30 volsta slechts met een enkele zin. "Trekt men de lijn van het laatste halfjaar door - maar dat mag niet zonder meer, het kan zelfs lager uitkomen -, dan hebben wij in ons land in januari 1986 de 900.000 werklozen nog steeds niet gepasseerd. Voor het economisch beleid op middellange termijn, waar de SER zich op dit moment mee bezighoudt, en voor het regeringsbeleid in 1985, waar Rutten's Centraal Econo mische Commissie zich over buigt, schelen 200.000 tot 300.000 werklozen een flinke slok op een bor rel." Op mijn laatste opmerking is de wethouder ook niet ingegaan. Als er nu middelen worden geraamd voor werkgelegenheidsbevordering, hoe kan dan tegelijkertijd worden gesteld deze zoveel mogelijk bui ten de bezuiniging te houden? Dat is toch innerlijk tegenstrijdig? De heer Siemonsma: Ik ga eerst in op wat ik heb genoemd het ontbreken van een stuk visie. Het zicht op de werkelijkheid wordt bepaald door de bril die je opzet, als ik het zo even mag zeggen. Door een bepaald soort bril op te zetten - bijvoorbeeld een fopbril - kan men zichzelf natuurlijk ontzettend voor de gek houden. Zo was de toon van de nota eerst vrij optimistisch over volledige werkgelegenheid en mocht er eigenlijk niet de toon in komen dat de situatie toch wel zorgelijk was. Dat bedoel ik als ik zeg: het zicht op de werkelijkheid wordt bepaald door de bril die je opzet. Men moet wel met een eer lijke blik willen kijken naar de situatie waarin men staat. Ik ben het met de heer Janssen eens als hij zegt dat de nota is geschreven door werkenden. Ik zou eraan toe willen voegen dat de nota is geschre ven door mannen. Dat blijkt overduidelijk uit de volstrekte onderbelichting van de positie van vrouwen, Dat illustreert door welke bril is gekeken naar het beleid. Een en ander wordt door de wethouder verde digd door te zeggen dat het gaat om algemeen geaccepteerde doelstellingen. Ik ben van mening dat dat maar ten dele klopt, want wat dat betreft moet er zelfs al worden bijgesteld. Als "het midden van de weg wordt gehouden" - een formulering die ik in eerste instantie heb gebruikt -, kan men nauwelijks komen tot doorbraken in een heel moeilijke situatie. Dan is men ook niet uit op het zoeken naar andere mogelijkheden of andere scenario's, die wellicht wel een doorbraak kunnen betekenen. Men kan zich afvragen wat men daaraan heeft, omdat er toch maar weinig invloed mogelijk is. Op dit moment is er echter een beweging groeiende van mensen die door dit beleid gedupeerd en in de kou worden gezet, als het ware in verpaupering worden gestort. Ook van daaruit zijn wij mijns inziens verantwoordelijk om mee te denken over hoe het anders kan. De wethouder zegt dat ook het college wel wil overwegen de centralisering van beslissingen in de nota nadrukkelijker vorm te geven, zoals bijvoorbeeld ook de pro vincie heeft gedaan. Dat is dus ook proberen meer invloed op een en ander te krijgen. De wethouder acht dat kennelijk toch ook wel wenselijk. Waarom zouden wij een en ander doen, als het toch eigen lijk niets uitmaakt? Mijns inziens hebben wij een belangrijke verantwoordelijkheid, omdat wij ook heel dicht bij de problemen zitten. Op een gegeven moment scheelt het ons ook direct in de portemonnaie, bijvoorbeeld nu een toenemend aantal mensen van de steun moet leven, om het zo maar even te zeggen. De heer Janssen heeft mij gevraagd waarom ik in de commissie niet heb gezegd dat wij niet instem men met een voorlopige vaststelling van de nota. In de commissie ben ik begonnen mijn waardering voor de nota uit te spreken, zoals ik dat vanavond ook heb gedaan. Ik heb erbij gezegd dat naar mijn idee de kool en de geit zijn gespaard, dat er in de nota veel punten zitten waarmee wij in het verleden grote moeite hadden en waarmee wij toen niet hebben ingestemd