22
gaat bezuinigen op de uitkeringen - ronduit schandalig dat dit beleid een zodanige onderbesteding
tot gevolg heeft dat nu zelfs ook zes Kroonleden tot de overtuiging komen dat lastenverlichting wellicht
beter naar de werknemers dan naar het bedrijfsleven kan en dat de werkloosheid nog steeds blijft groei
en. Naar schatting zullen er in 1987 één miljoen werklozen zijn. Door dit kabinetsbeleid wordt de
kloof tussen werkenden en haanlozen aan de ene kant en rijk en arm aan de andere kant groter. Dat is
niet alleen vanuit sociaal oogpunt schandelijk, ook economisch komen wij zo niet uit het moeras. Om
dit schrijnende beleid wat te verzachten is er de beleidsdoelstelling dat het beschikbare werk meer ge
spreid moet worden, zonder kostenverhoging. Wat daarvan terecht komt hebben de ambtenaren ervaren.
Wat zij hebben ingeleverd is voor een groot deel afgepakt voor het terugbrengen van het financierings
tekort. Om aan deze crisis het hoofd te kunnen bieden zijn andere maatregelen nodig. Deze crisis is
naar ons gevoel ook niet conjunctureel maar structureel van aard, door de toenemende automatisering,
robotisering, enz. Verschillende organisaties hebben alternatieven aangedragen, bijvoorbeeld de mi
lieubeweging, de vakbeweging en anderen.
In enkele hoofdpunten zou ik willen aanstippen wat wij in het perspectief vooruit als belangrijk
zien. De negatieve spiraal moet worden doorbroken. Dat kan - en moet ook - onder andere door een
gerichte en selectieve stimulering van de economie, van de produktie en van de dienstverlening. Een en
ander dient selectief en democratisch gestuurd plaats te vinden, opdat de maatschappelijk meest zinvol
le activiteiten ook gesteund worden. Bovendien dient te worden gelet op zuinig gebruik van grondstof
fen, vriendelijkheid voor mens en milieu en de omvang van de werkgelegenheid. Ook een drastische ar
beidstijdverkorting is nodig, in verband met het terugdringen van de arbeidsbelasting en een mensvrien
delijke arbeidsomgeving, als antwoord op groeiende werkloosheid die mede als gevolg van de automati
sering ontstaat. Bovendien moeten bestaande rollen worden doorbroken en dient er een arbeidsverdeling
te komen tussen mannen en vrouwen en werken binnen- en buitenshuis, waardoor ook het traditionele
arbeidsetos rond betaald werk wordt doorbroken. Een ander punt dat nauw met de arbeidstijdverkorting
samenhangt is een ander sociaal zekerheidsstelsel. Het moet uiteraard gebaseerd blijven op solidariteit,
maar het moet de mensen wel verzekeren van een inkomen van voldoende hoogte. Het zal geïndividua
liseerd moeten worden, opdat een zelfstandig en onafhankelijk bestaan voor iedereen mogelijk wordt.
Dit soort hoofdpunten geven naar ons idee een duidelijk perspectief. Wij vragen ons ook af, als ik
kom op de hoofddoelstellingen in de Nota Werkgelegenheid, wat wij onder de eerste hoofddoelstelling
moeten verstaan. Daarin wordt gesproken over volledige en volwaardige werkgelegenheid. De werkloos
heid is voor ons gevoel voor het grootste deel structureel. Ook bij een aantrekkende economie zal vol
ledige werkgelegenheid niet zonder meer te bereiken zijn en de vraag is dan wat wordt verstaan onder
volledige en volwaardige werkgelegenheid. Automatisering, robotisering, maar ook een toename van
vrouwen op de arbeidsmarkt doet de vraag naar betaalde arbeid toenemen. De vraag is dan ook hoe wij
tegen werkgelegenheid aan moeten kijken en hoe wij werkgelegenheid en arbeid moeten definiëren. In
feite is er wel voldoende werk, alleen niet betaald werk. Al het werk dat er is zou heel goed beter
kunnen worden verdeeld, zowel over mannen als vrouwen maar ook over het werken binnen- en buitens
huis en over meer mensen. Ook is het belangrijk om meer ruimte te scheppen voor activiteiten met be
hulp en met behoud van uitkering. Het is toch schrijnend om mensen te verplichten hun handen stil te
houden en enkel zinloze sollicitatiebrieven te laten schrijven dan wel cursussen te laten volgen die puur
gericht zijn op herintreding waarop nauwelijks zicht is op dit moment? Uiteraard zitten er wel proble
