12 den.Ik vind het nemen van een voorbereidingsbesluit voor deze percelen niet in het bij de raads- brief behorende besluit terug. Ik heb de indruk dat dat komt door een besluit in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Ik wil dat graag bevestigd zien. De heer Miedema (weth.): Ik wil met het gemakkelijkste beginnen. De indruk van de heer De Jong met betrekking tot de percelen Singelstraat 22-22a is volstrekt juist. Daarmee is dat punt afgehandeld. Een aantal leden heeft opmerkingen gemaakt over punt VI van de raadsbrief. In verschillende be woordingen is verontrusting en verontwaardiging uitgesproken over de gang van zaken. Ik kan mij die gevoelens erg goed voorstellen. Het is triest dat opnieuw een vergissing is gemaakt en dat wij de raad opnieuw voorstellen moeten doen een voorbereidingsbesluit te nemen. Over de vraag hoe dit kan kunnen wij natuurlijk erg lang twisten, maar ik denk dat dat niet erg zinvol is. Het is gebeurd. Willen wij de procedure, waartoe de raad heeft besloten in een eerdere zitting, afhandelen, dan zullen wij opnieuw een voorbereidingsbesluit moeten nemen. Een dergelijk voorstel doet het college thans aan de raad. De heer Brouwer heeft reeds beroep aangetekend bij de AROB-rechter. Deze zaak is nu als het ware onder de rechter. Het lijkt mij juist om het voorstel van het college te volgen en de beslissing van de onaf hankelijke rechter af te wachten. De heer Bijkersma heeft een groot aantal indringende vragen gesteld naar aanleiding van een van daag binnengekomen brief van de heer Brouwer. Ik heb deze brief vijf minuten voor de aanvang van de raadsvergadering voor het eerst gezien. Ik zeg heel openhartig dat ik niet in staat ben op dit moment aan de vragen van de heer Bijkersma die aandacht te schenken die nodig is en daarop correct te ant woorden. Als de heer Bijkersma op het eind van zijn verhaal vraagt: krijgt deze mijnheer volwaardige gelegenheid tot inspraak, wordt deze procedure met voldoende zorg gevoerd, is dit een voorbereidings besluit waarbij alle inspraak mogelijk is, dan zeg ik daar volmondig ja op. Mevrouw Jongedijk heeft een stemverklaring afgelegd met betrekking tot punt II van de raadsbrief. Ik weet niet of het noodzakelijk is daarop te reageren, maar ik zal dat toch heel kort even doen. Dit plan is erg lang in voorbereiding geweest. Wij hebben nu een plan dat ook de instemming heeft van de Commissie Welstandszorg. Het plan heeft een lange weg doorlopen. Wij zijn er erg gelukkig mee dat wij deze zaak nu in procedure kunnen brengen. Na de totale afweging in de Commissie voor de Ruimte lijke Ordening en de Commissie Welstandszorg, beschikken wij over een afgerond geheel. Wij moeten daar erg gelukkig mee zijn. Wij moeten nu snel handelen en de procedure starten, zodat wij binnen af zienbare tijd aan het werk kunnen. Er is ook een aantal opmerkingen gemaakt over punt IV van de raadsbrief. De heer Pruiksma zegt dat hij moeite heeft met dit punt, maar dat hij, gezien het feit dat het een volwaardige procedure is en dat de omwonenden alle kans krijgen hun bezwaren te uiten, bereid is met dit voorstel in te stemmen. De heer Van der Wal gaat iets verder dan de heer Pruiksma en zegt dat er schijnbaar telkens iets fout gaat. Het lijkt mij goed een toelichting te geven. Hier is inderdaad sprake van clandestiene bouw. De dienst heeft dat geconstateerd en heeft dat gerapporteerd aan het college. Op het moment van de constatering was de bouw afgerond en zat men enkele dagen voor de opening. Er is een indringend ge sprek geweest met de ondernemer en er zijn erg duidelijke afspraken gemaakt. In het bestemmingsplan Huizum-Sixma heeft dit pand de bestemming "winkel" en die bestemming kan men niet zo