en dat er een groot aantal punten aan zit te komen waarvoor hetzelfde geldt. In de commissie is er niet over gesproken of wij ermee instemmen de not voorlopig vast te stellen. Was dat wel gedaan, dan had ik zeker mijn voorbehoud gemaakt. Te meer om dat dit een "horizontaal" onderwerp is. Ik vind het heel belangrijk van de collega-raadsleden te horen wat zij op bepaalde punten van de nota hebben in te brengen om op die manier tot een fractiestandpunt te komen. Overleg is met name bij zo'n horizontaal onderwerp - facetbeleid, zou je kunnen zeggen - van ontzettend groot belang. Als wij het dan hebben over de positie van vrouwen en de wethouder zegt dat er wat dat onderwerp betreft eigenlijk een apart hoofdstuk moet worden toegevoegd, dan denk ik: Nu gaan wij de mist in, zo van "een aparte positie voor vrouwen". Die positie dient op elke plaats in de nota waar dat aan de orde is integraal opgenomen te worden. De Nota Werkgelegenheid moet nog worden "gefeminiseerd", zou je kunnen zeggen en dat doe je niet door er een apart hoofdstukje aan toe te voegen. Nog een tweetal opmerkingen in de richting van de heer Buurman. In eerste instantie had hij het ook al over "niet te betalen werk" dat sommige mensen verrichten» In mijn richting verwoordt hij het nog weer eens in de zin van: betaald werk is er niet, maar dat is ook niet te betalen. Het lijkt erop dat hij daar dan ook geen enkel begin mee wil maken en kennelijk de verdeling van geld, dat er is van inko mens en vermogens, buiten schot wil laten. Afgelopen vrijdag promoveerde een socioloog die een inte ressant onderzoek naar de vermogensverdeling heeft gedaan. Daaruit blijkt dat 5% van de Nederlanders de helft van alle privé-vermogens in zijn beheer heeft. Wat dat betreft kan er nog wel het een en ander worden verdeeld en kunnen wij best een start maken met het werk te betalen dat volgens de heer Buur man niet te betalen is. Ik vind dat dit belangrijke werk ook navenant moet worden gewaardeerd. 31 Met betrekking tot de werklozen het volgende. Ik heb Van Aardenne ook gehoord, die ons probeert duidelijk te maken dat de regering op de goede weg is. Het blijkt echter dat minister Ruding van plan is de komende jaren nog weer verdergaande bezuinigingen door te voeren om het financieringstekort terug te brengen. Als men zelf zou geloven in afname van de werkloosheid, dan zou een dergelijke opnieuw forse bezuiniging om het financieringstekort te dekken absoluut niet nodig zijn, want dan zou het zich zelf wel bedruipen door hogere belastingopbrengsten. Over de motie van de heer Jansma met betrekking tot de nissenhutproblematiek kunnen wij hetzelf de zeggen als de heer Janssen. Wij willen over een en ander graag binnenkort een oordeel geven. Op voorhand instemmen met de verdere verruiming gaat ons op dit ogenblik te ver. De heer Kessler (weth.): De heer Janssen heeft nog eens naar voren gebracht dat de werkgroep, die zich bezig moet houden met het schrijven van een aanvullend hoofdstukje - ik kom daar straks nog even op terug -, alleen zou moeten bestaan uit vrouwen. Voor een goed begrip het volgende. Nota's, raads voorstellen en dergelijke worden tot nu toe altijd geschreven door het ambtelijk apparaat, tenzij er iets wordt uitbesteed, want dan worden er deskundigen "gehuurd", hetgeen geld kost. Dat hebben wij bij voorbeeld gedaan door de nota deels uit te besteden aan het ETIFHet zo maar betrekken van allerlei vrouwenorganisaties, de Kamer van Koophandel of het Gewestelijk Arbeidsbureau bij het produceren van nota's gebeurt in het algemeen niet. Dat betekent dat bij het samenstellen van de werkgroep moet worden gekeken naar de kwaliteiten binnen het ambtelijk apparaat. Ik heb gezegd dat het mijns inziens niet mogelijk is een werkgroep samen te stellen die