men aan het werken met behulp en behoud van uitkering, namelijk concurrentievervalsing en verdrin
ging. Concurrentievervalsing is echter al eigen aan de produktiewijze die wij hebben in onze maat
schappij, die kan worden gekarakteriseerd als een kapitalistische economie. Daarin zijn bedrijven
voortdurend bezig elkaar te verdrukken en elkaar eruit te concurreren. Wat dat betreft kunnen wij con
currentievervalsing toch wel enigszins relativeren. Veel harder overeind staat verdringing. Er zal abso
luut geen verdringing mogen plaatsvinden van betaalde arbeidsplaatsenDat betekent dat wij nog verder
af komen van een situatie waarin mensen zelfstandig en onafhankelijk in hun bestaan kunnen zijn. Dat
vereist ook een toenemende zeggenschap en controle van de direct betrokkenen. Als wij op bladzijde
107 kijken naar de voorwaarden die worden gesteld aan het werken met behoud van uitkering, dan zou
den wij daarbij sterker benadrukt willen zien dat ook de direct betrokkenen ermee moeten kunnen in
stemmen, in die zin dat ze een verklaring van geen bezwaar afgeven. Het is toch eigenlijk te zot dat
op een gegeven moment vrijwilligerswerk wordt georganiseerd, terwijl er voor dezelfde post bij de her
waardering bezuinigingsvoorstellen op stapel staan. Dan is het toch nodig dat de mensen aan de basis
heel direct hierbij worden betrokken.
Een volgend punt waaraan wij aandacht willen geven is de positie van vrouwen. Weliswaar wordt in
de nota toegezegd dat nog een nadere analyse zal plaatsvinden. Dat is ook nodig, omdat het in de nota,
zoals die er ligt, blijft bij constateringen. Er wordt geen analyse gemaakt van de werkgelegenheidssitu
atie van vrouwen. De verborgen werkloosheid komt eigenlijk niet aan de orde. Redenen waarom grote
23
groepen vrouwen niet deelnemen aan het betaalde arbeidsproces komen onvoldoende aan de orde. Om
standigheden die daarbij belemmerend werken, zoals opvang voor kinderen, opleidingssituaties, aard
van werkzaamheden, enz., worden er niet in betrokken. Het is dan ook niet vreemd dat wat betreft de
voorstellen voor werkgelegenheidsprojecten, maar ook wat betreft de voorstellen die gedaan worden bij
hoofdstuk 6, waarbij het gaat om de opvang en (her)inschakeling van niet-beroepsmatig actieven, vrou
wen onvoldoende naar voren komen. Daarbij zouden wij ook willen betrekken hoofddoelstelling 7,
waarin gesproken wordt van een rechtvaardige verdeling van zowel betaalde als onbetaalde arbeid tus
sen mannen en vrouwen. Voor ons gevoel en naar ons idee moet hier geformuleerd worden: een gelijke
verdeling van zowel betaalde als onbetaalde arbeid tussen mannen en vrouwen. Dat geeft een situatie
aan die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. In feite ligt een dergelijke formulering in het ver
lengde van hoofddoelstelling 1: volledige werkgelegenheid voor een ieder die wil en kan werken.
Een ander aspect van het werkgelegenheidsbeleid, naast de omvang van werkgelegenheid, is de
kwaliteit van de arbeid. Dat wil zeggen: de aard van het werk en de arbeidsomstandigheden. In deze
nota komt dit aspect onvoldoende aan de orde, terwijl de gemeente toch een groot aantal mensen in
dienst heeft. Dit aspect dient onzes inziens in het personeels- en emancipatiebeleid nadrukkelijk aan de
orde te komen
Verder wil ik nog een opmerking maken over het beleid met betrekking tot belangrijke infrastructu
rele voorzieningen. Uit hetgeen ik eerder heb gezegd met betrekking tot selectieve en gerichte econo
mische groei, mag duidelijk zijn dat wij dat soort zaken niet altijd juichend hebben ontvangen of ermee
kunnen instemmen. Ik denk bijvoorbeeld aan de voltooiing van de tangenten, om maar een concreet
punt te noemen. Ik zal nu niet nader ingaan op afzonderlijke punten, omdat ons standpunt daarover wel
bekend is. Wel is volgens ons van belang dat bij dergelijke beleidsmogelijkheden meer decentraal be
slissingen moeten kunnen worden genomen. Hetzelfde geldt overigens voor het toekennen van stimule
ringspremies voor het bedrijfslevenDe lagere overheden hebben nu nauwelijks stimuleringsmiddelen om
economische ontwikkelingen direct te sturen, uitgezonderd de categorie bedrijfjes tot 20 werknemers.
