7 6 De heer Van der Wal: Ik ben het met mevrouw Brandenburg eens dat het voorgestelde antwoord van het college duidelijk is. Waarschijnlijk is er formeel-juridisch in de gang van zaken zoals b. en w. die in het antwoord beschrijven geen speld tussen te krijgen. Blijft over het feit dat je met een zeer onbe vredigend gevoel over deze gang van zaken blijft zitten. Dit is natuurlijk een ontwikkeling die duide lijk tegen de bedoelingen van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan ingaat. Alleen, dit bestem mingsplan is, zoals reeds is gezegd, in voorbereiding en nog niet van kracht. Tenminste, het bestem mingsplan is nog niet ter visie gelegd. Wat dat betreft zijn wij hier dus weer eens een keer te laat. Voor onze fractie staat als een paal boven water dat hier sprake is van overlast. Die overlast blijkt uit foto's en brieven, maar ook uit eigen waarneming. Over blijft dus eigenlijk de Hinderwet en misschien, zij het erg zijdelings, een of ander artikel in de Algemene Politieverordening. Onze fractie dringt er bij het college op aan dat het deze ontwikkeling kritisch toetst aan de bepalingen in de diverse verordenin gen/wetten. Het mag niet zo zijn dat wij door één zo'n geval precedenten scheppen die, natuurlijk on bedoeld, allerlei vervolgen hebben. Ik sluit mij aan bij de vragen die met name door mevrouw Branden burg gesteld zijn Ik wil nog wel zeggen dat ook wij deze gang van zaken ten zeerste betreuren. De heer Miedema (weth.): De laatste spreker is geëindigd met de opmerking dat hij deze ontwikke ling erg betreurt. Het college kan hem daarin volgen, maar dat biedt geen oplossing. Vanaf het begin zijn er contacten geweest met deze ondernemer. Voordat de ondernemer begon is hij op het stadhuis ge weest met de vraag of hij in het pand een snackbar kon beginnen. Toen is hem onomwonden gezegd dat dat niet kon. Daarna is het een tijdje stil geweest. Ik wil deze feiten toch even vermelden, mijnheer de voorzitter. Op een gegeven ogenblik is er een vergunning aangevraagd. Op dat moment is er contact geweest met de bewoners van de Bleeklaan. Er is toen gezegd dat er geen vergunning zal worden ver leend, omdat er een voorbereidingsbesluit ligt. De aanvraag is in dat kader getoetst, want dat is ver plicht. De aanvraag voldeed niet aan de welsfandseisen, maar ook al zou dat wel het geval geweest zijn, dan nog had de vergunning niet verleend kunnen worden. De vergunning zou niet eerder verleend kunnen worden dan wanneer het bestemmingsplan rond was. Dan namelijk kon de aanvraag getoetst wor den aan dit nieuwe bestemmingsplan waarin ieder pand, in ieder geval dit soort panden, een duidelijke bestemming heeft en de bestemmingen "winkel" en "horeca-aangelegenhedenbenoemd zijn. In dat ka der waren er voldoende mogelijkheden om deze vestiging tegen te gaan, zij het dat de ondernemer kans heeft gezien zonder een verbouw toch met deze activiteit te beginnen. Een aantal leden van de raad heeft daar heel duidelijk op gezinspeeld. De heer De Beer heeft gezegd dat de ondernemer daar illegaal zit en hij heeft gevraagd wat de openingen zijn die de Hinderwet biedt. Het is volstrekt ongebruikelijk dat men op basis van het niet hebben van een Hinderwetvergunning een zaak gaat sluiten. Als de duidelijke intentie er is dat een Hinderwetvergunning toch verleend gaat worden, dan kan men de zaak niet sluiten. Als de ondernemer schorsing vraagt van het besluit om de zaak te sluiten dan is het met aan zekerheid grenzende waar schijnlijkheid dat de vergunning verleend zal moeten worden. Volgens mij zal in dat geval de spanning binnen de wijk alleen maar toenemen. Ik heb deze zaak ook met een aantal bewoners van de Bleeklaan overlegd en hen gezegd dat de normale Hinderwetprocedure zal worden uitgevoerd. De raad vraagt om een en ander kritisch te doen. Dat onderschrijf ik graag. Ik heb aan de Commissie Welstandszorg gevraagd hoe zij aankijkt tegen de reclameborden die op dit moment aan het pand zijn bevestigd en tegen de pijp die op het dak is ge plaatst voor afvoer van gassen en rook. De borden zijn voor zover mij bekend volgens de Commissie Welstandszorg geen probleem. De pijp is echter volstrekt onaanvaardbaar gezien het karakter van de Bleeklaan. De pijp zal dus in het kader van de Hinderwet verwijderd moeten worden en er zal een an dere oplossing voor gevonden moeten worden. Die andere oplossing is best leverbaar en is technisch te verwezenlijken, maar zal wel enige aanpassingen van de installatie vergen. Dat zijn echter zaken die binnen de Hinderwet geregeld kunnen worden en geëist kunnen en ook zullen worden. In dat kader neem ik aan dat wij met een goede Hinderwetprocedure ook de overlast van stank, rook en vette lucht voor de omwonenden tot een minimum kunnen beperken. Daar is de Hinderwet voor, want op deze situaties is zij toegesneden. De aanvraag voor een Hinderwetvergunning is op het ogenblik in behandeling bij de dienst. Mevrouw Brandenburg heeft een aantal vragen gesteld. De openingstijden voor deze instellingen zijn niet geregeld. Deze instellingen kunnen dus lang open blijven. Of de zaak nu een broodjeswinkel of een snackbar is, ik denk dat wij een en ander moeten samenvatten onder de benaming: horeca-gele- genheid. Dat is de enig juiste benaming. Wat die mijnheer op de muur van zijn pand schildert is minder belangrijk, de zaak valt onder de kleine horeca-gelegenhedenMen