10
De heer Bijkersma: Ik wil graag enige aandacht voor punt VI van de raadsbrief. De heer Pruiksma is
daar ook al even op ingegaan. Hij heeft gezegd dat zijn fractie in een vorige raadsvergadering met be
trekking tot deze materie tegen heeft gestemd en dat zij die slag heeft verloren. Vervolgens zegt de
heer Pruiksma dat dat geen reden is om in het vervolg tegen te stemmen. Ik heb respect voor dat stand
punt. Iets anders is natuurlijk - ik ga dan iets verder dan de heer Pruiksma - dat men het gevoel kan
hebben dat in deze zaak iemand onrecht wordt aangedaanIk heb sommige mensen horen zeggen dat
hier een daad van onbehoorlijk bestuur wordt gepleegd. Zo ver wil ik niet gaan, maar ik wil wel signa
leren dat er mensen zijn die daar zo over denken. Ik zal tegen dit gedeelte van de raadsbrief stemmen,
omdat mijns inziens de zaak de vorige keer echt niet behoorlijk is behandeld.
Er is een brief van de heer Brouwer op onze tafels gelegd. De voorzitter heeft zojuist gezegd dat
deze brief deel uitmaakt van de discussie. Ik wil graag van het college een aantal antwoorden horen op
stellingen die de heer Brouwer in zijn brief naar voren brengt. De heer Brouwer schrijft op bladzijde 1
van zijn brief: "Wanneer de gemeentelijke administratie voldoende aandacht aan mijn bezwaren had
besteed, dan had zij trouwens die feiten al veel eerder moeten hebben gezien. Van gemeentezijde had
men dus een aanmerking van de provinciale griffie, die tot het raadsvoorstel voerde, gemakkelijk kun
nen voorkomen." Mijn vraag is: heeft de provinciale griffie het college daarop moeten wijzen? Als dat
zo zou zijn, dan moet ik zeggen dat onze dienst weer heeft gefaald.
Vervolgens schrijft de heer Brouwer op bladzijde 1 van zijn brief: "Ik heb er bij herhaling op ge
wezen, dat Burgemeester en Wethouders mij bij de bouwvergunning van mijn huis hebben verplicht dit
huis één meter oostelijker te bouwen dan het bouwplan aangaf teneinde de ruimte tussen mijn huis en dat
van J. Veenstra te vergroten." Mijn vraag is: is dit een aanmerking geweest op de bouwaanvraag van
de heer Brouwer en heeft hij dienaangaande een aanzegging gekregen? Ik wil daar graag antwoord op.
Op bladzijde 2 van de brief van de heer Brouwer wordt gesteld: "Een gemeente kan haar bestem
mingsplannen wijzigen, maar een wijziging, zoals in casu, ten nadele van mijn perceel en ten voordele
van een naburig perceel zonder dat daarvoor een redelijke grond bestaat, is eveneens een daad van on
behoorlijk bestuur." Ik wil graag van het college weten of het deze opmerking accepteert. Accepteert
het college deze opmerking niet, dan wil ik graag dat met argumenten wordt aangegeven waarom het
college denkt dat de heer Brouwer ongelijk heeft.
Op bladzijde 3 van de brief van de heer Brouwer staat: "J. Veenstra zou aan de betrokken wethou
der" - dat is dus iemand van het college - "hebben beloofd het raam van ondoorzichtig glas te voor
zien." Mijn vraag is: heeft de heer Veenstra die belofte gedaan aan een van de wethouders, wat is
daarop geantwoord en welke controle is dienaangaande uitgevoerd?
De heer Brouwer stelt op bladzijde 6 van zijn brief: "De lijst van slordigheden sluit ik af met het
volgende: Burgemeester en Wethouders hebben op 5 oktober 1983 aan Gedeputeerde Staten van Fries
land het verzoek gedaan om een verklaring van geen bezwaar, als bedoeld in artikel 19 van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening, ten behoeve van de legalisering van de timmermanswerkplaats. De werkplaats,
zoals die er staat, komt echter niet overeen met de tekening, die bij dat verzoek werd overgelegd. Is
die tekening juist of niet juist?