Er zijn nog ontzettend veel onderwerpen die in de nota aangestipt worden waarover ik graag het
een en ander zou willen zeggen. Een aantal daarvan is echter recent behandeld, bijvoorbeeld voorstel
len met betrekking tot arbeidstijdverkorting - naar ons idee deeltijdarbeidsbeleid -, het JBC en het Bu
reau Kleinschalig Werken. Een aantal andere onderwerpen moet nog volgen, zoals de sollicitatieplicht,
deregulering, nissenhutten, kantorennota, jeugdwerkloosheid, herverdeling werk mannen en vrouwen,
enz. Het zou te ver voeren op dit moment op deze onderwerpen in te gaan. Met de voorstellen zoals die
over een aantal punten, zoals arbeidstijdverkorting en JBC, zijn gedaan hebben wij grote moeite gehad.
Verwacht mag worden dat wij bij een aantal punten dat nog volgt, zoals sollicitatieplicht, deregule
ring, kantorennota, enz. op zijn minst forse kanttekeningen zullen zetten. Wij zijn dus eigenlijk ook
niet zover dat wij kunnen meegaan met een voorlopige vaststelling van deze nota. Voor ons gevoel ont
breekt er inhoudelijk gezien teveel, ook al is hetgeen er wel is ontzettend goed op een rij gezet en
worden er een aantal nuttige, goede en concrete voorstellen gedaan. Ten aanzien van de activiteiten
voor het werkgelegenheidsplan voor het komend jaar heeft de nota, met uitzondering van het JBC, onze
instemming. Ik wil graag een reactie van de wethouder horen op hetgeen ik nu gezegd heb. Misschien
kom ik in tweede instantie dan nog op een aantal concrete zaken terug.
De heer Kessler (weth.): Ik zal een poging doen de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Ik
ben blij met de waardering die de nota ontmoet. Ik wil die waardering heel nadrukkelijk doorspelen
naar het ambtelijk apparaat. Men heeft het eigenlijke schrijfwerk aan de nota, ondanks het feit dat het
voorbereidingsproces twee jaar duurde, in een betrekkelijk korte tijd en in een hoog tempo verricht. Ik
zal in principe de sprekers beantwoorden in de volgorde waarin zij hebben gesproken, hoewel ik wil be
ginnen met de laatste sprekers wat betreft hun opmerkingen ten aanzien van het gebrek aan visie dat de
nota zou bezitten.
De heer Buurman heeft gesteld dat hij een dergelijke visie mist en ook de heer Siemonsma heeft
woorden van die strekking uitgesproken en dat nader toegelicht. Ik moet zeggen dat ik het daarmee in
het algemeen niet eens ben. Wat mij betreft spreekt uit deze nota wel degelijk een visie op hoofdlijnen.
Ik verwijs dan naar de zeven hoofduitgangspunten. Ik moet daarbij overigens wel aantekenen dat het
een visie is die in grote lijnen aansluit bij wat men zou kunnen noemen: op dit moment algemeen geac
cepteerde doelstellingen. In het verlengde hiervan kom ik op hetgeen de heer Siemonsma naar voren
heeft gebracht. In feite wil hij een meer uitgewerkte visie ten aanzien van de hele sociaal-economische
problematiek. Wij hebben er bij het opstellen van de nota nadrukkelijk voor gewaakt om die discussie
zeer uitvoerig aan te gaan. Wij hebben geprobeerd de nota zo concreet en zo praktisch mogelijk in te
vullen. De punten waarbij het rijksbeleid ons niet aanstaat zijn nadrukkelijk naar voren gebracht, al
leen wel steeds toegespitst op voor Leeuwarden relevante zaken. In dit verband wijs ik bijvoorbeeld op
het feit dat de stadsgewest problematiek wordt opgepakt, dat in tegenstelling tot de rijksoverheid op het