26
Mevrouw De Jong: Hoewel in de planningsnota staat dat het te betreuren is dat er geen sprake is
van een meer integraal karakter, betreur ik het ten zeerste dat het college dit niet in zijn commentaar
op deze nota heeft meegenomen. Want als er één terrein is waar een integrale aanpak dringend nodig is,
dan is dat wel het geestelijke gehandicaptenbeleid. Een aspect als thuishulp zou in een dergelijke nota
aan de orde moeten komen, want dat is een aandachtspunt waar wij, zeker in deze tijd van verregaande
bezuinigingen op het gehandicaptenbeleid, niet aan voorbij mogen en kunnen gaan.
Ik heb nog een belangrijk punt dat ik graag in het commentaar verwoord had willen zien, namelijk
de grote zorg van het college dat er nog steeds sprake is van een koppeling tussen de plaatsing op een
dagopvangverblijf en een mogelijke plaatsing in een gezinsvervangend tehuis. Met klem wil ik het col
lege verzoeken bij het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC) aan te dringen op
ontkoppeling hiervan, want ik kan wel zeggen dat hier groot menselijk verdriet achter schuil gaat. Ik
wil het college met klem verzoeken er bij het Ministerie van WVC op aan te dringen dat hier aandacht
aan wordt besteed.
De planningsnota geeft aan dat door verscherping van de criteria ten aanzien van de plaatsing op
een dagverblijf voor ouderen, er voor een groot aantal mensen in feite alleen plaatsing op dit dagver
blijf overblijft. Juist deze groepering hoort daar niet thuis. Ik mis in het commentaar op de nota de gro
te zorg over dit toch wezenlijke probleem. Het is zaak nu naar een oplossing te zoeken voor de plaat
singsmoeilijkheden in het nabije verschiet.
De Adviescommissie voor de Volksgezondheid heeft de aanbeveling gedaan om in de sociale wo
ningbouw rekening te houden met de mogelijkheden om op een eenvoudige wijze de woningen aan te
passen voor de lichamelijk gehandicapten. Ik heb hiervoor in de raad namens mijn partij al eerder en
vaker gepleit. Ik vind het jammer en in zekere zin ook een gemiste kans dat dit punt niet in het com
mentaar is verwerkt.
Tot slot, mijnheer de voorzitter. Ik ondersteun van harte de claim voor een vestiging van een ge
zinsvervangend tehuis in Leeuwarden en uiteraard de uitbreiding voor de dagopvang.
De heer Heere (weth.): Dat er niet integraal gepland wordt vindt zijn verklaring in het feit - dat
wordt ook uit de stukken duidelijk - dat er met betrekking tot de lichamelijk gehandicapten onvoldoen
de gegevens voorhanden zijn. In verband daarmee wordt voorgesteld te komen tot het instellen van een
punt waar die gegevens verzameld en verwerkt kunnen worden, opdat op den duur, genoemd wordt een
termijn van drie jaar, alsnog tot die integrale planning gekomen kan worden.
Mevrouw De Jong vestigt bovendien de aandacht op de wenselijkheid ook de thuishulp in het com
mentaar te vermelden, alsmede aandacht te besteden aan de koppeling van de plaatsing in een gezins
vervangend tehuis. Zij zegt dat daaruit groot menselijk verdriet kan voortvloeien. Het college heeft er
in principe geen bezwaar tegen deze punten ook nog in het commentaar mee te nemen. Het commentaar
moet overigens nog, naar aanleiding van het advies van de Adviescommissie voor de Volksgezondheid,
op een aantal punten worden aangescherpt. Er was onvoldoende tijd tussen de vergadering van de com
missie en deze raadsvergadering om die punten alsnog in de raadsbrief te vermelden. Ik vind het ook fair
om het punt dat mevrouw De Jong nu aandraagt op te nemen, want ik zie niet dat dat strijdig is met de
uitgangspunten die wij hier hanteren.
Mevrouw De Jong vraagt ook nog te bekijken of er in het commentaar iets gezegd kan worden over
de sociale woningbouw. Er bestaat in principe geen bezwaar tegen om dit punt aan de orde te stellen,
tenzij wethouder Geerts dienaangaande bezwaar heeft, want wij hebben wat dat betreft geen overleg
kunnen voeren. Mevrouw De Jong moet mij op mijn woord geloven dat ik dit punt alsnog in het college
zal bespreken. Als blijkt dat er geen bezwaren zijn, dan kunnen wij ook dit punt in het commentaar aan
de orde stellen.
Mevrouw De Jong: Een woord van dank aan de wethouder en de overige leden van het college dat
zij bereid zijn deze punten in het commentaar op te nemen. Ik vind dat bijzonder belangrijk en wil het
college daarvoor hartelijk dankzeggen.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezegging van
de wethouder.
Punten 19 t.e.m. 22 (bijlagen nrs. 197, 191, 194 en 201).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
27
Punt23 (bijlage nr. 200).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Wijziging Algemeen Ambtenarenreglement.
