4 zeg ik: dit is een totaal politieke zaak. In de brief wordt geschreven dat het verzoek wordt gedaan door een groepering die spreekt namens geheel links Leeuwarden. Welnu, spreken over "links", is een poli tieke zaak. Ik vraag mij dan af: past dit verzoek wel in het Sociaal-cultureel Plan? Ik denk dat het college deze afweging nog gaat maken, maar als het college de zaak totaal afdoet, dan heb ik het ge voel dat een en ander niet meer bij de raad terugkomt. Hoewel ik deze zaak niet kan overzien denk ik toch dat het college, als het onverhoopt mocht overwegen tot subsidiëring over te gaan, op een gevaarlijke weg is. Het college zal dan tussen de in woners van Leeuwarden een scheiding der geesten teweegbrengen, omdat een politieke zaak wordt ge subsidieerd. Ik wil het college er ernstig voor waarschuwen dat het grote onrust in Leeuwarden teweeg zal brengen, wanneer tot subsidiëring mocht worden overgegaan. Ik wil het college wijzen op datgene wat er enkele jaren geleden in Rotterdam is gebeurd. Ik heb niets tegen een 1 mei-viering, maar toen men op het gemeentehuis van Rotterdam een rode vlag wilde hijsen heeft dat in die stad grote commotie veroorzaakt. Dit gebeuren ligt in hetzelfde vlak. Ik wil daar gewoon voor waarschuwen en ik heb het recht om dat te doen. De afdoening van de brief is aan het college, dat heb ik begrepen, maar ik wil wel voor de gevolgen waarschuwen. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga en de heer Dubbelboer zijn inmiddels ter vergadering gekomen. De heer Buurman: Ik sluit mij aan bij de strekking van het betoog van de heer Bijkersma. Ik heb nog wel een vraag aan de wethouder. Hij heeft gesproken over "onvoorzien". Het lijkt mij toe dat deze organisatie de 1 mei-viering toch niet als onvoorzien kan kenschetsen. Mevrouw Van der Werf: Ik wil inhoudelijk niet op het voorstel ingaan, maar na de woorden van de heer Bijkersma wil ik toch nog dit zeggen. De heer Bijkersma moet nog een keer het Sociaal-cultureel Plan en het Programma Sociaal-cultureel Werk, dat wij in de vorige raadsvergadering hebben vastge steld, van a tot z lezen, want daar zitten veel meer van dit soort verzoeken in. Bijvoorbeeld het subsi dieverzoek van de VVD-vrouwen. (De heer Bijkersma: Het gaat daarbij om sociaal-cultureel werk, dat is heel wat anders.) Nou ja, dat is toch allemaal in dezelfde orde? Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Wanneer men op tijd iets aanvraagt via het Sociaal-cultureel Plan, dan is er een mogelijkheid dat dat in de raad wordt beoordeeld, ledereen kan dan zijn zegje doen over al dat soort zaken. Is het mogelijk al dit geharrewar en deze emoties een beetje op te vangen door te zeggen: er is nog een raadsvergadering voor één mei, wij zetten het advies van b. en w. op de agenda van die vergadering? De heer Heere (weth.): De heer Bijkersma heeft dit nagekomen verzoek met name bestempeld als een verzoek waarbij een politieke zaak aan de orde zou zijn. Als dit het enige punt is dat ooit in deze raad tot een politieke zaak is verheven, dan is dat wel wat weinig. Ik heb de indruk dat alle verzoeken die gebundeld worden in het Programma Sociaal-cultureel Werk in feite om politieke beslissingen vra gen. Dat is hier uiteraard ook aan de orde. De procedure die wij met elkaar hebben afgesproken - het college zal in dit geval daar niet van afwijken - is dat subsidieverzoeken die binnenkomen nadat het programma is vastgesteld, dat is onlangs gebeurd, door het college mogen worden afgedaan - de raad heeft daarmee ingestemd - onder voorwaarde dat zo mogelijk de Commissie voor Welzijnsaangelegenhe- den wordt gehoord. Wij volgen exact die procedure. Wij stellen de raad voor om dit verzoek op die wijze te behandelen. Dat betekent dat het verzoek in de commissie aan de orde komt. Ai naar gelang het advies van de commissie, zal het college riaar bevind van zaken handelen. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Sub T. De Voorzitter: Dit punt luidt: Brief van 28 februari 1984 van J. Postma te Leeuwarden betreffende vestiging van een snackbar in het perceel Bleeklaan 105, alhier. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik vind dat het voorgestelde antwoord van het college duidelijk is. Voor het betreffende pand geldt alleen hef regime van de Bouwverordening. Het bestemmingsplan is nog niet klaar, het is wel in voorbereiding, en heeft dus nog geen rechtskracht. Aan het bestemmings plan kan dus niets worden ontleend. De aanvraag voor een destijds ingediende bouwvergunning is afge wezen. Het pand is intern veranderd. Eigenlijk is er geen bouwvergunning nodig en is er dus ook geen 5 beroep mogelijk. Er blijven wel een heleboel vragen over. Geïntroduceerd is het begrip "uitgebreide broodjeszaak". Waarom is dat gebeurd? Mijns inziens werkt zo iets alleen maar verwarrend. De bewo ners werd dit begrip gepresenteerd als een soort tussenvorm. Een andere vraag is: moet nu geaccepteerd worden dat de winkel is veranderd in een snackbar of valt het pand nog steeds onder het regime "winkel" zodat de Winkelsluitingswet 1976 erop van toepas sing is? Is dat niet het geval dan wil ik graag weten hoe en waar de openingstijden voor snackbars gere geld zijn. Wij hebben van de bewoners foto's ontvangen over de ontstane situatie. Een vraag is: was er geen bouwvergunning nodig voor de grote afzuigpijp en is deze oplossing, die dus al gerealiseerd is, ook voorgelegd aan de Commissie Welstandszorg? Er is nu ook een Hinderwetvergunning aangevraagd, maar die is nog niet verleend. De zaak draait dus momenteel zonder vergunning. Het college had de zaak kunnen sluiten. Ik wil graag een antwoord op de vraag waarom het college niet tot sluiting is overgegaan. Tevens wil ik graag antwoord op de vraag of in dit soort gelegenheden bier mag worden verkocht en/of genuttigd. Van de heer Postma, die de brief geschreven heeft, kreeg ik de inlichting dat de gemeente Rotter- dam een verordening zou hebben waardoor dit soort ontwikkelingen in oude wijken, waar nog geen be stemmingsplan van kracht is, in de hand is te houden. Ik heb bedoelde verordening inmiddels opge vraagd en aan het college doorgespeeld. Ik wil graag dat bekeken wordt of wij iets met die verordening kunnen. De Rotterdamse verordening stamt al uit 1979. Als ik het zo bekijk dan hebben de bewoners op de Bleeklaan niets meer aan een dergelijke verordening, er vanuit gaande dat wij iets met zo'n verorde ning kunnen, want wie eenmaal zit valt onder de overgangsbepalingen. Het is in ieder geval nuttig om een en ander te weten voor volgende keren. De heer Buurman: De gemeente heeft de indruk gewekt dat in het perceel geen snackbar zou ko men. De snackbar/horecafunctie zou in strijd zijn met het ontwerp-bestemmingsplan Cambuursterpad Het is duidelijk dat het rechtsgevoel van de omwonenden is geschaad. De in het pand reeds ondernomen activiteiten zijn vergunningsplichtig ingevolge de Hinderwet. Dan moet er ook wat aan te doen zijn wanneer omwonenden de ramen gesloten moeten houden vanwege de vette stinkende patatlucht (zie brief van 28 maart). Ook wil ik graag weten waarom niet wordt opgetreden nu blijkt dat de heer Van den Burgt beslag legt op de openbare straat. De heer De Jong: Ik kan mij voorstellen dat de omwonenden een beetje ontevreden reageren en waarschijnlijk wat ontevreden op de publieke tribune zitten. De omstandigheid doet zich voor - me vrouw Brandenburg heeft dat ook al gezegd - dat er in feite geen bouwvergunning nodig is en dat men de winkel, die een detailhandelsfunctie heeft, heeft omgezet in een broodjeswinkel/snackbar. Of er nu sprake is van een broodjeswinkel of van een snackbar, de benaming doet natuurlijk niets af aan de ves tiging van iets dergelijks. Alleen het probleem is, vooral nu de starters ruimschoots voorhanden zijn, dat er gewoon een markt openligt om te zeggen, gezien de Winkelsluitingswet 1976 en de Vestigingswet Bedrijven 1954: weet je wat, ik begin maar een snackbar. Er is in Leeuwarden geen enkele verordening die verbiedt een detailhandelsbestemming om te zetten in een snackbarbestemming. Wij hebben gezien dat vlak vooraan in de Schrans een snackbar is waarvoor wij het bestemmingsplan nog moeten wijzigen. Wij hebben een snackbar ontdekt op het Vliet en ook op de nu aan de orde zijnde plaats krijgen wij een snackbar. Er is geen enkele verordening om deze ontwikkeling tegen te gaan. Mevrouw Brandenburg noemt de verordening van Rotterdam. Willen wij wildgroei voorkomen van broodjeshuizen en snackbars - deze zaken hoeven niet te voldoen aan welke verordening ook en mogen open blijven zolang er klan ten zijn, al zal het ook vier, vijf uur 'smorgens worden - dan zullen wij dienaangaande een verorde ning moeten maken. Ik hoop dat de verordening van Rotterdam geënt kan worden op de situatie in onze gemeente, want dit wordt anders een situatie waar wij, en dus niet alleen de omwonenden waar het nu om gaat, nog veel meer problemen mee krijgen. De heer De Beer: In alle brieven en stukken wordt gegoocheld met begrippen en woorden. Ik ga mij daar niet in verdiepen. Een feit is in ieder geval dat de omwonenden veel last hebben van datgene wat daar gebeurt. Het is voor mij onbegrijpelijk dat het mogelijk is dat iemand zonder meer met een snack bar van start kan gaan, terwijl er een Hinderwetvergunning is aangevraagd en er van meerdere kanten op gewezen is dat verlening daarvan niet mogelijk moet zijn. Mijn vraag is dan ook: waarom is hier niet tegen opgetreden? Ik zou de bewoners willen adviseren om vooral in het geweer te komen tegen het eventueel verlenen van een Hinderwetvergunning.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 3