maar verande ren in bestemming "horeca". Wij hebben met de ondernemer afgesproken dat wij bereid zijn de procedu re te volgen en hem alsnog een vergunning te verlenen, wanneer hij door middel van handtekeningen aantoonde dat er tegen vestiging van een horecabedrijf geen bezwaar bestond. Als de ondernemer daar niet aan zou kunnen voldoen, dan - zo is afgesproken - zou hij het pand openen als winkel en niet als horecabedrijf. De afspraak is geschonden, want de ondernemer heeft de vereiste handtekeningen niet kunnen ophalen. De ondernemer is toch met zijn zaak begonnen. Op dat moment zaten wij heel duide lijk voor de beslissing: of op heel korte termijn de zaak officieel sluiten en vergrendelen of alsnog de officiële procedure volgen. Het college heeft gekozen voor het volgen van de procedure om na te gaan of het mogelijk is om de ondernemer alsnog een vergunning te verlenen. Mocht blijken dat de bezwaren die aan de hand daarvan binnenkomen dusdanig zwaarwegend zijn dat geen vergunning verleend kan worden, dan zal alsnog tot sluiting worden overgegaan. Het is een vrij zorgvuldige behandeling die is gevolgd. Wij zullen nu een officiële procedure moeten voeren en dat is wel wat triest. De heer Van der Wal heeft een aantal opmerkingen gemaakt over de Willemskade. Zijn opmerkin gen slaan meer op de zuidkant van de Willemskade dan op de noordkant. Hij heeft zijn grote zorg uit gesproken over datgene wat in dit stadsdeel gaat gebeuren. Hij zegt dat het niet goed gaat. Uitspraken van wethouder Geerts doen de heer Van der Wal het ergste vrezen. De heer Van der Wal zegt dat dat gene wat hier aan de orde is niet in overeenstemming is met een aantal zaken dat door de raad is aange nomen. Het is mij bekend dat hierover in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening uitvoerig is ge sproken. De heer Van der Wal heeft gezegd dat het onderhavige punt een kleine afwijking vertoont ten 13 opzichte van het bestemmingsplan. Dat is niet zijn grootste bezwaar, maar hij wil dit punt gebruiken om zijn zorg kenbaar te maken. Hij is erin geslaagd de zorg door te laten dringen tot het college. Ik kan de heer Van der Wal openhartig zeggen dat het college bezig is alles te doen wat haalbaar is, maar misschien gaan de grenzen dan wel eens iets verder dan sommigen hadden gedacht. De heer Bijkersma: Wethouder Miedema zegt dat de heer Brouwer de normale mogelijkheid tot in spraak krijgt. Ik heb gevraagd of tegen dit voorbereidingsbesluit dat wij nemen normaal beroep kan wor den aangetekend. Is dat mogelijk? (De heer Miedema (weth.): Ja.) Akkoord. Ik heb gezegd dat de brief van de heer Brouwer deel uitmaakt van deze bespreking. Deze brief lag ook bij de ter inzage gelegde stukken. Als de wethouder zegt dat hij de brief pas vijf minuten voor de aanvang van de raadsvergadering heeft gezien, dan is dat jammer. De wethouder is en blijft echter wat dat betreft verantwoordelijk. Zolang het college datgene wat de heer Brouwer zegt niet weerlegt, ga ik er vanuit dat de heer Brouwer gelijk heeft. Dat betekent dus dat de heer Brouwer zijn woning op grond van de door hem ingediende tekening een meter moest verplaatsen. Hetzelfde geldt voor datgene wat ik naar voren heb gebracht over het gestelde op bladzijde 6 van de brief van de heer Brouwer, namelijk dat de werkplaats, zoals die er staat, niet overeenkomt met de door de heer Brouwer bij de provinciale griffie ingediende tekening. Deze zaak zit volledig fout. Het lijkt mij beter dat het college het voor stel terugneemt en dat eindelijk eens goed gaat behandelen, dan het nu weer door te sturen en weer procedurefouten te maken. Ik ga er nu vanuit dat de heer Brouwer destijds op aanzegging van de ge meente zijn woning