproken kan worden van een aanslag op het open karakter van deze straatwanden. Van een straatwand is immers in de huidige omstandigheden geen sprake. Driekwart van de daar gesitueerde erfafscheidingen is ongeveer 2 meter hoog. Weliswaar mogen afscheidingen die grenzen aan openbare wegen geen grotere hoogte hebben dan 1 meter, doch op grond van artikel 302, zesde lid, van de Bouwverordening kan vrijstelling van dit verbod worden verleend. Een weigering om deze vrijstelling te verlenen moet een grondslag vinden in het belang dat door het normartikel 302, eer ste lid, van de Bouwverordening wordt beschermd. Dit belang is het beschermen van het open karakter van straatwanden. Als gevolg van het plaatsen van een erfafscheiding van 2 meter wordt dit belang in dit concrete geval niet aangetast. Deze vrijstelling dient derhalve in redelijkheid te worden verleend, zodat er geen grond is de gevraagde vergunning te weigeren. Daarnaast spelen nog enkele onzekere factoren, zoals het al dan niet aankopen van eigendommen. Daarbij is het in het algemeen niet juist te achten dat het verlenen van vrijstelling afhankelijk wordt gesteld van toekomstige onzekere gebeurte nissen Onze conclusie is dan ook, mijnheer de voorzitter, dat b. en w. de beslissing op de bouwaanvraag terecht hebben aangehouden, zij het dat nog expliciet vrijstelling moet worden verleend van het be paalde in artikel 302, eerste lid, van de Bouwverordening. Met inachtneming van deze correctie moet het beroep ongegrond worden verklaard en het bestreden besluit worden gehandhaafd. De heer Rommerts: De heer Timmermans heeft gezegd dat het hier eigenlijk niet gaat om een straat, maar om een erf dat achter de straat ligt en dus min of meer verborgen ligt, en waarop in rede lijkheid artikel 302, eerste lid, van de Bouwverordening niet van toepassing is. De Raadsadviescommis sie voor de Beroep- en Bezwaarschriften is van oordeel dat uit de tekst van artikel 302, eerste lid, van de Bouwverordening helemaal niet is af te leiden dat hier geen toepassing van dit lid kan plaatsvinden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 2