6 lefonisch van het college antwoord gekregen. Het is logisch dat een schriftelijke afdoening dan enige tijd op zich laat wachten. Als je het antwoord van het college ziet in het licht van mijn opmerking en daarmee de kritiek relativeert die de heer Drent levert op het college, dan is onze fractie het eens met het door het college gegeven antwoord. Mevrouw Van der Werf: In het verleden hebben wij op basis van de adviezen van de Taxi-advies commissie wel eens beweerd dat deze commissie zich wat al te gemakkelijk baseerde op beweringen van de huidige taxi-ondernemers in onze stad. Maar het gaat ons wat te ver om op grond daarvan te beweren dat een aantal vertegenwoordigers in deze commissie niet onpartijdig zou zijn. Wij voelen dus ook niet veel voor een tussentijdse wijziging van de samenstelling van de Taxi-adviescommissie. Wij kunnen ons vinden in de suggestie die door de heer Timmermans naar voren is gebracht. Wel vinden wij dat er een eerlijke en gedegen afweging moet plaatsvinden voor deze aanvraag. Of zo'n afweging er komt is ons inziens in eerste instantie niet afhankelijk van de samenstelling van de Taxi—adviescommissie, maar meer van de mate waarin b. en w. voor deze aanvraag een serieuze behandeling wensen. Daarover heb ben wij echter in de raadsvergadering van december onze mening al naar voren gebracht. De heer Miedema (weth.): Alle sprekers zijn akkoord gegaan met het standpunt van het college dat er geen wijziging van de samenstelling van de Taxi-adviescommissie moet plaatsvinden. Wij zijn van mening dat men moeilijk iedere keer als er een aanvraag komt een commissiewijziging kan bepleiten, die past bij het verzoek dat daaraan ten grondslag ligt. Het is plezierig dat de raad het college in zijn standpunt volgt. Mevrouw Van der Werf verwacht van het college dat het deze zaak erg serieus zal behandelen. Dat zullen wij ook doen, mevrouw Van der Werf. In de vorige vergadering van de Taxi-adviescommissie is deze kwestie indringend besproken. Op dit moment is er nog een aantal zaken dat moet worden onder zocht. Voor de geplande commissievergadering van 14 maart zal de heer Drent worden uitgenodigd. Het is een goed gebruik in onze gemeente - ik kom nu bij een opmerking van de heer Timmermans - dat men zich, wat dit soort uitnodigingen betreft, laat vergezellen van een deskundige die ook zijn inbreng heeft in de discussie. Wij willen daarop in dit geval geen uitzondering maken. De heer Drent mag zich rustig laten vergezellen van een deskundige. De samenstelling van de Taxi-adviescommissie blijft echter zoals die is. Een aantal zaken wordt op dit moment erg serieus onderzocht. Op grond van verkregen in formatie en een advies van de commissie zal het college een besluit nemen. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub I en J. De brief en het verzoek worden in handen gesteld van b. en w. om preadvies. Sub K. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub L De Voorzitter: Aan de orde is thans: Invulling Algemene Faculteit. De heer Meijerhof: Wij hebben kennis kunnen nemen van de reactie van het college op de uitkom sten van het overleg tussen - zoals het college het noemt - de betrokkenen uit Friesland en de regering inzake alternatieven voor de toegezegde Algemene Faculteit. De raad heeft het college verzocht het onderwerp Invulling Algemene Faculteit als aanvullend punt op de agenda van vanavond op te voeren. De raad heeft deze behoefte niet zozeer om inhoudelijk op het onderwerp in te gaan, dat heeft reeds in voorgaande raadszittingen uitvoerig plaatsgevonden, maar wel om kenbaar te maken dat hij de zorg van het college van b. en w. deelt en de reactie van het college aan de minister onderschrijft. Wij zouden graag zien dat de reactie aan de minister ter kennisneming wordt gezonden aan de Sta ten-Generaal en de provincie Friesland. Ik wil daartoe een motie indienen, die mede is ondertekend door alle vanavond aanwezig zijnde fractie-voorzitters. De motie luidt als volgt. "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 20 februari 7 gehoord de voorstellen van de minister van Onderwijs en Wetenschappen tot invulling van een alternatief voor de toegezegde Algemene Faculteit, gele zen de brief van b. en w. van 20 februari 1984 aan de minister van Onder wijs en Wetenschappen, overwegende dat: - de gedane voorstellen op zich een aanzet vormen voor de versterking van het hbo in Leeuwarden, maar verdere concretisering behoeven; - de voorstellen onvoldoende recht doen aan de uitgangspunten van verbe tering van de deelname aan wetenschappelijk onderwijs en het scheppen van hoogwaardige