uitsluitend uit vrouwen bestaat. Deskundigheid op dit gebied zit ook wel degelijk bij mannen. Ik heb gezegd dat wij een poging zullen doen een werk groep samen te stellen waarin onder anderen ook vrouwen zijn vertegenwoordigd. Mijns inziens zijn er wel degelijk vrouwen die beleidsinhoudelijk op dit terrein hun steentje kunnen bijdragen. Ik neem dus aan dat er een werkgroep tot stand komt waarin ook vrouwen zitten, maar er zullen ongetwijfeld ook mannen in zitten, omdat er bij deze gemeente nu eenmaal ook mannen werken die verstand hebben van werkgelegenheid en alles wat daarmee samenhangt. De heer Jansma komt nog eens terug op het geven van een gezamenlijke reactie. Ik kan mij op zichzelf voorstellen dat wij in de brief die wij naar de instellingen sturen een passage opnemen waarin staat dat het uiteraard niet verboden Is om samen met een bevriende organisatie een reactie in te die nen. Op die manier kunnen wij een en ander stimuleren. Ik denk overigens wel dat er verschil is tussen een Algemene Subsidieverordening, waarbij de gemeente echt een heel duidelijke inhoudelijke beleids lijn wil uitdragen, en een praktisch punt met betrekking tot de vraag of organisaties al dan niet samen met elkaar iets moeten schrijven. Met betrekking tot de problematiek van de jeugdwerkloosheid heeft de heer Jansma gevraagd of hij zijn motie kan intrekken. Wat het college betreft wel. Ik heb toegezegd dat wij een poging zullen doen een en ander naar voren te halen in het activiteitenprogramma. De heer IJestra heeft het nog eens gehad over de sterke en zwakke punten. Ik ben akkoord met de vertaling die hij eraan geeft. Ik hoop dat degenen die reageren veel sterke punten van Leeuwarden naar voren halen en zo weinig mogelijk zwakke punten. Op de sterke punten zullen wij inspelen en de zwakke punten zullen wij proberen te voorkomen. Ik ben het er echter mee eens dat wij, als er uit de inspraak nog sterke en zwakke punten naar voren komen, daar uiteraard verder mee zullen moeten. Punt 9 op bladzijde 83. Het misverstand komt voort uit het feit dat het woordje "uitsluitend" had moeten worden ingevoegd. De zin luidt dan aldus: "Wij overwegen niet om, zoals wel is gesuggereerd, bij gemeentelijke aankopen en onderhandse aanbestedingen uitsluitend plaatselijke bedrijven mogelijk heid tot inschrijving te geven." Ik neem aan dat wij met deze tekst allemaal tevreden zijn. De heer Buurman heeft het gehad over de verhouding particuliere sector-overheidssector in de jaren 1960 en 1984. Daarover wil ik toch nog een opmerking maken. De verschillen in percentages zijn voor een zeer belangrijk deel toe te schrijven aan het feit dat de overheid in steeds grotere mate als door- schuifsysteem is gaan functioneren. Ik wijs er in dit verband op dat pas in 1960 de Algemene Bijstands wet is geïntroduceerd. Misschien weet men zich dat te herinneren. In Vrij Nederland van een aantal maanden geleden werd een bespreking van het toenmalige kabinetsberaad aangehaald, waarbij aan me vrouw Klompé werd gevraagd wat zij dacht dat het allemaal zou gaan kosten. Zij antwoordde toen: Honderd 6 tweehonderd miljoen. Op dit moment gaat het om ettelijke miljarden! Een en ander is toch wel een illustratie van het feit dat de doorschuifmechonismes voor een belangrijk deel de relatief hogere overheidsuitgaven veroorzaken. De heer Buurman heeft gezegd dat de gemeente Leeuwarden zich concurrerend moet opstellen ten opzichte van andere gemeenten. Dat is een algemeen probleem. In het college signaleren wij de laatste tijd af en toe dat er een situatie ontstaat dat gemeenten elkaar gaan beconcurreren. Een voorbeeld is dat de gemeente Steenwijk met betrekking tot de bouw van de Centrale Militaire Apotheek heeft gezegd

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 16