Ik heb ook nog een technische vraag. Bij de punten I tot en met V van de raadsbrief wordt gezegd
dat er een voorbereidingsbesluit moet worden genomen om de betreffende zaken te realiseren. In punt VI
van de raadsbrief wordt echter gezegd: "Teneinde nu te bereiken dat de berging - waartegen uit stede-
bouwkundige overwegingen geen bezwaar bestaat - alsnog door vergunningverlening wordt gelegali
seerd, is het noodzakelijk dat bedoeld voorbereidingsbesl uit wordt aangevuld. Gesuggereerd wordt dat
door deze aanvulling geen nieuw voorbereidingsbesl uit behoeft te worden genomen. Ik ga er echter van
uit - ik weet ook dat dat zo is, want ik verwijs naar punt VI van het besluit - dat er een nieuw voorbe-
reidingsbesluit wordt genomen. Beroep daartegen moet mogelijk zijn. Dat is toch de intentie?
De heer Van der Wal: Ik heb ook een paar vragen naar aanleiding van deze raadsbrief. Ik begin bij
punt VI van de raadsbrief, over welk punt de heren Pruiksma en Bijkersma ook hebben gesproken. Wij
zijn niet van mening veranderd, wanneer wij de feitelijke situatie bekijken, dat dit bouwwerk op deze
plaats dermate storend illegaal aanwezig is dat het gesloopt zou moeten worden.
Een ander punt is - wat dat betreft ben ik het wel met de heren Pruiksma en Bijkersma eens - dat bij
de behandeling van deze zaak blunder op blunder is gemaakt. In de vergadering van afgelopen dinsdag
van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening heb ik het ook al gehad over het feit dat hier verre
gaande slordigheden zijn gepleegd, terwijl men wist dat dit voorbereidingsbesluit erg gevoelig ligt. Ik
zal nu niet alle vragen herhalen die de voorgaande sprekers hebben gesteld, maar ik ondersteun ze wel.
Ik zou graag willen weten hoe het mogelijk is dat bij een op zich niet al te ingewikkeld probleem en
onder verantwoordelijkheid van het college zoveel fouten en slordigheden op elkaar gestapeld zijn. Op
deze vragen zou ik graag een bevredigend antwoord willen hebben.
11
Dan een opmerking over punt IV van de raadsbrief dat gaat over pand Schrans 17. Ik moet zeggen
dat ik, mij niet bewust zijnde van het feit dat ook hier enigszins sprake is van illegaliteit, in dit pand
al eens een versnapering heb genuttigd. Tot mijn verbazing las ik later dat het pand nog tot cafetaria/
eethuisje verbouwd moet worden. Wij kunnen natuurlijk zeggen: dit is typisch een geval van jammer. Ik
heb sterk de indruk dat dit soort dingen de laatste tijd vaker gebeurt. Waar ligt dat aan? Verslapte con
trole? Zit het college er niet genoeg achteraan? Ik wil ook nog even herinneren aan het feit dat de
raad door blunders op de secretarie of bij de Dienst Stadsontwikkeling volkomen overbodig is geconfron
teerd met de problematiek rond het speelterreintje aan de Goudsbloemstraat. Ik zou graag willen dat het
college, wanneer het nu geen bevredigend antwoord op deze vragen kan geven, dit soort zaken gaat
onderzoeken en daarvan in de betreffende commissie mededeling doet.
In de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening zijn wij vrij uitgebreid ingegaan op punt II van de
raadsbrief. Ik ben het eens met dit voorbereidingsbesluit. Het is wat ons betreft geen halsstarrigheid dat
wij vasthouden aan de straatwand zoals die vroeger bestond en nog steeds in het bestemmingsplan opge
nomen staat. Ik denk dat door de bouw van een woongebouw niet per definitie een slechte woonsituatie
zal ontstaan, want het een en ander sluit aan bij een historisch iets. Men kan in de binnenstad, bij
voorbeeld in de Speelmansstraat en de Sacramentsstraat, aanschouwen dat een dergelijk woongebouw
zeker niet hoeft te leiden tot onaanvaardbare woonsituaties. Ik heb daarvan tenminste tot nu toe nog
niets gemerkt.