werkgelegenheid, spreekt als zijn oordeel uit dat met de gedane voorstellen geen volwaardig alternatief is geboden voor de Algemene Faculteit, verzoekt b. en w. deze motie ter kennis te brengen van de regering, de Staten-Generaal en de provincie Friesland." De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de verdere beraadslagin gen. Ik constateer dat niemand van de overige leden van de raad het woord wenst te voeren. Ik wil mijn vreugde uitspreken over de beleidsondersteuning die vanuit de raad door middel van de ingediende motie is verwoord. Een van de onderdelen van het ISP-beraad, dat halverwege vorig jaar heeft plaatsgevonden, werd gevormd door vijf punten die onder verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs en Wetenschappen, de heer Deetman, zijn ingebracht. De minister heeft tijdens het be raad van het kabinet met het Noorden een alternatief voorstel gedaan voor de huidige Algemene Facul teit. Er ligt een toezegging voor een Algemene Faculteit. Een van de elementen van deze faculteit was de opleiding sociale zekerheidskunde, die echter naar elders is gegaan. Van de zijde van de verant woordelijke bewindsman is wat dat betreft willens en wetens een deel van de mogelijkheid tot realise ring van de Algemene Faculteit onmogelijk geworden. Wij vinden het daarom volstrekt logisch dat in het kader van het ISP-beraad door de minister is gesproken over het bieden van een alternatief voorstel De manier waarop de minister toen probeerde inhoud te geven aan dit al ternatief voorstel sprak ons ove rigens volstrekt niet aan, omdat het naar ons gevoelen altijd nog zo is dat men, wanneer men het heeft over een alternatief, dan praat over iets wat een zekere gelijkwaardigheid met het oorspronkelijke voorstel aan de dag legt. Dat was nou hetgeen waaraan de door de minister geformuleerde voorstellen in ernstige mate mank gingen. Voor een deel volstond de minister met het constateren van mogelijkheden die al bekend waren, voor een deel werden enkele mogelijkheden gesuggereerd die in kringen van het wetenschappelijk onderwijs zeer discutabel waren en voor een deel zaten in de voorstellen elementen in het kader van de clustering van het hbo, hetgeen wij een goede zaak vinden want wij zijn daar ook mee bezig. Het komt ons voor dat hiermee een belang gediend wordt dat een deel bestrijkt van datgene wat wij redelijkerwijze mogen verwachten wanneer wij uitgaan van een uitgroei naar een volwaardige vorm van wetenschappelijk onderwijs. Een nieuw element in het geheel was de door de minister uitgesproken bereidheid toestemming te geven voor de realisering van een propaedeuse rechten en economie door een, zoals hij toen formuleer de, samenwerking tussen de cluster van instellingen voor hbo en de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Een van de dingen in de huidige voorstellen waar wij ernstig bezwaar tegen hebben is dat de relatie met het cluster van instellingen voor hbo op dit punt is komen te vervallen en dat de propaedeuse rechten en economie volstrekt onder de exclusieve verantwoordelijkheid van de RUG gaat plaatsvinden. Wij juichen het toe dat de minister voornemens is om met name de propaedeuses van de TH Twente en de Landbouwhogeschool Wageningen een jaar naar voren te halen. Het ontgaat ons echter waarom dan toch nog de voorwaarde van de evaluatie blijft gehandhaafd. De evaluatie heeft weinig om het lijf als de periode waarover geSvalueerd wordt zo uitermate kort is. Naar ons gevoelen kan de evaluatie dan ook rustig achterwege blijven. In de voorstellen van de minister zitten enkele elementen die volgens ons misschien wel van waarde zijn, maar die te verbrokkeld in het geheel passen om te zamen een pakket te bieden dat een behoorlijk alternatief - ik zou bijna zeggen een redelijk alternatief, maar dan roep ik weer andere associaties op - biedt voor de in het vooruitzicht gestelde Algemene Faculteit. Daarom hebben wij getracht iets van on ze gevoelens te verwoorden in de brief, die gedateerd is op vandaag en die vandaag op de telex is ge gaan. In deze brief hebben wij nogmaals gezegd dat de doelstellingen in het oog gehouden moeten wor den, namelijk in de eerste plaats het wetenschappelijk onderwijs binnen het bereik brengen van de jon ge mensen in onze provincie en in de tweede plaats het bieden van ongeveer 300 hoogwaardige arbeids plaatsen in de provinciale hoofdstad. Wij hebben gemeend in deze brief ook tot uitdrukking te moeten brengen het feit dat wij uit de aard der zaak bekend zijn met het streven, zoals dat dusver aan de dag is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 4