een meter moest verplaatsen en dat er een foute tekening is ingeleverd bij de pro vinciale griffie. De heer Van der Wal: De wethouder zegt dat hij niet volledig in kan gaan op punt VI, dat gaat over een aanvullend voorbereidingsbesluit voor het perceel de Pol Ie 6 te Goutum, omdat hij de brief van de heer Brouwer pas vijf minuten voor het begin van deze vergadering heeft gezien. Ik vind dat vreemd, maar goed. Volgens wethouder Miedema zijn er inderdaad missers begaan, maar daarover moeten wij niet lang twisten. Dat is mijn bedoeling ook niet. Ik wil gewoon graag weten wat er precies fout is ge gaan. Wij hebben recht op dat antwoord. Ik kan mij goed voorstellen dat de wethouder dat antwoord nu niet precies kan oplepelen, want daar zal wel een onderzoekje aan ten grondslag moeten liggen. Ik heb de indruk dat datgene wat hier gebeurt steeds vaker voorkomt. Bij een goed geoutilleerd en betaald ge meente-apparaat behoort zoiets niet voor te komen. Ik wil graag weten waar het hier fout is gegaan. Wij hebben voor dit werk toch allemaal full-time krachten? Mijn zorg over de ontwikkelingen aan de Willemskade is doorgedrongen. Eigenlijk zou mijn verhaal overbodig moeten zijn, want als men het collegeprogramma goed leest - dat doe ik bij tijd en wijle wel eens -, dan staat daarin precies hetzelfde wat ik nu betoog. Alleen, het college handelt niet naar dat gene wat in het collegeprogramma staat. Wethouder Miedema heeft gezegd dat het college alles doet wat haalbaar is. Ik betwijfel dat. Er is voor dit gebied een bestemmingsplan dat naar mijn smaak veel te veel aan de wensen van de FBTO tegemoet is gekomen. Nu zegt de FBTO dat zij haar plan niet kan uit voeren. Nou, dat is dan jammer. Dacht het college dat de FBTO het kapitaal dat zij in die grond heeft gestopt renteloos laat liggen? Welnee, de FBTO zal op een gegeven ogenblik overstag gaan en zo hoort het ook. De meerderheid van de raad heeftal veel te veel concessies gedaan aan de FBTO. Wij hebben op verzoek van de FBTO grond aan deze maatschappij verkocht aan de Snekerkade. Daarvoor hebben wij panden afgebroken. Wat doet de FBTO? Zij passeert de akte niet, zodat wij nog steeds met de grond blijven zitten. Het haalbare, de rek, is eruit. Een andere conclusie is er niet. De FBTO moet doen wat er in het bestemmingsplan staat en wij moeten proberen van het beschermd stadsgezicht te red den wat er te redden valt. Dat geldt ook voor het voorbereidingsbesluit dat nu aan de orde is. Er wordt gezegd dat het hier om zo'n schitterend punt gaat met een mooi uitzicht. Bedoelt men daarmee het gat van de FBTO of straks de kantoren die, als fabriekshal vermomd, op de Willemskade zullen verrijzen? Het een en ander vloekt met werkelijk ieder uitgangspunt dat de raad voor dat gebied ooit heeft gehan teerd. Daarom heeft de Willemskade wel degelijk ook met dit voorbereidingsbesluit te maken. Wij gaan hier weer een stapje verder met de verloedering van het beschermd stadsgezicht. Binnenkort zal de naam FBTO wel weer in het college aan de orde komen. Ik hoop dat het college, voordat het verdere beslis singen neemt, met de diverse commissies overleg zal plegen over datgene wat nog haalbaar is. Dat ge noemde grond bebouwd moet worden, staat als een paal boven water. Bebouwing moet plaatsvinden in één fase en niet in twee fasen waardoor wij 10, 15 of misschien wel 20 jaar aankijken tegen een gat aan de Snekerkade. Daar liggen wat ons betreft de grenzen van het haalbare. De heer Dubbelboer: Ik wil nog even een opmerking maken naar aanleiding van punt VI van de raadsbrief. Onze fractievoorzitter heeft niet gezegd dat hij sprak namens het grootste deel van onze

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 7