Dan kom ik nu bij punt I van de raadsbrief. Het is jammer dat wethouder Geerts vanavond niet aan
wezig is, hoewel ik hem zijn vakantie best gun. Afijn, het gehele college blijft verantwoordelijk, dus
dat redt zich er maar mee. De reden waarom ik op dit punt wil ingaan is dat onze fractie zich grote
zorgen maakt - deze zorgen nemen steeds een grotere omvang aan - over de ontwikkelingen aan de Wil
lemskade. Aan het eind van de jaren zestig tot nu toe zijn hier zeer grootschalige ingrepen gepleegd,
zoals onder anderen de bouw van de Friesland Bank en de ABN-Bank. Het leek wat beter te zullen gaan
toen de raad, een beetje tegen de zin van b. en w., een voorbereidingsbesluit nam voor de Willemska
de hoek Baljeestraat. Prompt werd daor het bestaande pakhuis heel aardig verbouwd tot een zeer goed
geoutilleerde kantoorruimte. Het bleek dus wel degelijk mogelijk dat de raad, mits hij er op tijd bij
was, sturend kon optreden.
Nu zijn wij weer geconfronteerd - men heeft dat ook in de krant kunnen lezen - met plannen van
de FBTO met betrekking tot het enorme terrein in een beschermd stadsgezicht. Dat gedeelte van het be
schermd stadsgezicht is met medewerking van de raad veranderd in een kaalslagterrein. De FBTO was
aanvankelijk van plan het gehele terrein, binnen het tot in drie instanties herziene bestemmingsplan, te
bebouwen. Nu deelt de FBTO mee dat men van dat plan moet afzien en dat men het terrein maar voor
de helft wil bebouwen. De FBTO heeft nog wel een plan voor een tweede fase, maar er kan geen enkele
garantie worden gegeven dat die ooit wordt uitgevoerd. Op het bedoelde terrein wil de FBTO een mon
strueus kantoorpand bouwen dat werkelijk spot met alle uitgangspunten, die de raad en andere instanties
hebben gesteld met betrekking tot het te beschermen stadsgezicht. In het collegeprogramma staat wat
dat betreft: "Naast de beschermde binnenstad en de beschermde monumenten zal de aandacht zich ook
richten op de kenmerkende jongere stadsgezichten en de bouwkunst na 1850." Dat zal wel een lachertje
worden
Het nu aan de orde zijnde voorbereidingsbesluit gaat in feite ook om een bestaand gebouw. Een
goed gebouw, dat als karakteristiek gekenmerkt staat. Wij hebben al eens eerder in de raad betoogd dat
in het bestemmingsplan voor dit gebouw de bestemming "wonen" is opgenomen. Er is in dat kader een
haalbaarheidsonderzoek gepleegd en gebleken is dat wonen in het bestaande pand niet goed te realise
ren is. Ongeveer een jaar, anderhalf jaar geleden hebben wij ervoor gepleit het bestemmingsplan aan te
passen als blijkt dat wonen in het pand niet kan. Helaas heeft de raad anders beslist, want die vond dat
dat wel moest. Nu hebben wij dus weer met de zoveelste aantasting van het beschermd stadsgezicht te
maken. Wethouder Geerts heeft nog allerlei plannen - die heeft hij tenminste gelanceerd en daarom is
het zo jammer dat hij er vanavond niet is - om het een en ander aan de Willemskade, binnenstadskant,
te slopen. Mij bekruipt het gevoel dat wij weer tien jaar terug zijn in de tijd. Toen werd ook gezegd:
er moet voor dertig miljoen geïnvesteerd worden, er ontstaat werkgelegenheid, breek maar af! Exact
dezelfde argumenten van tien, vijftien jaar geleden, die toen van achter de collegetafel klonken, vin
den nu hun weerslag in dit voorbereidingsbesluit. De reden waarom ik in de commissie niet zo uitgebreid
heb gesproken over dit voorbereidingsbesluit is gelegen in het feit dat dit voorbereidingsbesluit, gezien
in het licht van het vorige meerderheidsbesluit van de raad, maar minimale afwijkingen vertoont ten op
zichte van het bestemmingsplan. Gezien onze grote zorgen over de ontwikkelingen aan de Willemskade
zijn wij tegen punt I van de raadsbrief.
De heer De Jong: In de aanhef van de raadsbrief staat: .en Singelstraat 22-22a te Leeuwar-