De heer Siemonsma: Wij hebben moeite met één onderdeel in de raadsbrief en dat betreft het niet
overnemen door het college van een aanbeveling van de Commissie voor Georganiseerd Overleg. Het
gaat daarbij namelijk over het oordeel van de Medezeggenschapscommissie (MZC) of een organisatie
verandering wel of niet ingrijpend is. Het college stelt dat het graag het eindoordeel hieromtrent bij
zichzelf wil houden. Dat kan best prima zijn, als het college het oordeel van de MZC maar zo zwaar
wil nemen dat het, wanneer ook de MZC de organisatieverandering ingrijpend vindt, overleg pleegt met
de Commissie voor Georganiseerd Overleg. Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Het lijkt mij van
belang dat, wanneer de komende jaren nog reorganisaties plaatsvinden, de uiterste zorgvuldigheid wordt
betracht in de richting van het personeel en ook wat betreft de rechtspositionele effecten van zo'n reor
ganisatie. Dit soort zaken komt nu juist aan de orde in een Commissie voor Georganiseerd Overleg. Wij
hebben daarom een motie gemaakt om het besluit in deze richting te wijzigen.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 4 juni
1984,
overwegende dat het personeel maximale mogelijkheden geboden moeten wor
den zijn belangen bij reorganisaties te behartigen,
is van mening dat het oordeel van de MZC maatgevend dient te zijn of een
organisatieverandering ingrijpend is respectievelijk overleg met de Commis
sie voor Georganiseerd Overleg gepleegd dient te worden,
besluit het bovenstaande te verwerken in de betreffende artikelen van de
voorgestelde verordening."
De motie is mede-ondertekend door mevrouw Van der Werf.
De Voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen. Wenst
nog iemand het woord? Ik constateer dat dat niet het geval is.
Ik zal trachten de plaats van wethouder Kessler over te nemen door op de gemaakte opmerkingen in
te gaan. Het zal de heer Siemonsma zijn opgevallen dat de leidraad, die hij van enige kritische kantte
keningen heeft voorzien, vanavond geen deel uitmaakt van de besluitvorming. Het gaat nu om wijziging
van het Algemeen Ambtenarenreglement, op grond waarvan het college geroepen wordt een leidraad of
iets van dien aard tot stand te brengen. In de leidraad die het college zich voorgenomen heeft en die
onderdeel is geweest van de besprekingen met de Commissie voor Georganiseerd Overleg, is de vraag
aan de orde geweest of wij het model moeten volgen zoals het Centraal Orgaan dat heeft geformuleerd.
De raad weet ongetwijfeld hoe het met dat model gegaan is. Het eerste deel van dit model is sterk theo
retisch en werd ook door de Commissie voor Georganiseerd Overleg als niet geheel passend beschouwd
op alle organisatiewijzigingen, omdat die sterk van karakter uiteenlopen. Vandaar dat er voor het eer
ste deel van het model een eigen ontwerp is geformuleerd. Het tweede deel van het model van het Cen
traal Orgaan is overgenomen.
In dat eerste deel komt het toetsingspunt voor: wat is een ingrijpende organisatieverandering. Dat
is natuurlijk uitermate arbitrair. Het college is van mening dat het toch beter zou zijn om het daarvoor
verantwoordelijke college te belasten met de beoordeling van die vraag, zij het met twee kanttekenin
gen. In de eerste plaats moet er in alle omstandigheden melding gemaakt worden van een voorgenomen
wijziging aan de MZC en de Commissie voor Georganiseerd Overleg, zodat beide organen - in de Com
missie voor Georganiseerd Overleg is een aantal raadsleden vertegenwoordigd en bovendien zijn verte
genwoordigers van vakorganisaties aanwezig - alle gelegenheid hebben om tijdig aan de bel te trekken.
In de tweede plaats is een imperatief overleg voorgeschreven waar het gaat om als zodanig gekwalifi
ceerde ingrijpende organisatieveranderingen.
Wij hebben een sterke voorkeur voor de gekozen structuur, omdat wij ons realiseren dat het, als
deze verantwoordelijkheid bij een MZC wordt gelegd, erg moeilijk is tot een keuze te komen en men
dan al heel gauw de neiging zal hebben om te zeggen dat het om een ingrijpende organisatieverandering
gaat. Wij denken dat een iets afstandelijker benadering op zijn plaats zal kunnen zijn. Nochtans on
derkennen wij dat een erg eenzame beoordeling door het college in dat verband misschien wel wat erg
eenzijdig is. Vandaar ook dat als sluitstuk is opgenomen de meldingsverplichting in de richting van de
MZC en de Commissie voor Georganiseerd Overleg. Wij denken dat daarmee de cirkel voldoende geslo
ten is om allen, die menen dat daartoe aanleiding bestaat, de gelegenheid te geven aan de bel te trek
ken en het verantwoordelijke college ter verantwoording te roepen c.q. tot een andere gedragslijn te