mag deze instelling snackbar noe men en wat mij betreft ook broodjeshuis, maar de problematiek blijft dezelfde. In het totale gebeuren mag in deze instelling op kleine schaal bier worden verkocht. De bepalingen daarbij en de mate waarin verkoop mag plaatsvinden zijn erg moeilijk meetbaar. Mevrouw Brandenburg heeft een interessante opmerking gemaakt, namelijk dat de gemeente Rotter dam voor deze problematiek een uitweg gevonden heeft door middel van het maken van een verordening. Een aantal situaties dat niet afgedekt is door een sluitend bestemmingsplan kan door deze verordening worden voorkomen. De heer De Jong haalt in dat verband de algemene maatschappelijke omstandighe den erbij en het grote aantal aanvragen in deze sector. Mevrouw Brandenburg vraagt terecht welke mo gelijkheden het college ziet in de verordening van de gemeente Rotterdam. Wat dat betreft een korte opmerking, mijnheer de voorzitter. Ik heb de verordening sinds een aantal dagen op mijn bureau. De verordening heb ik aan de afdeling Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting (ROV) gegeven met het verzoek eens nader te bekijken of een en ander inderdaad een sluitend geheel vormt. Afgesproken is dat de afdeling ROV op korte termijn een notitie zal maken voor het college. Als er enige mogelijkheid is greep op deze problematiek te krijgen dan zullen wij een en ander in een commissie aan de orde stellen. Ik twijfel even welke commissie dat moet zijn en daarom spreek ik ook van "een commissie". Of het de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening of de Commissie voor Bestuurlijke Aangelegenheden moet zijn wil ik graag laten afhangen van de adviezen. Men tracht via deze verordening ook een stuk ruimtelijke ordeningsbeleid te voeren en daarom kan ik mij voorstellen dat het de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening wordt. Als het advies binnen is zal het college zich daarover buigen en zich zonodig met een voorstel tot de raad wenden. De heer Buurman heeft gezegd dat het rechtsgevoel van de omwonenden is geschaad. Ik geef hem daarin volstrekt, maar dan ook volstrekt gelijk. Deze mensen mochten er vanuit gaan dat de zaak was afgegrendeld en dat dit soort problemen zich niet zouden voordoen in een woonstraat. De gemeentelijke verordeningen blijken op dit punt echter niet voldoende te zijn om tegen deze manier van werken ade quaat te kunnen optreden. De heer Buurman heeft ook nog een vraag gesteld over de openbare straat die in gebruik genomen wordt. De heer Buurman moet goed beseffen dat het eerste stuk van de straat particulier eigendom is en bij het pand hoort. Wij kunnen de ondernemer niet verhinderen om op dat gedeelte van de straat een aantal stoeltjes en tafeltjes neer te zetten. Wij hebben wel greep op het gedeelte openbare straat, want dat is eigendom van de gemeente Leeuwarden. Voorzover dat binnen de richtlijnen past, zullen wij van die greep gebruik maken. De heer De Jong heeft het ook over de inrichting gehad en gezegd dat wildgroei moet worden voor komen. Dat is een erg terechte opmerking. Ik heb in mijn antwoord op de vragen van mevrouw Branden burg hierover al een aantal opmerkingen gemaakt. De heer De Jong heeft ook de verordening van de gemeente Rotterdam aangesneden. Deze materie heeft onze aandacht. De heer De Beer zegt dat deze ondernemer daar illegaal zit en hij vraagt zich af hoe het mogelijk is dat de ondernemer van start kan gaan. De opmerking van de heer De Beer over "illegaal" bestrijd ik, mijnheer de voorzitter. Het komt praktisch niet voor in ons goede Nederland dat alleen op basis van een Hinderwetvergunning tot sluiting wordt overgegaan. Als er een Hinderwetvergunning is aangevraagd dan mag een bedrijf tijdens de behandelingsprocedure van de aanvraag open blijven. Wij gaan alleen tot sluiting over als na herhaaldelijke aanschrijving de ondernemer niet bereid is een Hinderwetvergunning aan te vragen. Op dit moment kan men in redelijkheid niet tot sluiting overgaan. Hangende de Hinder wetprocedure, waar hard aan gewerkt wordt, blijft de zaak open. De heer Van der Wal heeft ook een aantal opmerkingen gemaakt, maar daar ben ik reeds afdoende op ingegaan. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: De wethouder heeft gezegd dat hij het welstandstoezicht heeft gevraagd om die pijp te bekijken. Volgens mij is het welstandstoezicht alleen gekoppeld aan bouwver gunningen en niet aan Hinderwetvergunningen. Mijn vraag is dus: is voor het plaatsen van deze afzuig installatie of een andere, die dan wel aan de eisen zou voldoen, een bouwvergunning nodig? De wethouder heeft de vragen die ik gesteld heb uitgebreid beantwoord. Hij is alleen niet ingegaan op mijn vraag over de bierverkoop, maar dat antwoord kan mij ontgaan zijn. Ik heb namelijk gevraagd of in dit soort gelegenheden bier mag worden verkocht of genuttigd. (De heer Miedema (weth.): Op die vraag ben ik al ingegaan.) Het antwoord is mij dan ontgaan. Ik wil in ieder geval wel graag antwoord op die andere vraag. De heer De Jong: Een welstandscommissie mag beoordelen of de afzuiginstallatie en de borden aan muren wel of niet netjes zijn. Er circuleren momenteel foto's binnen onze fractie. Als een neonverlich ting in de binnenstad niet mooi is of wanneer de blauwe kleur veranderd moet worden in een rode kleur

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1984 | | pagina 4